Text press conference Sandew Hira October 7 2015Tekst persconferentie Sandew Hira op 7 oktober 2015

On October 7nd Sandew Hira held his third press conference in Suriname on the testimony of president Bouterse. Unfortunately the press conference is in Dutch. Switch to the Dutch language to read the text and see the video.Tekst uitgesproken door Sandew Hira op zijn persconferentie van 7 oktober 2015

Goedemiddag Dames en Heren,

Ik zal u tijdens deze persconferentie informeren over wat de afgelopen periode gebeurd is m.b.t. de getuigenis en welke stappen ik de komende periode zal ondernomen.

Ik zal de volgende onderwerpen met u doornemen in 25 minuten.

  1. De resultaten van mijn reis naar Zuid-Afrika.
  2. Mijn voorstel om de Organisatie van Amerikaanse Staten te betrekken bij dit project.
  3. De voortgang van het onderzoek dat nu loopt.
  4. De positieve resultaten van een gesprek van onze advocate Mr. Marjon Peters met het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken om medewerking te verlenen aan het onderzoek.
  5. De voorbereidingen van het gesprek met president Bouterse.
  1. De resultaten van mijn reis naar Zuid-Afrika

Er zijn grote verschillen tussen Zuid-Afrika en Suriname. Zuid-Afrika heeft een bevolking van 53 miljoen en Suriname van 500.000. Het aantal doden van politiek geweld sinds 1980 in Suriname bedraagt ongeveer 450, dat is 1 promille. In Zuid-Afrikaanse verhoudingen zou dat 53.000 doden zijn geweest.

Ik kan veel verschillen opnoemen tussen Zuid-Afrika en Suriname. Waarom zouden de Zuid-Afrikaanse ervaringen dan relevant zijn voor Suriname?

Heel simpel. Daar hebben ze enorm veel denkwerk verricht over hoe je moet omgaan met de erfenis van politiek geweld, over gerechtigheid, waarheidsvinding en verzoening.

De resultaten van dat denkwerk zijn relevant voor Suriname.

Ik zal ingaan op enkele opvallende zaken.

Ten eerste, in Zuid Afrika leggen ze een verband tussen alle vormen van politiek geweld: schending van mensenrechten, politiek repressie, gevangenhouding, marteling, intimidatie en mishandeling.  In Suriname is de focus uitsluitend op 8 december 1982 komen te liggen.

Het is niet gemakkelijk om je focus te verbreden, want de vraag is: wat is je startdatum? In Mauritius is er ook een waarheidscommissie geweest die begon bij de start van het kolonialisme toen Europeanen de eerste daden van geweld hebben gepleegd. In Zuid-Afrika hebben ze veel discussies gevoerd of je dat ook niet moest doen, maar uiteindelijk zijn ze om politieke redenen gestart bij 1960, het bloedbad van Sharpville (demonstraties tegen de pasjeswetten) en geëindigd bij 1994, het jaar dat apartheid formeel werd afgeschaft.

Ten tweede, ze hebben diep nagedacht over het begrip gerechtigheid. Zo maken ze een onderscheid tussen victor’s en defeaters justice enerzijds – de gerechtigheid van de overwinnaar en verliezer in een politiek conflict – en gerechtigheid in een situatie van een impasse, waarbij niemand definitief heeft gewonnen en het gevaar van nieuwe gewelddadige confrontaties dreigt. Een voorbeeld van de gerechtigheid van de overwinnaar en verliezer zijn de Neurenbergse processen na de Tweede Wereldoorlog. De geallieerden hadden de Nazi’s verslagen en konden toen rechtszaken voeren en de daders executeren of opsluiten. Was dit een route voor Zuid Afrika? In Zuid-Afrika wilde niemand een burgeroorlog, en moest het begrip gerechtigheid anders worden ingevuld. Zo kwam men op waarheidsvinding als een instrument van gerechtigheid en een manier om een gewelddadige confrontatie te voorkomen. In Suriname is er ook een impasse en is de politieke strijd gevoerd met juridische middelen. Maar ook dat heeft geen oplossing gebracht en de samenleving niet verlost van politieke spanningen.

Bij amnestie kun je dan kiezen tussen twee vormen: algemene amnestie of individuele amnestie. Bij algemene amnestie – zoals in Suriname gebeurd is bij het vredesverdrag bij de binnenlandse oorlog – wordt waarheidsvinding vaak opgeofferd. Immers, niemand hoeft te getuigen. Bij individuele amnestie moeten individuen getuigen en ontstaat de mogelijkheid om amnestie te koppelen aan waarheidsvinding.

In Zuid Afrika benadrukken ze dat het doel van de getuigenis is om te voorkomen dat zaken in de vergetelheid raken. Erkenning van schending van mensenrechten is belangrijk voor slachtoffers en voor de samenleving als geheel.

Ten derde, ze gaan de gevoelige discussies over de rechtvaardiging van politiek geweld niet uit de weg. Sterker nog, in de commissie is er flink gediscussieerd over de vraag of je moorden die gepleegd zijn door het apartheidsregime in het kader van onderdrukking gelijk kunt stellen aan moorden die gepleegd zijn door de bevrijdingsbewegingen in het kader van de bevrijding van het volk? Met andere woorden, ze zetten nadrukkelijk het doel van politiek geweld ter discussie. Dit is tijdens het hele proces van waarheidsvinding steeds een gevoelig punt geweest. De motieven van de mensen die politiek geweld hebben gepleegd en het proces van actie-reactie is in Suriname geen onderdeel geweest van de maatschappelijke discussie. In Zuid-Afrika was het een hot item. In Suriname is het vraagstuk van actie-reactie systematisch van tafel geveegd en heeft één stem – de stem van de rechtszaak – de boventoon gevoerd.

Ten vierde, ze hebben vanaf het begin nagedacht over de beleidsimplicatie van waarheidsvinding. Zo bestond de waarheidscommissie uit drie subcommissies: een subcommissie die mensenrechtenschendingen onderzocht, een subcommissie die amnestie kon geven en een subcommissie die zich bezighield met het vraagstuk van reparations, compensatie.

Ze hadden een groot onderzoeksteam dat wetenschappelijk onderzoek deed naar mensenrechtenschendingen op basis van schriftelijke en orale bronnen. Er werden mensen geïnterviewd en hoorzittingen gehouden. Daarnaast zijn enorm veel schriftelijke bronnen geraadpleegd. De subcommissie voor mensenrechtenschendingen bracht deze schendingen in beeld.

De subcommissie voor amnestie nam aanvragen voor amnestie in behandeling. Iedereen kon een aanvraag indienen. Er zijn 7.000 aanvragen voor amnestie ingediend en 2.000 toegewezen. De commissie beoordeelde de aanvraag en besloot dan om amnestie te geven als ze het verhaal van de aanvrager geloofwaardig vonden of amnestie af te wijzen als dat niet het geval was.

Als de amnestie werd afgewezen, dan konden de slachtoffers alsnog via de rechter de betrokken persoon aanklagen, maar de getuigenis voor de amnestiecommissie mocht niet gebruikt worden bij een rechtszaak. Dat is heel zuur, want de slachtoffers waren afhankelijk van de officier van justitie die moest besluiten of hij of zij een nieuw onderzoekstraject wilde starten en alle bewijzen wilde verzamelen. De familie van Steve Biko heeft dat geprobeerd, maar dat was niet zo gemakkelijk. In de meeste gevallen zijn er geen rechtszaken gevoerd.

In Suriname hebben de amnestiewetten de hele kwestie van waarheidsvinding feitelijk terzijde geschoven. In de tweede amnestiewet is een poging gedaan om een waarheidscommissie op te zetten, maar het maatschappelijk draagvlak hiervoor was smal. Intussen bleef het probleem van waarheidsvinding levensgroot op tafel liggen.

Wat we nu doen is uniek in de wereld, zeggen ook de mensen die we in Zuid-Afrika gesproken hebben. De briefwisseling tussen de president en mij hebben we in het Engels vertaald en vooraf aan onze gesprekspartners voorgelegd. Ze waren verbaasd om te zien dat het mogelijk was dat een president bereid was drie dagen lang het hele verhaal te vertellen aan een nabestaande. Het laat zien dat ondanks alle politieke obstakels er toch nog mogelijkheden zijn om oplossingen te zoeken voor politieke spanningen als je bereid bent om out of the box te denken.

De derde subcommissie, die van compensatie, stelde lijsten op van mensen en instellingen die in aanmerking zouden kunnen komen voor compensatie – reparations – maar hadden geen besluitvormende bevoegdheid. Ze konden slechts adviezen uitbrengen aan de president. De president heeft een reparations fund ingesteld en 700 miljoen rand – ongeveer 120 miljoen euro – gestort. We kwamen tot de verrassende ontdekking dat Nederland het enige land in de wereld is dat heeft bijgedragen aan dit fonds. Nederland schonk 300 miljoen rand – ongeveer 50 miljoen euro – aan de commissie. Met andere woorden, Nederland steunde de waarheidscommissie moreel, politiek en materieel, terwijl ze in Suriname zich heeft afgezet tegen een waarheidscommissie en stelt dat alle misdaden voor de rechter moeten worden gebracht. Dat standpunt hebben ze niet in Zuid-Afrika gehuldigd. Het is meten met twee maten en doet het Nederlandse aanzien in de wereld geen goed.

Ten vijfde, in Zuid-Afrika was er veel kritiek op de waarheidscommissie. Later is dat bijgetrokken met name omdat er internationale steun is gekomen voor dit traject. Maar in het begin sprak de waarheidscommissie zelf van obsessieve kritiek, mensen die zo faliekant tegen waarheidsvinding waren dat het ware obsessie leek te zijn.

Maar ze hebben vrij snel international steun gezocht en gekregen. Ze zijn naar Latijns-Amerika gegaan om te leren van o.a. Chili en Argentinië en konden rekenen op steun van diverse regeringen. Dat heeft een positieve invloed gehad op de acceptatie door de bevolking. Dat betekent niet dat alle kritiek is verdwenen. Maar het heeft wel bijgedragen tot het vergroten van het draagvlak in Zuid-Afrika.

Ik kan uren doorgaan om alle resultaten van onze gesprekken uit te werken. We hebben veel geleerd over hoe ze hun onderzoek hebben opgezet, hun interviewmethoden en methoden om data te verzamelen. Het zijn allemaal zaken die we meenemen in ons onderzoek in Suriname.

Een voorbeeld van een ander idee dat we hebben opgedaan in Zuid Afrika is de kwestie van de uitbreiding van de getuigenis van president Bouterse. Zo hebben we met Zuid-Afrikanen gediscussieerd over de vraag: hoe weet je dat de president de waarheid spreekt? Uit de discussie kwam naar voren dat je zijn getuigenis zou moeten afzetten tegen andere getuigenissen van mensen die een rol hebben gespeeld in die periode. Dus niet alleen Bouterse, maar ook mensen die nu nog leven zoals president Venetiaan en de Nederlandse premiers of ministers van buitenlandse zaken zouden opgeroepen moeten worden om hun getuigenis af te leggen over deze periode. Dat lijkt me een prima suggestie. Door die verschillende getuigenissen wordt een bijdrage geleverd aan waarheidsvinding en kan een genuanceerder beeld ontstaan. Daarom doe ik bij deze een oproep aan ex-president Venetiaan en andere belangrijke spelers om hun bijdrage aan waarheidsvinding te leveren door ook hun versie van het verhaal te vertellen en een getuigenis af te leggen.

  1. Mijn voorstel met de Organisatie van Amerikaanse Staten te betrekken bij het project

De ervaring in Zuid-Afrika heeft me op het idee gebracht om een stoutmoedige stap te ondernemen. Ik wil graag in gesprek gaan met de secretaris-generaal van de Organisatie van Amerikaanse Staten, de OAS, om zijn steun te verwerven voor dit traject. De OAS is een belangrijke internationale organisatie. Ik wil naar Washington gaan om een persoonlijk gesprek te voeren met Luis Almagro Lemer, de secretaris-generaal. Ik wil hem informeren over wat we doen en bespreken op welke wijze de OAS dit traject kan ondersteunen. Het kan gaan om morele steun voor een aanpak die buiten de reguliere kanalen valt van formele waarheidscommissies. Het kan gaan om technische ondersteuning. Het kan gaan om het promoten van ons verhaal bij andere landen in de hoop dat de internationale steun voor het project toeneemt.

Gisteravond heb ik een gesprek gehad met Niermala Badrising, minister van Buitenlandse Zaken, en haar hulp ingeroepen om het contact te leggen met Almagro. Ze kent hem persoonlijk uit de periode dat ze de Surinaamse ambassadeur was bij de OAS. Ze heeft haar medewerking toegezegd. Ik hoop dat het inderdaad lukt om in de komende weken het gesprek met Almagro in Washington te voeren.

  1. De voortgang van het onderzoek dat nu loopt

Ik ben 15 augustus jongsleden uit Suriname vertrokken met een beetje een wanhopig gevoel. We hadden een team met vrijwilligers en een projectleider die enthousiast was. Al snel kregen we te maken met allerlei praktische problemen. De vrijwilligers hebben maar beperkte tijd. We hadden te weinig computers en ik had geen tijd meer om een training te doen van hoe te werken met de formuleren om data-analyses te maken voor de historische database. De projectleider kreeg te maken met een aantal persoonlijk zaken die hij moest oplossen.

We moesten full-time medewerkers hebben en een projectleiding die de tijd kon vrijmaken om de zaak te trekken. De medewerking van de Anton de Kom Universiteit is heel belangrijk geweest want zij hebben de studenten geleverd die nu onze vaste betaalde medewerkers zijn geworden. Het Nationaal Archief heeft alle moeite gedaan om het project te faciliteren. De data-invoer vindt daar plaats. Het eindresultaat zal in het Archief komen te liggen. Maar het allerbelangrijkste is dat het Nationaal Archief een deskundige historica, Tanya Sitaram, beschikbaar heeft gesteld om het project te trekken.

En dat heeft ze op een bewonderenswaardige manier gedaan. Ze heeft het team getraind in de data-analyse, de formulieren bijgesteld en de werkprocedures opgesteld. Ze kan de studenten inhoudelijk bijstaan om de kranten te analyseren.

Toen ik gisteren op het archief kennismaakte met de medewerkers en het resultaat van hun werk kon zien, ben ik heel enthousiast geworden en is mijn wanhoop uit augustus omgeslagen in diepe respect en bewondering voor het Nationaal Archief, de studenten van Adek en Tanya Sitaram in het bijzonder.

Met alle opstartperikelen hebben ze nu al 51 maanden aan kranten doorgespit van 1979 tot en met 1982 en de belangrijkste gegevens in de database ingevoerd.

Als dat is afgerond zal het materiaal van de archieven van het kabinet, het ministerie van justitie en politie en het Nationaal Leger worden geanalyseerd.

Ik heb de lijst van de soldaten die omgekomen zijn in de Binnenlandse Oorlog gekregen van het ministerie met hun foto’s. Zo geven we een gezicht aan alle slachtoffers van politiek geweld in Suriname.

Na de archieven komen de interviews aan de beurt. We gaan de studenten inzetten om interviews te doen met nabestaanden die dat willen, slachtoffers die nog leven, getuigen en plegers van geweld.

Het is een gigantisch traject dat veel tijd en geld kost. Het betekent dat we het niet redden om op 8 december een eindrapport te hebben. Dus hebben we besloten om de rapportage in twee deelrapporten te splitsen. Het eerste deelrapport bestaat uit de getuigenis van president Bouterse en een reflectie van mij op de getuigenis.

Dat wordt op 8 december gepresenteerd aan De Nationale Assemblee.

Het tweede deelrapport wordt ergens volgend jaar gepresenteerd als het onderzoek volledig is afgerond. Op dit moment kunnen we nog geen datum noemen omdat het een en ander afhankelijk is van geld, menskracht en de omvang van het werk.

Maar we gaan voor kwaliteit in plaats van voor haast.

Tot slot wil ik een opmerkelijk feit vermelden dat we in dit project zijn tegenkomen. Gisteren had ik een gesprek met een ex-militair die veel gewerkt heeft met soldaten die trauma’s hebben opgelopen in de Binnenlandse Oorlog. Ik proefde een verwijt naar mij als nabestaande van de Decembermoorden. Ons leed heeft alle aandacht in de wereld gehad, maar het leed van zijn jongens en hun familie is juist daardoor naar de achtergrond verdrongen. Het was een verwijt van monopolisering van leed. Ik dacht dat ik door mijn persconferentie juist die brug wilde slaan, maar merkte dat dat niet helemaal is overgekomen en het gevoel toch bestaat dat leed als gevolg van politiek geweld is gemonopoliseerd ten gunste van 8 December en ten nadele van de Binnenlandse Oorlog. Ik heb me dat heel erg aangetrokken en heb vervolgens gekeken naar een manier om dit aan te pakken.

Dezelfde middag hebben we met militairen die betrokken waren bij de Binnenlandse Oorlog besloten om volgende week vrijdag om 18.00 uur een dialoogbijeenkomst te organiseren waar ik als nabestaande van 8 december in gesprek ga met een 20-tal nabestaanden van militairen die omgekomen zijn en militairen die gewond zijn geraakt, zowel geestelijk of lichamelijk. We gaan in gesprek met elkaar, delen onze ervaringen en proberen om een handreiking te doen naar elkaar. We zullen de bijeenkomst op video vastleggen en publiceren.

Ik hoop dit soort bijeenkomsten ook ooit met leden van het Jungle Commando te kunnen doen.

  1. Het gesprek met het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken over het project

Mr. Marjon Peeters is een advokaat uit Amsterdam die geheel vrijwillig heeft aangeboden om ons juridisch bij te staan in onze poging om de archieven in Nederland te raadplegen. Zij heeft namens IISR een tweetal verzoeken ingediend. Het eerste is een WOBverzoek – WOB is Wet Openbaarheid van Bestuur – gericht aan het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken om inzage te verschaffen in alle documenten die betrekking hebben op contacten tussen Nederland en Suriname in de periode 1979 tot en met 1993.

Meer in het bijzonder wenst het ISSR inzage te verkrijgen in:

  • De codeberichten tussen de Nederlandse ambassade te Paramaribo en de Nederlandse overheid over voornoemde periode;
  • Het onderzoek van majoor Koenders uit 1981;
  • Het onderzoek door de commissie Pronk uit 1984;
  • Het aanvullend onderzoek door de commissie Pronk uit 1985;
  • Alle overige documenten en informatie die zien op de Nederlandse betrokkenheid bij de staatsgreep in 1980;
  • Alle documenten en informatie in de periode 1980 en 1983 met betrekking tot de contacten tussen Nederland en Suriname, meer in het bijzonder de gebeurtenissen die aanleiding hebben gegeven tot de ‘Decembermoorden’ in 1982 en de periode er na;
  • Conceptplan uit 1983 voor een eventuele evacuatie operatie van Nederlanders uit Suriname;
  • Alle documenten en informatie tussen de Nederlandse en de Amerikaanse overheid met betrekking tot de ontstane crisissituatie die uitmondde in de  Binnenlandse oorlog;
  • Alle documenten en informatie over contacten vanuit de Nederlandse autoriteiten met de Surinaamse regering dan wel de oppositie in de periode 1983 tot en met 1993;
  • Financiële verantwoording van alle geldstromen vanuit de Nederlandse autoriteiten naar Suriname in de periode 1979 en 1993.
  • Ook willen we graag de leden van de militaire missies van Nederland in Suriname interviewen.

Op donderdag 1 oktober is Marjon Peeters door het ministerie uitgenodigd voor een gesprek. De staf van het ministerie gaf aan dat ze willen meewerken aan het verzoek. Het ministerie zegt dat ze hecht aan transparantie en gaf aan zich wel te houden aan de wettelijke grenzen zoals de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

We moeten afwachten hoe dit standpunt de kwaliteit van de informatie zal beïnvloeden. In ons onderzoek staat de rol van personen centraal. Als je data krijgt aangeleverd waarbij alle namen zijn weggelaten, zal dat de kwaliteit van de informatie en dus de transparantie negatief beïnvloeden. Maar de afweging tussen transparantie en waarheidsvinding enerzijds en bescherming van de persoonlijke levenssfeer anderzijds moet door de data-leverancier gemaakt worden. We zullen daarna de relevantie van de aangeleverde data moeten beoordelen.

Het tweede verzoek is gedaan ingevolge de Archiefwet bij het Nationaal Archief van Nederland en vraagt specifiek om de bijlagen van de rapporten van Pronk uit 1984 en 1985 ten aanzien van de rol van de militaire missie in de periode dat de coup is gepleegd. Deze zijn zogenaamd voor 60 jaar in de ijskast gezet.

Ik wil mijn dank en waardering uitspreken aan het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken voor haar opstelling omdat het een eerste vorm van officiële medewerking van Nederland is aan dit project.

Ik wil hier ook mijn dank uitspreken aan de heer Tunahan Kuzu van de Denk partij die als enig Tweede Kamerlid ons initiatief heeft gesteund.

Tot slot wil ik Marjon Peeters heel hartelijk bedanken voor haar inzet en doortastendheid. Ze heeft snel de koe bij de horens gepakt en heeft haar deskundigheid maximaal ingezet om dit resultaat te bereiken.

  1. De voorbereidingen van het gesprek met Bouterse.

November komt met rasse schreden dichterbij. Aanstaande zondag ga ik naar Broko Baka, het buitenverblijf van de president, om de omgeving te bekijken waar de getuigenis zal worden afgenomen. De technische voorbereidingen voor televisie-opnames zullen komende weken plaatsvinden.

We moeten de hele organisatie opzetten van de transcriptie van de gesprekken zodat we op tijd klaar zullen zijn voor de presentatie op 8 december.

We hebben afgesproken dat we elkaar respecteren in onze terminologie en niet streven naar een gemeenschappelijke terminologie. De president spreekt van een revolutie en december gebeurtenissen. Ik spreek van een coup en December moorden. In de discussie die we zullen hebben hanteren we beschaafdheidsnormen die overal gelden: naar elkaar luisteren, proberen in te leven in elkaar standpunten en toch ook kritisch zijn naar elkaar. We zullen elkaar niet vooraf ontmoeten.

Ik hoop dat we met de getuigenis van de president ook de weg openmaken naar getuigenissen van anderen over hun rol in de processen van politiek geweld. Op deze manier krijgt het volk van Suriname iets waar we al bijna 35 jaar op wachten: gerechtigheid voor iedereen en waarheidsvinding vanuit alle kanten.

Ik dank u voor uw aandacht en zie uw vragen tegemoet.

Dit is de video van de persconferentie.