Houria Bouteldja is woordvoerder van de Parti des Indigènes de la République (PIR) in Frankrijk. Houria heft een dekoloniaal concept ontwikkeld over de relatie tussen racisme en vrouwenonderdrukking.
Hoe valt het uit te leggen aan jullie Witte mensen dat ik geen andere keuze heb? Ik sta op een kruispunt en de wind duwt me in de richting van mijn mensen. Ik moet solidair zijn met mannen. Hoe leg ik dit uit aan witte vrouwen? En dan met name aan feministen? De vrouwen die vochten voor de erkenning dat afscheiding en niet-inmenging noodzakelijk zijn om het feminisme te laten ontwikkelen als een politiek project? Ik ben een vrouw. Niet zomaar een vrouw. En ik ben geen solidariteit verschuldigd aan zomaar wat mannen. Ik ben een persoon uit de gekleurde gemeenschap en ik bied mijn solidariteit aan mannen met wie ik in dezelfde positie deel. Diegenen van mijn gemeenschap. En als ik het niet zou aanbieden, dan zou het me pakken en dan zou het zichzelf aan me opdringen of ik dat nou zou willen of niet.
Zal de Dominique Strauss-Kahn (DSK) affaire me helpen dit uit te leggen? Maar voor we daaraan beginnen, eerst een herinnering uit mijn tienerjaren. Een televisiefilm: Pierre and Djemila. Hij, knap, liefdevol, attent. Wit. Zij, mooi, verliefd, geterroriseerd door haar familie. Arabisch. Deze film was bedoeld voor mij, de dochter van een immigrant. Het sprak tot mij. Het vertelde me hoe schandalig mijn familie was en hoe zeer ik gerespecteerd werd door de Franse samenleving. Een film die me deed afkeren van mijn mensen en me liet vergeten dat mijn vader – man, natuurlijk – ook een Algerijnse arbeider (zoufri) was, een uitgebuite persoon die hard werkte zodat we konden overleven, en dat mijn moeder een vrouw was van een immigrant die hard gewerkt heeft om ons te kunnen opvoeden. De film leerde mij, hun dochter, dat zij mij slecht behandelden en dat er maar één uitweg was: ik moest me losmaken van hen. In het begin geloofde ik dit oude refrein. Een refrein dat je overal volgt, in al je poriën gaat zitten en zich wortelt in je huid. En toen begon ik te twijfelen en, uiteindelijk, keerde ik terug van die weg. Maar ik had dat pad wel kunnen bewandelen, zoals zoveel andere meisjes dat wel hebben gedaan. Eén ding is zeker. Ik heb in mijn tienerjaren veel gehad aan de ervaringen van mijn oudere zussen die (vaak) zijn opgebotst tegen de illusie van de charmante prins op het witte paard, een avontuur dat hen duur kwam te staan: een breuk met hun familie, een stigma over hun moeder die hen slecht zou hebben opgevoed en, het allerbelangrijkste, een slechte reputatie. Hoeveel jonge vrouwen hebben zelfmoord gepleegd, vastgeklemd in de strijd tussen de twee patriarchaten? De witte, zelfverzekerde veroveraar en de ander, gekleurd, gedomineerd en onder druk gezet. Een avontuur dat opgezet was om deze jonge vrouwen medeplichtig te maken, de grondtroepen te laten zijn van het racistische systeem, om de genadeslag toe te brengen aan het verachtelijke Noord Afrikaanse gezin. Dit alles vond plaats amper twee decennia na de Algerijnse onafhankelijkheid. De oude formule heeft niets opgeleverd. Dus wat is het verband met DSK? Er is een verband. Het is de verbinding tussen de Franse elite en hun houding tegenover het seksisme van hen in Frankrijk met rijkdom en macht, het seksisme van de middenklasse en het seksisme van de onderklasse. Dit hooghartige Frankrijk twijfelde er niet over om een naaktfoto van Simone de Beauvoir op de voorpagina van een groot tijdschrift te plaatsen ter ere van haar honderdste geboortedag. Kunnen we ons een poedelnaakte Sartre voorstellen die de voorpagina van een belangrijk tijdschrift siert? Dit is vast weer een specifieke Franse gevoeligheid. Artistiek. Esthetisch. Wie kan beter dan de Franse elite zien en voelen wat de “vrouw” achter de “feminist” maakt? Een zelfingenomen elite, één die belerend is, 10 centimeter boven de grond loopt en op koppige wijze onverschillig is tegenover een werkelijkheid die mishandeld en verworpen is in dienst van een zelfverheerlijking die geen grenzen kent. En dit is goed zichtbaar bij vrouwen. Zoals ik het zie, zijn er drie specifieke en afwijkende gedragingen:
- Volledige onverschilligheid ten opzichte van het witte patriarchaat dat de Franse samenleving structureert en het leven van miljoenen vrouwen bepaalt. Ondanks al het bewijs dat de situatie voor Franse vrouwen steeds verslechterd:
- 75,000 verkrachtingen per jaar (volgens een studie uit 2007-8 over slachtofferschap, levensstijl en veiligheid uitgevoerd door de ONDRP en de INSEE).
- Een kloof tussen lonen van vrouwen en mannen van tussen 13% en 30%.
- Het feit dat Frankrijk gezakt is naar de 18e plaats van Europese landen als het gaat om werkgelegenheid van vrouwen.
- En dan is er ook nog de kloof tussen ouderdom/pensioen en het vertoon en de uitbuiting van vrouwenlichamen door adverteerders.
- Seksisme en geweld door de gemiddelde witte man tegen de gemiddelde witte vrouw ontlokt, op z’n best, een timide demonstratie en, op z’n ergst, algemene onverschilligheid.
- Een unanieme en meedogenloze afkeuring van geweld tegen vrouwen uit immigrantenwijken (“banlieues,” of buitenwijk in de Franse context) met lage inkomens als de dader en het slachtoffer beiden zwart of Arabisch zijn.
Het is belangrijk om te benoemen dat het seksisme van mannen uit deze wijken meer is dan seksisme alleen; het is uit z’n context gerukt en een vorm van ahistorisch barbarisme. In dit geval ontdekt de patriarchische witte man dat hij een feminist is. Er zijn geen woorden te hard om de Arabische of zwarte jongen te kruisigen en geen compassie sterk genoeg om de “beurette” (jonge vrouw die zich identificeert als Arabisch of Noord-Afrikaans) te komen redden. Van Chirac tot Hollande, de Villepin tot Dray, van CNDF feministen (National Collective for the Rights of Women) tot Elisabeth Badinter, van Arlette Laguiller tot Nicole Guedj, van TF1 tot Canal Plus, de witte wereld heeft talloze keren bibberend haar afkeuring van de vieze man uit de gebieden in de randgebieden van de hoofdstad gedeeld. Ik kan het niet nalaten om het beeldende eerbetoon te noemen dat Chirac bracht aan de moeder van Fadéla Amara [lid van een conservatieve beweging] omdat zij, en ik citeer, “het leven heeft gegeven” aan deze schitterende ster voor de waardigheid van de vrouw.
Een vrijwel unanieme solidariteit met DSK waarbij de meest extravagante verzachtende omstandigheden werden aangevoerd. Een elite die één werd met hem, een verkrachting verbloemde, met opzet verkrachting verwarde met losbandigheid zonder enig medeleven voor het slachtoffer en het idee van toestemming bespotte. Seksueel geweld? Een bepaalde vorm van verleiding die typisch is voor Frankrijk en het slachtoffer niet heeft begrepen (omdat je Frans moet zijn om het te ontcijferen). “Zo is de Dreyfus affaire begonnen is!” schreeuwt van Jean-Pierre Chevènement. Het doek valt.
Nu, wat moet de dochter van een immigrant van dit spektakel denken?
Dat ligt aan hoe ik naar mezelf kijk. Als een vrouw, kan ik alleen maar gekwetst zijn door en diep bezorgd zijn over het gedrag van de meerderheid van de witte feministische “zusters”. Hoe kunnen zij die van dichtbij meemaken en uit ervaring weten dat de Franse elite zich niet druk maakt over vrouwenbelangen zich verenigen met hen in een heilig verbond tegen de jongen uit de buitenwijk? Waren ze behekst? Ik ben niet zo goedgelovig. De waarheid is dat toen ze vastzaten tussen concurrerende belangen, zij solidariteit met hun ras belangrijker achtten. Zoals Le Pen, prefereren ze hun eigen familie boven hun buren…
Als een gekleurd persoon, heb ik geleerd sinds Pierre en Djemila, dat er weinig mensen zijn die het beste met mij voorhebben. Ik ben iemand om uit te buiten, een instrument voor witte hoogmoedigheid. Dit gala voor hypocrieten heeft zo zijn voordelen. Het dwingt me om terug te keren naar de realiteit en mezelf opnieuw te positioneren. Het vereist mijn helderheid. Ik jaag de mythes weg en verdrijf de mist. Ik kijk naar mijn ouders, ik kijk naar mijn broer, ik kijk naar de meisjes uit mijn buurt, ik kijk naar de jongens uit mijn kring, ik kijk naar Jean-François Kahn, ik kijk naar Dominique Strauss-Kahn, ik kijk naar Anne Sinclair. En dan zie ik mijn moeder weer, ik zie mijn vader weer, ik zie mijn broer weer. Ze hebben alles gedaan om me van hen te verwijderen. En ik kom naar ze terug. Onverbiddelijk.
Ik weet dat mijn plaats nu hier is. Het is meer dan een instinct, het is een politieke aanpak. Maar voordat het een bewust feit werd, kwam deze terugkeer tot stand door een collectieve wens om te overleven en om te verzetten, waarvan mijn bewustzijn de uitkomst is.
Onze collectieve “ik” reageerde door het creëren van een eigen immuunsysteem. Wat gebeurt er met Djemila wanneer, als de romantiek voorbij is, ze gedumpt wordt door Pierre, omdat hij gaat kijken daar waar het gras groener is? En hoe zit het met haar financiële onafhankelijkheid?
Wat gebeurt er met de gekleurde vrouw, geïsoleerd en kwetsbaar in een vijandige samenleving die haar discrimineert en tegelijkertijd exotiseert en gebruik van haar maakt?
Zal ze toevlucht kunnen zoeken bij haar gemeenschap na haar “verraad”? Misschien wel, misschien niet. En waarom dat risico nemen? Dat is de vraag die gekleurde vrouwen van eenvoudige komaf – in andere woorden, de meerderheid van ons – onvermijdelijk onszelf moeten stellen.
Een vriendin van mij vertelde me, “ik ben nooit een feminist geweest. Ik heb het nooit overwogen. Voor mij is feminisme als chocolade.” Ze heeft gelijk. Om ons erop aan te spreken dat we geen feminist zijn is hetzelfde als een arm persoon kwalijk nemen dat hij geen kaviaar eet.
Want wat voor ruimte hebben we om te manoeuvreren tussen het dominante witte patriarchaat en “ons” patriarchaat, gekleurd en gedomineerd. Hoe moeten we ons gedragen wanneer de overlevingsstrategie van dat laatste bestaat uit het laten zien van zijn borstspieren en zijn mannelijkheid?
Dat is de rekensom die het collectieve “ik” van vrouwen heeft moeten oplossen. Een ik die heeft ondervonden hoe moeilijk het is om een compromis te vinden tussen integriteit, de bescherming van een groep, en de bevrijding van een individu. Een compromis tussen gekleurde mannen en vrouwen.
In dit gevecht zijn vrouwen niet passief geweest. Ze deden wat ze moesten doen met de middelen die voor hen beschikbaar waren.
De hoofddoek is één van de uitingen van dit compromis (maar is bij lange na niet de enige). Naast z’n spirituele waarde –collectief of specifiek voor elke vrouw – en z’n religieuze dimensie, dient de hoofddoek ook uitgelegd te worden als het product van de onderhandelingen tussen mannen en vrouwen waarin de postkoloniale context een grote rol speelt.
De hoofddoek geeft een duidelijk signaal af aan de witte maatschappij:
- Wij zijn geen lichamen die beschikbaar zijn voor de consumptie van witte mannen.
- We zijn geen lichamen die beschikbaar zijn voor exploitatie van de maatschappij van het spektakel.
Het geeft ook een duidelijk signaal af aan de gekleurde maatschappij: “Wij behoren tot deze gemeenschap en we laten onze loyaliteit eraan zien.”
Is het een paradox om te zoeken naar collectief zegen? Een mes in de rug van het feminisme? Nee. Het is de noodzakelijke voorwaarde voor concrete emancipatie omdat het dat is of een aanhoudende afsplitsing, het niemandsland van de beurette zonder lichaam.
Van nu af aan, zullen er zeker uitgebreidere studies zijn, latere huwelijken, geplande zwangerschappen, een her-toe-eigening van religieuze teksten om meer egalitaire interpretaties te kunnen maken, meer politieke en gemeenschappelijke betrokkenheid…
In tegenstelling tot hoe ze eruit zien, nemen vrouwen zonder hoofddoek (waarvan ik er een ben) vaak dezelfde strategieën over: compromissen sluiten, onderhandelen, afruilen. Een oppervlakkige lezing van dit sociale fenomeen zou de indruk kunnen wekken dat er een fundamenteel verschil is tussen de “bedekten” en de “onbedekten”.
De ene groep is verankerd in de moderniteit en de anderen hebben de moderniteit de rug toegekeerd. Dat is onjuist. We leven allemaal in dezelfde tijd en ruimte en hebben te maken met dezelfde contradicties (met meer of minder geweld). Eigenlijk zijn we allemaal aan het vechten. Om te ademen. Om onszelf met onszelf te verzoenen.
Met andere woorden, om het meeste te vergaren (onafhankelijkheid en vrijheid) en het minste te verliezen (door contact te onderhouden met onze families.)
Een tactische keuze die ontstaan is uit een bewustzijn van het fragiele evenwicht en de ervaring met lijden. In deze context is het idee van feminisme als chocola volkomen logisch: de gekleurde man is niet de hoofdzakelijke vijand.
De radicale kritiek op het gekleurde patriarchaat is een luxe. Als we ooit zelf het feminisme oppakken, dan zal het een ontwikkeling moeten doormaken die langs diepe en winderige paden van een paradoxaal feminisme zal gaan dat noodzakelijkerwijs een alliantie met onze gemeenschap bevat. Een dekoloniaal feminisme. Een tegenstroom van wit feminisme.
Nog een andere herinnering. Een sms van een vriendin toen ze trouwde met een man uit haar gemeenschap: “Eindelijk vrij!”