De dekoloniale beweging

Sandew Hira 10 juli 2018

 

Inleiding

Wereldwijd is er een enorme opgang van de dekoloniale beweging. Dit artikel bespreekt enkele hoofdlijnen en plaatst de ontwikkelingen in Nederland in een internationaal kader.

Europese kolonisatie en de Verlichting

Om de dekoloniale beweging goed te begrijpen is het van belang om de relatie met Liberalisme en Marxisme te begrijpen. Deze zijn de twee belangrijkste ideologische stromingen uit de Europese Verlichting die een stempel hebben gedrukt op het denken over vooruitgang van de mensheid.

Europese kolonisatie begon met het einde van het Moslimrijk in Zuid Spanje met de val van Granada op 2 januari 1492. Columbus die de koning(in) van Spanje al langer lastig viel met zijn plannen voor een nieuwe zeeroute naar India, vond daarna pas gehoor voor zijn ideeën. Hij vertrok op 3 augustus en zette voet aan land op 12 oktober 1492. Daarmee opende hij de deur naar de kolonisatie van de wereld door Westerse mogendheden.

Anderhalve eeuw lang werd de kolonisatie gerechtvaardigd met de Christelijke theologie. Bernal Díaz del Castillo (1492–1584), één van de militairen die deelname aan de bezettingsoorlogen tegen de volkeren van de Americas gaf dat treffend weer: “We came here to serve God and the king, and also to get rich“.[1]

Rond het midden van de zeventiende eeuw begon in Europa een nieuwe ideologische stroming die zich afzette tegen de Christelijke theologie en de basis zou leggen voor de Europese wetenschap: De Verlichting. De belangrijkste stroming in de Verlichting was het liberalisme met de volgende basisprincipes:

  • Een economische theorie die gebaseerd is op het promoten van het privé-eigendom van productiemiddelen en een vrije markteconomie. Dat zorgt voor optimale welvaart.
  • Een sociale theorie die de relatie tussen individu en samenleving zodanig positioneert dat de individuele vrijheid boven sociale samenhang staat.
  • Een politieke theorie die gebaseerd is op de neutraliteit van de staat, de scheiding der machten (wetgevende, uitvoerende en de rechtssprekende macht) en de parlementaire democratie.
  • Een culturele theorie gebaseerd op rationalisme en de superioriteit van de Westerse cultuur boven niet-Westerse culturen.
  • Een visie op wereldgeschiedenis waarbij het Westers liberalisme wordt gezien als het eindpunt van de geschiedenis. De Duitse filosoof George Hegel (1770-1831) schreef: “World history [moves] from east to west, from southeast to northwest, from rising to setting. World history has arisen in the southeast, and it has subsided into itself to the northwest.“ Naar aanleiding van het einde van de Koude Oorlog stelde de Japans-Amerikaanse neoconservatief Francis Fukuyama: What we may be witnessing is not just the end of the Cold War, or the passing of a particular period of post-war history, but the end of history as such: that is, the end point of mankind’s ideological evolution and the universalization of Western liberal democracy as the final form of human government.”

 

Rond het midden van de negentiende eeuw ontstaat binnen de Europese Verlichting een nieuwe ideologische stroming als oppositie tegen het Liberalisme – het Marxisme – met de volgende basisbeginselen:

  • Een economische theorie die stelt dat privé-eigendom van produktiemiddelen in combinatie met een vrije markt en loonarbeid de basis vormen van het systeem van kapitalisme en per definitie uitbuiting is. Het systeem wordt gekenmerkt door periodieke economische crisissen.
  • Een sociale theorie die gebaseerd is op een klasseanalyse van sociale verhoudingen. Iedere klassensamenleving bestaat uit een klasse van onderdrukkers en onderdrukten. De strijd tussen die klassen bepaalt de ontwikkeling van de samenleving.
  • Een politieke theorie die de staat ziet als instrument van de heersende klasse en de scheiding der machten als onderdeel daarvan. De politieke theorie voorziet in een socialistische revolutie die voortvloeit als een wetmatigheid van de ontwikkeling van het kapitalisme.
  • Een culturele theorie die gebaseerd is op “het wetenschappelijk socialisme” en rationalisme. Godsdienst zal vroeg of laat vervangen worden door wetenschap. Feminisme met het concept van patriarchaat is een uitvloeisel van de Marxistische analyse van het gezin.
  • Een visie op de wereldgeschiedenis waarbij een socialistische wereldrevolutie het kapitalisme omver zal werpen, een planeconomie zal vestigen en een klasseloze wereldsamenleving zal inluiden.

De Europese Verlichting in de koloniën

Beide stromingen uit de Europese Verlichting hadden aanhangers in de koloniën. Het Liberalisme was de ideologie van het kolonialisme. Het vrijheidsdenken was echter gereserveerd voor de kolonisator, niet voor de gekoloniseerde. De collaborateurs van de kolonisator hingen de theorie aan van het Liberalisme. Aangezien het Marxisme de tegenpool was van het Liberalisme is het niet verwonderlijk dat in de koloniën de anti-koloniale beweging snel onder de invloed kwam van het Marxisme, vooral na de succesvolle socialistische revolutie in Rusland in 1917. De leider van de Russische Revolutie, V.I. Lenin, had de voorwaarden geformuleerd voor succes in de strijd tegen kapitalisme: een revolutionaire voorhoedepartij en een alliantie van arbeiders en boeren in samenlevingen waar de arbeidsklasse een minderheid vormde. Het model van de Russische revolutie werd overgenomen door veel bevrijdingsbewegingen in de gekoloniseerde wereld en leidde ook tot een succesvolle bevrijding in veel landen.

Tot 1989 was de wereld verdeeld in een socialistisch en een kapitalistisch blok. In 1989 viel het socialistisch blok uit elkaar. Landen met een planeconomie gingen over naar een kapitalistische markteconomie: Cambodja, Hongarije, Polen, Roemenië, Benin, Tsjecho-Slowakije, Zuid Jemen, Oost Duitsland, Mozambique, Bulgarije, Somalië, Ethiopië, Sovjet Unie, Mongolië, Congo-Brazzaville, Albanië, Joegoslavië, Afghanistan en Angola. China, Vietnam en Cuba gingen over tot een combinatie van plan- en markteconomie.

Het Marxisme verloor haar aantrekkingskracht als een bevrijdingstheorie. Veel activisten zochten een nieuwe theorie van bevrijding. Anders dan het Liberalisme en het Marxisme is er niet één duidelijk aanwijsbare bron voor dit alternatief, dat zo langzamerhand bekend staat als “dekoloniale theorie”. Er is een breed scala aan bronnen.

De dekoloniale beweging

In de academische wereld zijn er theorieën onder noemers als “postkolonialisme, oriëntalisme, subaltern studies”. Buiten de academische wereld is er een grotere verscheidenheid.

In Afrika en de Afrikaanse diaspora zijn er verschillende stromingen met een dekoloniale ideeën. De eerste stroming wordt gevormd door zwarte Marxisten die een combinatie van klasse-analyse met ras proberen te maken. Ze analyseren de koloniale ervaring met racisme – dat afwezig is in de klassieke Marxistische analyse – en combineren dat met de klasse-analyse. W.E.B. du Bois, C.L.R. James en Walter Rodney zijn hiervan de meest aansprekende voorbeelden. De Black Panther Party paste de Leninistische theorie van de voorhoedepartij op de zwarte gemeenschap vanuit een combinatie van ras en klasse. Zwarte feministen als Angela Davis (een Marxist en latere voorzitter van de Amerikaanse Communistische Partij) maakte een verbinding tussen klasse, ras en gender via het concept van interlocking – het in elkaar grijpen van verschillende vormen van onderdrukking van sociale groepen. Later zou Kimberle Crenshaw dit concept in een liberaal jasje gieten met de term “intersectionaliteit”: een individu dat verschillende vormen van onderdrukking ervaart op een kruispunt van ras, klasse en gender.

Een tweede stroming richt zich op de beeldvorming van Afrika en de zwarte mens als minderwaardig. Ze verrichten onderzoek naar de geschiedenis van zwarte beschavingen van Afrika en corrigeren het westerse beeld van de minderwaarheid van Afrika en de Afrikanen in relatie tot de superioriteit van de witte Westerse beschaving. Deze stroming was vertegenwoordigd in de sociale beweging van de Universal Negro Improvement Association (UNIA) onder leiding van Marcus Garvey in de jaren twintig van de 20ste eeuw en de culturele beweging van zwarte kunstenaars in de Harlem Renaissance. In Europa ontwikkelde zich in de jaren dertig een beweging van zwarte intellectuelen uit de Franse koloniën die voor studie in Europa waren en zich organiseerde in de Negritude beweging met leiders als Aimé Césaire, Leon Damas en Léopold Senghor. In de jaren vijftig en zestig deed Cheik Ante Diop van Senegal baanbrekend onderzoek naar de vergelijking van de Afrikaanse en Europese beschavingen en de betekenis van de Afrikaanse beschaving voor de mensheid.

Een derde stroming ging in op de kolonisatie van de geest. Garvey introduceerde het begrip “mental slavery” en Fanon werkte dat uit in Zwarte Huid, Blanke maskers. In Afrika schreef Ngugi wa Thiong’o over hoe taal werd gebruikt als een instrument in de kolonisatie van de geest. In Zuid-Afrika zou Steve Biko als exponent van de Black Consciousness Movement dit idee in de praktijk uitwerken.

Een vierde stroming richtte zich op de politieke onafhankelijkheid. Kwame Nkrumah analyseerde de relatie tussen economie en politiek en introduceerde het begrip neokolonialisme: “The essence of neocolonialism is that the State which is subject to it is, in theory, independent, and has all the outward trappings of international sovereignty. In reality its economic system and thus its political policy is directed from the outside.”

Een vijfde stroming is geworteld in de islamitische bevrijdingstheologie. Afrika is het continent met verhoudingsgewijs de meeste moslims in de wereld. Azië telt 32% moslims (Pakistan, India en Indonesië hebben de meeste), maar Afrika telt 53%. De landen met meer dan 60% moslims zitten niet alleen in Noord-Afrika (Egypte of Marokko) maar ook in landen als Somalia in Oost Afrika of Nigeria in West-Afrika. In Amerika is er een zwarte maar wel invloedrijke stroming van Black Muslims. De overstap van Malcolm X van de ideologie van de Nation of Islam naar de Sunni versie van de islam in de wereld heeft Moslim theologen geïnspireerd om hem als deel van de zwarte islamitische bevrijdingstheologie te beschouwen. In Afrika bestond al langer een stroming van zwarte en witte Christelijke bevrijdingstheologen maar de laatste decennia kwamen er Moslim denkers zoals Farid Esack van Zuid-Afrika bij die nadrukkelijker praten over Islamitische bevrijdingtheologie in een dekoloniaal kader.

Een zesde stroming is de laatste jaren in opmars met mensen als Sabelo Ndlovu van Zimbabwe die dekoloniale Latijns-Amerikaanse theorieën toepast in intellectuele discussies in Afrika. Die stroming heeft sociale bewegingen als de Rhodes Must Fall beweging beïnvloed.

In Latijn Amerika hadden al sinds de jaren zestig Marxistische economen veel studies gepubliceerd over de economische relaties tussen het centrum (het westen) en de periferie (de vroegere koloniën) met als centrale stelling dat als de band tussen centrum en periferie verzwakte (bijvoorbeeld door oorlog) de periferie zich beter kon ontwikkelen. De Peruviaanse socioloog Anibal Quijano en de Argentijnse filosoof Enrique Dussel wezen op de culturele dimensie van het kolonialisme. Kolonialisme is niet alleen een economisch systeem maar een ook een sociaal en cultureel systeem dat kennis produceert over superioriteit en inferioriteit. Die stroming heeft haar invloed uitgebreide naar sociale bewegingen in Latijns-Amerika (Peru, Bolivia, Equador, Venezuela) waar discussies plaatsvinden over dekolonisatie van de universiteit en de waarde van inheemse kennissystemen. Er zijn zelfs universiteiten opgezet gebaseerd op deze kennis. In Mexico zijn vroegere Marxisten-Leninisten getrokken naar de deelstaat Chiapas om de Maya’s te organiseren tegen het kapitalisme en veranderden in eigen filosofie onder invloed van de Maya’s die ze dan het Zapatismo hebben genoemd.

De Latijns-Amerikanen hebben invloed gehad op veel denkers op Amerikaanse universiteiten met een Latijns-Amerikaanse achtergrond. Er is een groeiende groep van Chicano’s op de Amerikaanse universiteiten en in sociale bewegingen die deze theorieën gebruiken.

In Maleisië organiseert het Multiversity Network sinds 2002 om de twee jaar internationale conferenties in denkers uit Afrika en Azië bij elkaar te brengen om ideeën te ontwikkelingen om het onderwijssysteem te dekoloniseren. Eén van de leidende figuren is C.K. Raju die veel werkt verricht op het gebied van de dekolonisatie van wiskunde.

In het Midden-Oosten is er sinds de tweede helft van de negentiende eeuw onder moslim denkers een pan-Islamitische stroming ontstaan die ideeën formuleerde tegen koloniale bezetting en het kolonialisme vanuit een Islamitisch perspectief. Jamal al-Din al-Afghani (1838-1897) is daar een belangrijke exponent. Zijn debat met de Franse racistische filosoof Ernest Renan in 1883-1884 over de vraag of Islam wetenschappelijke kennis kan produceren is daarin een belangrijke mijlpaal. Die anti-koloniale traditie heeft zich voortgezet naar Iran en Irak waar denkers als Muhammad Baqir as-Sadr (1935-1980) uit Iraq de discussie aangingen met denkers uit de Europese Verlichting zoals Adam Smith en Karl Marx over economie en filosofie en hun basisbeginselen vanuit een islamitische traditie bekritseerden. In Iran ontwikkelde Ali Shariati (1933-1977) anti-koloniale idee:en die teruggrijpen naar de werken van Frantz Fanon waarvan hij delen in het Perzisch vertaalde. Shariati wordt met Khomeiny de ideoloog van de Iraanse revolutie genoemd.

Meer recentelijk zijn er denkers als de Palestijn Hatem Bazian – een van de grondleggers van Zaytuna College een islamitisch instituut voor het hoger onderwijs in Amerika – die nadrukkelijker een dekoloniale theorie verbinden met Islamitische bevrijdingstheologie.

Ramon Grosfoguel van de University of California Berkeley organiseert al tien jaar in Spanje Barcelona Summer Schools over dekoloniale theorieën. Hij is ook de grondlegger van het Dekoloniaal International Network die in Europa activisten en academici met elkaar verbindt.

De situatie in Nederland

Hoewel in Nederland verschillende groepen “dekolonisatie” hoog in het vaandel voeren, is er geen verband tussen de internationale theoretische en praktische discussies over wat het begrip inhoudt. Vaak is de discussie  beperkt tot het gevoel dat er iets gedaan moet worden met de erfenis van het kolonialisme, maar dat gevoel wordt niet verbonden met een verdieping door kennis te nemen van theorieën buiten Nederland en de vertaling daarvan in sociale bewegingen.

Dat is niet verwonderlijk. Nederland heeft net als veel Europese landen een sterke traditie vanuit de socialistische en liberale bewegingen. Veel sociale bewegingen van mensen van kleur worden beïnvloed door deze bewegingen. Op politiek niveau is DENK de enige politieke partij die probeert een verband te leggen met dekoloniaal denken. Je zou verwachten dat Bij1 vanuit haar oorspronkelijke basis in de Afro-gemeenschap de dekoloniale theorie als basis zou trachten te vinden voor haar politiek, maar deze partij is in de praktijk meer gefocust op vraagstukken van LGTB.

Het is belangrijk om het theoretisch isolement van activisten van kleur te doorbreken door de internationale discussies over dekolonisatie naar Nederland te brengen en onderdeel te laten zijn van debat en discussie.

[1] Alle verwijzingen komen uit S. Hira: Decolonizing The Mind (DTM). Imagining a New World Civilization: an introduction to decolonial theory and practice. Amrit Publishers. The Hague, December 2018.