De toepassing van Decolonizing The Mind (DTM) op politiek geweld in Suriname

8 juli 2016

Sandew Hira

Achtergronden

Op 25 februari 1980 vond er in Suriname een militaire coup plaats, amper vijf jaar na haar onafhankelijkheid in 1975. Tussen 1975 en 1980 ontwikkelde zich een sociale beweging tegen corruptie en de uitverkoop van Surinaamse grondstoffen aan buitenlandse bedrijven. De coup kon in eerste instantie dan ook rekenen op massale steun. De groep van zestien militairen die de coup had gepleegd, was geen homogene groep. Er lag ook geen ideologische basis ten grondslag aan de coup, anders dan een einde maken aan een corrupt bewind.

Al snel ontstond een oppositie tegen de coup en traden en splitsingen op binnen de militaire leiding. Tussen 25 februari 1980 en 8 december 1982 waren er vijf contra-coups, waarvan sommige met doden gepaard gingen. Op 8 december 1982 was de zesde coup in de maak. Zover kwam het niet. De militairen arresteerden 15 mensen en executeerden ze in Fort Zeelandia. Dat was een keerpunt en dieptepunt in de moderne geschiedenis van Suriname. Sindsdien volgende er nog twee couppogingen die mislukten. Maar de meest gewelddadige oppositie kwam vanuit het binnenland van Suriname, waar een guerillagroep onder leiding van Ronnie Brunswijk een oorlog startte die aan 450 mensen het leven heeft gekost: militairen, burgers en verzetsstrijders. Deze oorlog werd door Nederland gesteund met 33 miljoen gulden en door sommige families van de slachtoffers van 8 december.

In 1992 kwam er een einde aan deze oorlog met een vrede en een amnestieregeling die amnestie gaf aan Brunswijk voor de misdaden die tijdens de oorlog zijn gepleegd, waaronder een onthoofding en in stukjes kappen van gevangen genomen militair. Het ging om misdaden die gepleegd zijn tussen 1985 en 1992.

In 2007 begon een proces van de Krijgsraad tegen de verdachten van de Decembermoorden. Desi Bouterse is de hoofdverdachte. In 2012 werd de amnestiewet van 1992 door het parlement aangepast door het termijn waarop amnestie betrekking had te wijzigen en ook misdaden op te nemen in de periode 1980 en 1984. Aanvankelijk werd het proces stopgezet vanwege de amnestiewet.

Op 9 juni 2016 bepaalde de Krijgsraad dat de amnestiewet van 2012 het proces niet mocht stopzetten. De regering bepaalde op grond van artikel 148 uit de grondwet dat de Krijgsraad niet bevoegd was om de amnestiewet opzij te schuiven. Op 30 juni werd het proces stopgezet.

Hoe los je politiek geweld op?

Het afgelopen jaar is in Suriname een heftige discussie gevoerd over de vraag hoe om te gaan met de decembermoorden. Daarin zijn twee stromingen te onderscheiden.

De eerste stroming wordt geleid door columnist Theo Para, pseudoniem van Henry Does. Does was in de jaren tachtig voorzitter van de LOSON, een Surinaamse stalinistische organisatie die Enver Hoxha, de stalinistische leider van Albanië, vereerde. Na de val van het communisme in Oost-Europa schaarde Does zich volledig achter rechtse en koloniale krachten in Suriname en Nederland. Zijn argumentatie is als volgt:

  • De 8 december moorden worden losgekoppeld aan de coup die haar voorafging en aan de Binnenlandse Oorlog die daarop volgde en gepresenteerd als een geïsoleerde actie.
  • De verantwoordelijkheid van Nederland in het aanjagen van tegencoups en het organiseren en financieren van de Binnenlandse Oorlog worden volledig ontkend en doodgezwegen. De mensenrechtenschendingen die gepleegd zijn met steun van Nederland en sommige familie van de slachtoffers van 8 december worden eveneens doodgezwegen.
  • Het 8 decemberproces wordt gezien als een juridisch proces in plaats van een politiek proces.
  • De oplossing voor de Decembermoorden is de arrestatie van Bouterse ook al leidt dat tot gewelddadige conflicten in Suriname.

De tweede stroming wordt vertegenwoordigd in de bijdragen van Sandew Hira.

Zijn bijdrage is geworteld in DTM. De argumentatie is als volgt:

  • Het 8 Decemberproces is geen juridisch proces, maar deel van een politieke strijd die sinds 1980 woedt.
  • Het principe van de scheiding der machten werkt niet in het geval van politiek geweld. Dan wordt de rechtspraak onderdel van sociale strijd.
  • Het is moreel en ethisch onacceptabel dat er met twee maten gemeten wordt en wel amnestie wordt gegeven voor misdaden die gepleegd zijn tijdens de Binnenlandse Oorlog met steun van Nederland en sommige families van de 8 december slachtoffers, maar amnestie ontkend wordt voor de andere partij in het conflict.
  • De definitieve oplossing ligt niet in de rechtszaal maar in een proces van dialoog, verzoening en waarheidsvinding. De maatregelen in dat proces zijn onder meer het erkennen van het leed van alle 450 slachtoffers in plaats van deze erkenning te beperken tot 15 slachtoffers van 8 december, compensatie voor materiële en immateriële leed, excuses en spijtbetuigingen van de regering, productie van lesbrieven voor het onderwijs waarin beide visies zijn opgenomen, de organisatie van een dag van Nationale Rouw, de instelling van een commissie van onderzoek naar vermisten tijdens de Binnenlandse Oorlog e.d.

Klik hier voor de relevante documentatie.