Tekst persconferentie Sandew Hira 10 maart 2016

Goedemiddag dames en heren van de media,

Ik heet u van harte welkom. Ik zal u informeren over de stand van zaken m.b.t. het project De Getuigenis van President Bouterse.

We zullen de volgende onderwerpen behandelen in ongeveer 40 minuten.

  1. De stand van zaken m.b.t. het onderzoek.
  2. Het voorstel voor de intrekking van de twee amnestiewetten en de indiening van een nieuwe algemene amnestiewet.
  3. Ik wil u voorstellen aan het bestuur van het Comité Slachtoffers en Nabestaanden van Politiek Geweld.
  4. Voorzitter Humphry Jeroe zal u dan informeren over de voorgenomen activiteiten van het Comité.
  1. De stand van zaken m.b.t. het onderzoek

Op mijn persconferentie van 8 december 2015 had ik u geïnformeerd over het gesprek op Brokobaka met de president. De video’s waren toen nog niet vertoond. Iedereen heeft intussen het gesprek kunnen bekijken. Het is integraal uitgezonden.

Sommige mensen zijn vooral geïnteresseerd in 8 december. Mijn onderzoek richt zich op alle processen van politiek geweld, en niet alleen op 8 december.

Waar staan we nu in het onderzoek?

De research van boeken en videomateriaal is redelijk goed gedaan. Maar dat is mede gebaseerd op het feit dat we al langer de ontwikkelingen in Suriname volgen en de literatuur en audiovisueel materiaal hebben bijgehouden.

De gegevens uit de kranten zijn ingevoerd van 1978 tot en met 1984. Dat was heel arbeidsintensief.

De gegevens van het kabinet van de president en de vice-president. Dit is een gigantisch archief van ruim 900 strekkende meter. Daar zijn we nog niet eens aan toegekomen.

De gegevens van het archief van de politie. We hebben een team dat daar de komende weken aan gaat beginnen.

Een groot deel van het onderzoek heeft betrekking op de Binnenlandse Oorlog. Dit onderzoek loopt erg goed. Het bestaat uit vier delen. Tezamen geven ze een redelijk goed beeld van het ontstaan en de ontwikkeling van de oorlog.

Het eerste deel heeft betrekking op de analyse van de strategie en tactiek van oorlogsvoering en is gebaseerd op gesprekken met mensen in het leger die betrokken waren bij deze vraagstukken. Het is jammer dat Brunswijk niet wil meewerken aan het onderzoek, maar misschien komt dit nog wel.

Het tweede deel heeft betrekking op de ellende die de oorlog heeft gebracht in het leven van de binnenlandbewoners. We hebben tot nu toe 500 ingevulde vragenformulieren waarin mensen een korte beschrijving geven van wat ze hebben meegemaakt en welke materiële schade ze hebben geleden.

Deze formulieren kunnen gebruikt worden in de bepaling van mogelijke compensatie. We verwachten nog enkele honderden vragenformulieren te ontvangen in de komende weken. Maar het aantal te ondervragen mensen is veel groter, mogelijk enkele duizenden.

Het derde deel heeft betrekking op diepte-interviews met enkele nabestaanden die mensen hebben verloren en slachtoffers die op de vlucht zijn geslagen tijdens de oorlog. Deze diepte-interviews zijn op video vastgelegd en zullen gemonteerd worden tot een documentaire die op 8 december beschikbaar zal worden gesteld. De diepte interviews leggen op een indringende wijze de emoties van enkele slachtoffers en nabestaanden van de Binnenlandse Oorlog vast.

Eén de conclusies is dat er nog steeds families zijn die niet weten waar hun vader, broer of zoon begraven ligt. Het gaat om twee militairen en mogelijk enkele tientallen mensen uit het binnenland, zowel burgers als leden van het Jungle Commando.

Het vierde deel betrof locatiebezoeken op de plekken waar gevochten is en waar binnenlandbewoners schade hebben ondervonden. We hebben een groot aantal plekken bezocht, zodat we weten waar we over praten.

Een trieste conclusie is dat de ellende van de Binnenlandse oorlog gigantisch groot is, maar in vergelijking met de 8 december moorden de aandacht hiervoor in de media en bij de bevolking gigantisch klein is. Dat roept een gevoel van onrechtvaardigheid op tegenover de slachtoffers en nabestaanden van de Binnenlandse Oorlog. Dat moeten we in de komende jaren corrigeren.

Acht december heeft desondanks een prominente plek in ons onderzoek. Iedereen heeft de afleveringen gezien met mijn interview met de president. Ik ben blij met  zijn medewerking aan het interview. Sommige critici dachten en hoopten dat het interview niet zou doorgaan of dat de president controle zou eisen op wat uitgezonden zou worden. Niets daarvan bleek waar te zijn. Het interview heeft de beperkingen laten zien van een televisie-uitzending om de waarheid te achterhalen. De president was zich er zeer bewust van dat hij niet alleen met mij sprak maar met een groot publiek.

Zijn argumentatie was als volgt. Er was de zoveelste coup op komst. Op mijn persconferentie van 8 december heb ik een opsomming gegeven van alle couppogingen. Acht december zou de zoveelste in de rij zijn, met de kans dat er een definitief einde zou komen aan wat hij noemt “de revolutie”. Vanuit die analyse is een aantal mensen opgepakt die volgens de inlichtingendiensten bezig waren met de voorbereidingen van die coup. In de groep van zestien was een discussie ontstaan over wat te doen met de arrestanten: executeren, berechten of verbannen. Bouterse gaf aan dat hij voorstander was van dat laatste: verbannen. Toen hij uit Fort Zeelandia vertrok was de bedoeling dat iedereen er een nachtje over zou slapen alvorens een definitief besluit te nemen. Maar in zijn afwezigheid is het besluit genomen om te executeren. Hij stelt dat hij niet weet hoe de besluitvorming heeft plaatsgevonden en wat zich precies heeft afgespeeld in het fort.

In het interview heb ik indringende vragen gesteld over hoe het kan dat hij als bevelhebber niet weet wat zich in het fort heeft afgespeeld. Hij ontkende dat hij er kennis van droeg en ik eindigde met aan te geven dat ik dat niet geloof.

Hij gaf aan bereid te zijn om een nieuw gesprek met me hierover aan te gaan als ik voldoende gegevens had verzameld en beloofde toegang te geven tot het apparaat van het leger en de inlichtingendiensten. Die toegang heb ik ook gekregen. Ik heb met tal van mensen in het leger en de inlichtingendiensten gesproken.

En dit is nu het grote probleem. Als je gangbare methoden van onderzoek hanteert, dan kom je niet ver. In de Eurocentrische onderzoeksmethode is een vereiste: de verifieerbaarheid van informatie. Dus iemand anders moet kunnen controleren dat de informatie die ik heb verzameld juist is. Dat kan bijvoorbeeld door interviews op de band op te nemen zodat een ander die interviews kan beluisteren. Als je denkt dat dat de enige correcte onderzoeksmethode is, dan zul je merken dat je daarmee verhindert dat je de waarheid kunt achterhalen. Waarom? Omdat mensen in deze gevoelige materie niet graag interviews op de band willen laten opnemen. Dus klappen ze dicht.

In de eurocentrische wetenschap noemen ze dat non-response. De respondent wil niet antwoorden. Daar zit volgens hen het probleem.

In de methodologie van Decolonizing The Mind noemen we dat de denkfout van de onderzoeker. De onderzoeker weet niet dat je vertrouwensrelaties moeten opbouwen met mensen die je relevante informatie kunnen geven en breekt die relatie als hij met zijn tape-recorder bij de respondent komt. Het probleem zit niet bij de respondent, maar bij de onderzoeker. Die begrijpt niet dat de informatie wel beschikbaar is, maar een vertrouwensrelatie de basis is om toegang te krijgen tot die informatie.

Wat blijkt nu als je mensen benadert die kunnen weten wat er in het fort is gebeurd? Je  moet eerst beoordelen of die persoon in de positie was om de informatie te kunnen hebben hetzij als ooggetuige, hetzij van ooggetuigen. Vervolgens blijkt dat mensen je wel informatie willen geven, maar eisen dat je niet mag zeggen van wie de informatie afkomstig is en je de informatie zodanig presenteert dat het niet herleidbaar is tot die persoon. Van sommige mensen waarvan je denkt dat ze meer kunnen weten, voel je dat ze moeite hebben om te praten. De president verwees naar inspecteur Herman Doorson die een rapport zou hebben opgesteld gebaseerd op getuigenverklaringen van mensen die kennis dragen van wat er in het fort is gebeurd. Ik heb met de heer Doorson gesproken, een zeer aimable, vriendelijke en deskundige man. Maar hij heeft een verklaring afgelegd tegenover de rechter-commissaris in het acht december proces en blijft bij die verklaring, die summier is en weinig houvast biedt voor een beschrijving wat zich heeft afgespeeld.

Wat doe je dan in deze situatie? Je maakt een puzzel. Op basis van alle stukjes informatie en met behulp van theorieën maak je een analyse en iedere stukje informatie die je erbij krijgt moet die analyse of bevestigen of tegenspreken. In het laatste geval moet je je theorie bijstellen. In het eerste geval breid je de puzzel uit.

Ik ga in het eindrapport het plaatje schetsen van wat ik gevonden heb t.a.v. 8 december. Dat ga ik hier niet doen. Maar ik wil wel enkele voorbeelden geven van hoe deze methode in de praktijk werkt. Ik kan geen namen geven van de mensen die me informatie hebben gegeven. U kunt het niet controleren en moet mij maar geloven.

Voorbeeld 1: het onderzoeksrapport van inspecteur Doorson. Van diverse kanten in het militaire, opsporings- en inlichtingenapparaat weten we dat er drie kopieën van het rapport waren. Mensen die het rapport hebben gelezen vertellen me dat het ongeveer 20 cm hoog was en gedetailleerde verklaringen bevat. Ik zal nu niet precies vertellen wat in het rapport stond. Wat ik weet zal ik in het eindrapport vermelden.

Maar de grote lijn is dat wie dat rapport leest, weet wie de moorden heeft gepleegd, wanneer ze zijn gepleegd, en hoe ze zijn gepleegd. We hebben die drie kopieën proberen te achterhalen. Het meest waarschijnlijke scenario dat we kunnen reconstrueren is dat één kopie is vernietigd, één kopie in handen is gekomen van wijlen mevrouw Labadie en één kopie naar Nederland is gebracht en nu zit in het deel van het archief dat voor 60 jaar gesloten is.

De vraag die je kunt stellen is: als in dat rapport staat dat Bouterse de moorden heeft gepleegd, waarom heeft Nederland of mevrouw Labadie dat materiaal niet gepubliceerd? Dat zou toch direct de schuldvraag van Bouterse hebben beantwoord?

Als je verkeert in de wereld van leger, inlichtingendiensten en opsporingsapparaten lijkt het net alsof je in een surrealistische film zit. Je hoort de meest fantastische verhalen en moet je afvragen of ze waar kunnen zijn. De ellende wordt groter als je denkt dat het waar kan zijn op grond van bepaalde informatie, maar zo surrealistisch lijkt dat je gewoon niet wilt geloven.

Neem deze informatie: Voorbeeld 2. Iemand vertelt ons dat van de executie filmbeelden zijn gemaakt. Ik kon mijn oren niet geloven toen ik dat hoorde. Zo geschokt was ik. Is het mogelijk dat van de executies filmbeelden bestaan? De persoon legt uit de omstandigheden waaronder de beelden zijn gemaakt, wie de opdracht heeft gegeven, waarom en wie de cameraman was. Iemand heeft de beelden gezien. Maar ik kon geen beschrijving krijgen van wat er op de beelden te zien was. De beelden zouden net als het rapport van Doorson mogelijk in Nederland zijn terechtgekomen en in het gesloten archief zitten.

Deze informatie leek mij heel plausibel op grond van zaken die ik nu niet kan vertellen. Het roept de vraag op: waarom worden deze beelden niet gepubliceerd als onomstotelijk zou kunnen worden bewezen dat Bouterse aanwezig was bij de executies?

U kunt zich voorstellen hoe ik worstel met de vele puzzelstukken die ik in mijn handen krijg. Ik geef een laatste voorbeeld van zo’n puzzelstuk en de problemen daarmee.

Ik probeer de vraag te beantwoorden: heeft Horb zelfmoord gepleegd of is Horb vermoord? Zo ja, door wie is Horb vermoord.

Ik spreek met mensen die jarenlang forensisch onderzoek hebben gedaan naar zelfmoordgevallen. Ze hebben fotomateriaal gezien van de attributen (het koord waarmee hij zich zou hebben opgehangen), de lokatie (foto’s van de cel in Devil) en de verwondingen aan zijn nek. Op grond daarvan concluderen ze dat Horb zelfmoord heeft gepleegd omdat de verwondingen aan zijn nek specifieke kenmerken vertoont die je bij zelfmoord ziet.

Andere deskundigen kijken naar de cel en de plek van de ophanging en concluderen dat hij vermoord is.

Bij de eerste theorie kun je niet veel verder gaan dan de vraag: waarom heeft hij zelfmoord gepleegd en kom je in analyses over depressie in gevangenschap, het karakter van de persoon van Horb e.d.

Bij de tweede theorie komen allerlei zaken in beeld waar je eerst niet aan dacht. Hoe is hij vermoord? Kennelijk niet door ophanging, want dan zou de doodstrijd de ophanging hebben kapotgemaakt. De ophanging vond plaats aan een grote spijker in de wand. Mogelijk zou hij door een injectie om het leven kunnen zijn gebracht. Wie heeft dan de injectie toegediend? Een getuige die toevallig in de buurt was rond de tijd van de moord, heeft verklaard dat hij twee blank uitziende mannen uit Devil zag komen. Als dat zo is, wie zouden die mensen geweest kunnen zijn en waarom zouden ze hem willen vermoorden? Een suggestie die in de discussie is gedaan, is dat het Cubanen zouden zijn geweest. De vraag is dan wat de Cubanen hiermee zouden winnen. Een andere suggestie is dat het Amerikanen waren die wilden verhinderen dat Horb namen zou doorgeven van mensen die in een CIA-cel in Suriname actief waren.

Je ziet dat één klein stuk van de puzzel het onderzoek in allerlei richtingen kan duwen en dat het best een heel complexe aangelegenheid is om alle stukken op een goede manier in verband te kunnen brengen met elkaar.

Dat is de uitdaging die voor ons ligt. Ik zal de president houden aan zijn belofte dat ik opnieuw een gesprek met hem kan hebben als ik de puzzel af heb. Dat gesprek wil ik dan zonder camera hebben. Gewoon één-op-één. Ik hoop dat ik dan via zijn input kan vast stellen of de puzzel klopt met zijn kennis. De verantwoordelijkheid van de puzzel ligt bij mij. Het is onbevredigend voor mensen die denken dat je de waarheid kunt achterhalen met verhoormethoden van een rechter-commissaris of met video-opnamen. Maar wie de waarheid wil weten, moet zich realiseren dat sommige onderzoeksmethoden ontoereikend zijn om de waarheid te ontdekken en andere juist heel effectief.

Tenslotte wil ik aandacht schenken aan de laatste bron van informatie. Dankzij het vasthoudende optreden van onze advocaat Marjon Peeters heeft het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken toegestemd om stukken uit het archief van dit ministerie ter beschikking te stellen voor ons onderzoek. Sitla Bonoo en Marjon Peeters zijn deze week naar het Ministerie geweest om te bespreken hoe we het onderzoek gaan doen. Het ministerie heeft 1.200 dossiers geïdentificeerd rond de Binnenlandse oorlog. Vandaag zal Sitla Bonoo beginnen met het doornemen van de eerste 60 geselecteerde  dossiers die over de Binnenlandse Oorlog gaan. Er worden nog  dossiers geïdentificeerd  over de coup en  8 december. We hebben een geheimhoudingsverklaring moeten ondertekenen. Ook kunnen we geen materiaal digitaal krijgen of kopiëren.

Nou kun je op twee manieren hiernaar kijken. Je kunt boos worden zeggen dat het een manier is om het onderzoek te frustreren. Het gaat veel tijd en dus geld kosten en je moet overleggen met het ministerie of en hoe je de informatie kunt gebruiken. Dat kun je beschouwen als een inperking van de onderzoeksvrijheid.

Zo kijk ik er niet naar. Aan de andere kant in Suriname doet zich namelijk een soortgelijk probleem voor. We merken hier ook een terughoudendheid om ons informatie te verschaffen. Sommige mensen willen geen namen noemen als ze informatie geven. Sommigen willen informatie geven maar eisen dat het niet gebruikt mag worden op een manier dat het tot hen te herleiden is, enzovoorts.

Ik heb daardoor meer begrip gekregen voor het Nederlandse standpunt. Bovendien vind ik het zeer belangrijk dat we überhaupt toegang krijgen tot  de dossiers.

Ik wil dat in een groter verband zien. Het besluit om ons toegang tot de dossiers te geven beschouw ik als een eerste stap in een proces van realisatie in Nederland dat ook zij clean moeten komen met 8 december en de Binnenlandse Oorlog. Zoals we in Suriname pleiten voor waarheidsvinding en verzoening zo wil ik nu ook pleiten om in de relatie met Nederland de weg te openen naar waarheidsvinding en verzoening. Als op basis van onderzoeksfeiten blijkt dat Nederland een rol heeft gespeeld in de processen van geweld, dan zal Nederland dat openlijk moeten erkennen. Dat eisen we niet alleen van Nederland, maar van iedere partij die betrokken was bij de processen van geweld. Zij moeten dan bepalen of ze hiervoor aan de nabestaanden en slachtoffers excuses en compensatie willen aanbieden.

Ik hoop dat de weg van waarheidsvinding en verzoening zich in de komende maanden inderdaad gaat uitstrekken van Suriname naar Nederland.

  1. Het voorstel voor de intrekking van de twee amnestiewetten en de indiening van een nieuwe algemene amnestiewet

Ik wil nu ingaan op het voorstel om de twee amnestiewetten in te trekken en te vervangen door een nieuwe algemene wet voor erkenning van leed en het geven van amnestie. Zoals u weet is in de eerste amnestiewet van 1992 amnestie verleend aan het Jungle Commando en financiële compensatie gegeven aan de slachtoffers en nabestaanden van Moiwana. De amnestiewet van 2012 is een uitbreiding van de wet van 1992 en heeft amnestie verleend voor de verdachten en daders van de Decembermoorden. Het is een vorm van ongelijke behandeling en onrechtvaardig om de tweede wet ter discussie te stellen en de eerste niet.

Het grote probleem met beide wetten is dat ze vooral bezig zijn met de daders en minder met de erkenning van het leed van de slachtoffers en nabestaanden. Verder was de wet van 1992 eenzijdig gericht om het Jungle Commando vrij te pleiten en alleen Moiwana te compenseren en de rest van daders, slachtoffers en nabestaanden niet mee te nemen. Dat druist in tegen iedere vorm van gelijke behandeling, gerechtigheid en rechtvaardigheid.

Nu veel meer bekend is geworden over de gruwelijke moorden tijdens de Binnenlandse Oorlog zijn we op het punt gekomen dat de onvolkomenheden in beide wetten moeten worden weggewerkt. Ik heb met de minister van Justitie, mevrouw Jennifer Van Dijk-Silos, een gesprek gevoerd over de intrekking van de twee wetten en het opstellen van een nieuwe wet die de slachtoffers en nabestaanden centraal stelt naast het verlenen van amnestie aan verdachten en daders.

De minister heeft haar volledige medewerking toegezegd en een wetgevingsjurist als counterpart aangesteld om deze wet voor te bereiden. Daarin zal een compensatieregeling worden opgenomen om slachtoffers en nabestaanden te compenseren voor de materiële en immateriële schade die ondervonden is. Ook zal erkend worden dat er sprake is van trauma’s met de noodzaak van traumabegeleiding. Er moet een vorm van excuses komen van de regering voor het feit dat opeenvolgende regeringen niet in staat zijn geweest om de bevolking te behoeden voor de diverse processen van geweld. De erkenning van leed moet plaatsvinden door het institutionaliseren van een dag van nationale rouw. Er moet in het onderwijs een plek worden gemaakt om dit proces vast te leggen in onze nationale geschiedenis en het geheugen van het Surinaamse volk. Er moet een commissie worden ingesteld voor waarheidsvinding en verzoening die verder gaat dan waar wij op 8 december gaan stoppen. Er moet aandacht komen voor de gevallen van vermiste slachtoffers zodat hun familieleden een vorm van closure kunnen vinden. Tenslotte zal aan iedereen amnestie worden gegeven voor alle processen van geweld sinds de onafhankelijkheid.

Het wetsvoorstel zal door de minister worden ingediend bij het parlement. In de komende maanden zal het Comité Slachtoffers en Nabestaanden gaan functioneren als de counterpart voor het Ministerie.

 

  1. Het bestuur van het Comité Slachtoffers en Nabestaanden van politiek Geweld

Het Comité Slachtoffers en Nabestaanden van Politiek Geweld, kortweg het Comité, bestaat uitsluitend uit slachtoffers en nabestaanden van politiek geweld sinds de onafhankelijkheid van Suriname. Wie geen nabestaande of slachtoffer is kan niet in het Comité zitting nemen of praten namens het Comité.

We hebben gekozen voor de onafhankelijkheid omdat sinds 1975 het volk van Suriname formeel zelf verantwoordelijk werd voor haar toekomst.

Slachtoffers zijn mensen die onderworpen zijn geweest aan daden van geweld. Een militair of lid van het Jungle Commando is dader geweest, maar in zekere zin ook slachtoffer. Als ze gedood zijn, gewond zijn geraakt of getraumatiseerd dan zijn ze slachtoffer ook al hebben ze deelgenomen aan gevechtshandelingen.

Nabestaanden zijn familieleden van omgekomen personen in de eerste graad: vader, moeder, broer, zus, partner (al dan niet in een wettig verband), kinderen en kleinkinderen van een omgekomen persoon.

Onder politiek geweld verstaan we geweld dat is uitgeoefend als gevolg van politieke conflicten en tijdens de uitoefening van een functie voor de staat. Onder het laatste vallen de slachtoffers bij politie en leger in de “line of duty”.

Het Comité is een vereniging in oprichting.

Ik wil u nu voorstellen aan de voorzitter van het bestuur van het Comité, de heer Humphry Jeroe.

Ik geef nu graag het woord aan voorzitter Jeroe.

  1. Toespraak Humphrey Jeroe

Dames en heren van de media. Ik heet u namens het bestuur van het Comité Slachtoffers en Nabestaanden van Politiek Geweld van harte welkom.

Ik wil u iets vertellen over mezelf en daarna zal ik de overige bestuursleden aan u voorstellen met het verzoek om iets over zichzelf te vertellen.

De vice-voorzitter is Kapitein Gunter van het dorp Erowarte. De eerste penningmeester is de heer Weewee van Brownsweg. De tweede penningmeester is de heer Martopawiro werkzaam bij het Nationaal Leger. De secretaris is de heer Waldo Jameson die tijdens de Binnenlandse Oorlog gewond is geraakt. De heer Sylvester, die een zoon heeft verloren in de Binnenlandse Oorlog, is lid. De heer Hira is een nabestaande van een slachtoffer van de Decembermoorden en zal het Comité in Nederland vertegenwoordigen.

 

Ik wil u nu informeren over onze doelstellingen en de activiteiten die we willen gaan ontplooien.

Doelen

Het Comité heeft twee doelen:

Ten eerste, we willen een gezicht en een stem geven aan alle slachtoffers en nabestaanden van politiek geweld. We willen dat hun leed erkend wordt door hun verhalen te verzamelen en te publiceren. We willen het leed van alle betrokkenen met elkaar verbinden.

Ten tweede, we willen een aanspreekpunt zijn voor overheden en internationale organisaties voor beleid.

Activiteiten

We gaan in de toekomst de volgende activiteiten ontplooien.

  1. De instelling van een dag van nationale rouw, waarbij alle doden en slachtoffers van politiek geweld worden herdacht

De doelen van de dag van nationale rouw zijn:

Ten eerste, het is een uiting van erkenning van het leed van alle slachtoffers en nabestaanden ongeacht waar ze zich bevonden ten tijde van een gewelddadige conflict.

Ten tweede, het verbindt het leed van slachtoffers en nabestaanden met elkaar en zorgt daardoor voor meer geestelijke kracht bij het verwerken van trauma’s.

Ten derde, het is een manier van rouwverwerking van een natie. Als we samen kunnen feesten, dan moeten we ook samen kunnen rouwen.

Ten vierde, het is een manier om de rouwverwerking te wortelen in het collectieve geheugen van ons volk.

Tenslotte, het is aan manier om partijen die tegenover elkaar staan met elkaar te verzoenen. We kunnen niet altijd in conflict leven met elkaar. We moeten samen dit land opbouwen.

We hebben gekozen voor 30 juni omdat deze dag precies in het midden van het jaar valt en bovendien voorafgaat aan een dag waarop we de vrijheid vieren van de totslaafgemaakte Surinamers. Zoals ik eerder vertelde, heb ik in 1995 op 30 juni een dag georganiseerd om de bewoners in het binnenland die tegenover elkaar stonden weer met elkaar te verzoenen.

De dag van nationale rouw is geen vervanging voor andere dagen van rouw, zoals de jaarlijkse 8 december herdenking. We zullen de slachtoffers van 8 december ook herdenken op de dag van nationale rouw. Als we uitgenodigd worden door de organisaties van 8 december, zullen we met respect aanwezig zijn op die herdenking. We zullen niet onuitgenodigd verschijnen.

We gaan de dag van nationale rouw organiseren in de dorpen in het binnenland en in de stad bij het onafhankelijkheidsplein.

Het programma van de herdenking ziet er als volgt uit:

We houden op 30 juni precies om vijf uur ‘s middags één minuut stilte. We zullen de media vragen om te helpen om het hele volk op dat tijdstip te herinneren dat het tijd is voor één minuut stilte voor de herdenking van alle slachtoffers, inclusief de slachtoffers van 8 december.

Er zullen geen politieke toespraken worden gehouden. De namen zullen worden voorgelezen van alle slachtoffers, liefst door kinderen. Er zullen rouwliederen worden gezongen en bloemen en kransen worden gelegd.

Er is een nationale plechtigheid in Paramaribo en lokale plechtigheden in het binnenland en hopelijk in alle districten. We willen een Comité van aanbeveling opzetten waarvoor we religieuze leiders, politici, artiesten en andere bekende Surinamers zullen uitnodigen om zitting te nemen en de dag van nationale rouw aan te bevelen.

We willen klein beginnen. Gegeven de korte voorbereidingstijd hopen dat we op 30 juni in Paramaribo ongeveer 200 mensen kunnen mobiliseren op deze dag. De komende jaren moet het gaan groeien.

We hebben een werkgroep ingesteld die ik zal coördineren. Er is veel werk te doen: publiciteit, media, logistiek, organisatie etc. Iedereen die een bijdrage wil leveren, kan contact met mij opnemen. Mijn telefoonnummer is: 87.44.486.

  1. De instelling van een Commissie Onderzoek Vermisten

We gaan een oproep doen aan het Nationaal Leger, de politie, het Jungle Commando en de Tucajanas om een commissie in te stellen die onderzoek gaat doen naar vermisten tijdens de Binnenlandse Oorlog. Sandew Hira heeft eerder verklaard dat er 2 militairen en mogelijk tientallen mensen in het binnenland vermist zijn. Vanuit het Comité zullen we de families vertegenwoordigen en hun informatie verzamelen en met de Commissie Onderzoek Vermisten delen zodat we kunnen lokaliseren waar slachtoffers begraven liggen zodat de familie closure kan krijgen.

  1. Het project stemmen en gezichten

Sandew Hira heeft het onderzoek gestart naar het leed van slachtoffers en nabestaanden. Hij zal op 8 december zijn eindrapport indienen. Maar het onderzoek zal niet afgelopen zijn. We willen een gesprek aangaan met de Anton de Kom Universiteit om studenten te interesseren om in het kader van hun studie families te interviewen over de impact van geweld in hun dagelijks leven. Zo wordt het verhaal van slachtoffers en nabestaanden ook geïntegreerd in het onderwijs. Studenten kunnen ons helpen om een stem en een gezicht te geven aan ons leed.

We willen in gesprek treden met het ministerie van onderwijs om te bekijken of er lesbrieven kunnen worden gemaakt over dit hele proces zodat het een plek krijgt in ons geschiedenisonderwijs.

4. Traumaverwerking

Het Comité wil bevorderen dat slachtoffers en nabestaanden kunnen beschikken over goede begeleiding bij trauma verwerking. We zullen in gesprek treden met de overheid om de mogelijkheden te bekijken om dit op een systematische manier te doen via de bestaande instituten en deskundigen.

  1. Wetgeving

Sandew Hira is het gesprek gestart met de regering over de intrekking van de twee amnestiewetten en de indiening van een algemene amnestiewet. We zullen de stok overnemen en als counterpart fungeren voor het ministerie van justitie om dit gerealiseerd te krijgen.

  1. Ontwikkeling nationale draagvlak

We zullen in de komende maanden gesprekken voeren met religieuze, maatschappelijke, culturele en politieke organisaties om steun te vragen voor de werkzaamheden van het Comité. We zullen regelmatig rapporteren over de voortgang van deze gesprekken.

  1. Internationale draagvlak

We willen ook internationaal steun vragen voor ons werk, zowel bij buitenlandse regeringen die een betrokkenheid hadden bij processen van geweld, met name Nederland, Amerika en Frankrijk als bij internationale organisaties zoals de OAS en de Verenigde Naties.

Tot slot ik wel nog iets zeggen over de Organisatie van gerechtigheid en Vrede en de Stichting 8 December. We willen graag in gesprek treden met deze organisaties. Al kunnen we van mening verschillen over aard, oorzaken en beleid van hoe om te gaan met ons leed, we hebben één ding gemeen: we dragen dezelfde emoties als nabestaanden en slachtoffers van politiek geweld. Ik doe een handreiking om in gesprek te gaan met elkaar met respect voor elkaars opvattingen en in de hoop dat we elkaar ergens kunnen vinden om samen verder te gaan om dit land op te bouwen.

Ik dank u voor uw aandacht.

Dit is de video van de persconferentie.