Overpeinzingen bij 100 jaar Vereniging Ons Suriname

Sandew Hira
16 januari 2019

Een mijlpaal

Het is niet niks. Een vereniging, neen, een Surinaamse vereniging bestaat 100 jaar. Welke organisatie kan dat van zichzelf zeggen? Op 18 januari 1919 nam Julius Jacob Gemmel, een Surinaamse onderwijzer die naar Nederland kwam om verder te studeren en in Amsterdam gemeenteambtenaar werd, het initiatief tot de oprichting van de vereniging. Het aantal Surinamers in die periode zal enkele honderden zijn geweest. Nu is het 350.000.

De eerste dertig jaar van de vereniging draait vooral om het bevorderen van sociale contacten tussen Surinamers in Nederland, met name in Amsterdam waar veel ex-zeelieden uit Suriname wonen. Dat was belangrijk toen en in de decennia daarna. Maar wat Ons Suriname zo bijzonder maakt voor onze gemeenschap is haar politieke functie die een historische waarde heeft.

Ik heb persoonlijke herinneringen aan Ons Suriname die me dierbaar zijn omdat het ze plaatst in een traditie van progressieve Surinaamse politiek door de jaren heen.

Nationalisme

Ons Suriname is de plek waar de grondleggers van de nationalistische beweging van Suriname bij elkaar kwamen. Daar werden de discussies gevoerd over de strategie en tactiek over dekolonisatie. De jaren vijftig waren de jaren van internationale dekolonisatie. In verschillende delen van de wereld werd strijd gevoerd voor politieke en economische onafhankelijkheid. Surinaamse studenten onder leiding van Eddy Bruma richtten in 1951 Wie Egie Sanie (onze eigen dingen). Uiteindelijk kwamen ze in het bestuur van de Vereniging.

De principes van het nationalisme werden in 1955 uiteengezet in de Koerier, het orgaan van de vereniging:

  1. Bevrijding van de Nederlands/westerse culturele overheersing
  2. Bevrijding van de Nederlandse etnocentrische beschrijving van de Surinaamse geschiedenis, met het oog op de herschrijving van de geschiedenis
  3. Bevrijding van de buitenlandse economische overheersing
  4. Staatkundige onafhankelijkheid.

In de jaren tachtig heb ik mogen samenwerking met Fred Derby en de vakcentrale C’47. Daar heb ik de persoonlijk kennis gemaakt met de erfenis van Baru, zoals Bruma liefkozend werd genoemd door zijn volgelingen. Het was een erfenis van een beweging die haar wortels had in Wie Egie Sanie, die later opging in Ons Suriname. De zelfbewuste Surinamer die niet steeds achterom keek om te zien of hij/zij de goedkeuring droeg van de witte Nederlander, de strijdbewuste Surinamer die de strijd voor sociale rechtvaardigheid voor de armste delen van de Surinaamse bevolking voorop stelde, de trotse Surinamer die de onafhankelijkheid koestert. Die erfenis heeft haar oorsprong in de beweging die gevormd is in Ons Suriname en uiteindelijk de politieke onafhankelijkheid heeft weten te bewerkstelligen.

De nationalisten in Ons Suriname hadden ook een internationalistische houding. In 1954 schreef Frits Moll in de Koerier: “De verbondenheid met het koningshuis betekent voor ons net zo iets als bijvoorbeeld verknochtheid aan het Gemeentebestuur van Amsterdam. Wij wensen ons niet te vereenzelvigen met de Nederlandse buitenlandse politiek waarop we geen enkel vat hebben. We voelen ons geen stamverwanten van het Zuid-Afrikaanse volk, dat een misdadige rassenpolitiek bedrijft. We willen geen NAVO-partners zijn van Portugal dat op misdadige wijze de negerbevolking van Angola onder de duim houdt, of van Frankrijk, dat al zeven jaar oorlog voert tegen Algerije… Wij begrijpen heel goed dat ons nationalistisch streven onmiddellijk zal worden vereenzelvigd met communisme, maar wij weigeren te kiezen tussen Oost en West en de verantwoordelijkheid voor dit standpunt ligt niet bij de Nederlandse regering maar bij Suriname zelf.”

Internationalisme is altijd een beginsel geweest van de progressieve krachten in Ons Suriname.

Socialisme

Dat kwam sterker tot uitdrukking in de nieuwe beweging die het nationalisme opvolgde en ook in Ons Suriname een huis vond: de socialistische beweging van de Volkspartij. Eddie Jharap, één van de grondleggers van de VP, over wie ik een boek schreef als grondlegger van Staatsolie, vertelde me over de Surinaamse Studenten Vereniging SSV die nauwe banden had met Ons Suriname: “We namen ook actief deel aan internationale seminars en conferenties met studenten uit Afrikaanse, Aziatische en Latijns-Amerikaanse landen. Cuba was een referentiepunt. Je voelde je onderdeel van een grote internationale beweging voor sociale rechtvaardigheid en socialisme.

We deden mee aan demonstraties tegen de oorlog in Vietnam. Ik weet nog dat we aan de Vietnamezen die wij op conferenties in het buitenland te­genkwamen, vroegen waarmee wij hun strijd concreet konden steunen. We waren zelf niet erg bemiddeld, maar wij wilden iets doen om onze solidariteit met het Vietnamese volk tot uitdrukking te brengen. ‘Kinine tegen malaria hebben wij nodig in Vietnam,’ zeiden ze. We zijn toen langs diverse apotheken gegaan om kinine in kleine hoeveelheden op te kopen. Dat materiaal werd dan langs een omweg verscheept. Toch viel dat op en de apothekers begonnen vragen te stellen. Wij verklaarden dat de kinine bestemd was voor mensen in het binnenland van Suriname. Ik denk dat we daardoor toch in het vizier zijn gekomen van de Binnenlandse Veilig­heids Dienst, de BVD. Een BVD’er had contact opgenomen met één van onze leden. Hij had met hem afgesproken in een Chinees restaurant, waar hij gegevens zou doorspelen over de leiding van de SSV. Tijdens die bijeen­komst zijn we binnengegaan om hem te fotograferen en eigenlijk om hem te intimideren.”

Ons Suriname was het huis van de Volkspartij en haar jongerenorganisatie het Democratisch Jongeren Front (DJF). Niet nationalisme, maar socialisme was nu het leidende verhaal. Jharap over de rol van Ons Suriname in de opbouw van de Volkspartij in Suriname: De Vereniging Ons Suriname werd een steunpilaar. Frits Moll was onze verbindingsman met Ons Suriname. De steun vanuit Nederland was heel belangrijk.”

Net als de nationalisten wilden ook de socialisten breken met de oude koloniale orde.

In Nederland ontwikkelde zich onder Surinaamse studenten en activisten verschillende socialistische stromingen. Ondanks hun meningsverschillen zijn de meesten nog steeds onderdeel van de anti-imperialistische beweging van Suriname. De LOSON is de enige organisatie die een andere weg is ingeslagen. Aanvankelijk was ze vooral geïnspireerd door het Stalinistisch leiderschap van dicator Enver Hoxha van Albanië. Na de val van het Oostblok schoof ze op naar rechts en zelfs in zo een mate dat haar leider Theo Para (pseudoniem van Henry Does) nu zonder enige schaamte de spreekbuis is van de meest reactionaire krachten in Suriname.

De coup van 25 februari 1980

De coup van 25 februari 1980 heeft voor een enorme discussie gezorgd in de progressieve gemeenschap. Was het een coup? Was het een revolutie? Bood het nieuwe mogelijkheden voor de progressieve beweging die er eerst niet waren? Hoe moest je ertegen aan kijken? Ons Suriname was de plek waar die discussies werd gevoerd, maar waar ook gemobiliseerd werd tegen de Nederlandse bemoeienis daarin. Ik herinner me nog levendig de paneldiscussie (waar ik onderdeel van mocht zijn) met de toenmalige minister Jan de Koning (“Suriname is geen pot met honing”).

De schok van de Decembermoorden en de nasleep daarvan werd gevoeld in Ons Suriname. Suriname bleef altijd mij altijd verbinden met Ons Suriname.

Decolonizing The Mind en slavernij

In 2009 was Ons Suriname met Delano Veira voorop de initiatiefnemer van een debat tussen mij en Gert Oostindie, dat uiteindelijk zou leiden tot een scheiding der geesten in de Surinaamse geschiedschrijving en het ontstaan van de beweging voor Decolonizing The Mind, die haar beslag heeft gekregen in de oprichting in Suriname van een Instituut voor de Dekolonisatie van Suriname. Meer dan ik besefte Delano hoe belangrijk een confrontatie tussen mij en Oostindie kon zijn als een katalysator voor nieuwe impulsen in het dekolonisatieproces. Hij heeft het evenement dan ook heel zorgvuldig voorbereid en uitgevoerd.

Belangrijke discussies over slavernij vonden plaats in Ons Suriname. De mislukte tv-serie De Slavernij was wetenschappelijk begeleid door o.a. Gert Oostindie. Mijn inhoudelijke kritiek op die serie leidde tot een knieval van de begeleiders (Gert Oostindie, Alex van Stipriaan en Aspha Bijnaar) die in een ingezonden stuk in De Volkskrant toegaven dat de serie niet deugde, maar legden de schuld daarvan bij de programmamaker Carl Boos. Naar aanleiding daarvan organiseerde Ons Suriname een debat tussen mij en Boos over de serie.

In Ons Suriname werd de website slavernijonline gelanceerd. Vanaf de nationalistische beweging tot en met de beweging voor Decolonizing The Mind is herschrijving van de geschiedenis van Suriname, waaronder de geschiedenis van slavernij, een belangrijk onderdeel geweest van de vereniging.

De Surinaamse gemeenschap en zeker haar progressieve beweging kan niet anders dan een diepe buiging maken voor deze organisatie die een historische rol heeft gespeeld in het ontwikkelen van een anti-imperialistische en dekoloniale bewustzijn onder ons volk. Namens heb zeg ik: Ons Suriname: dankjewel vanuit het diepste van ons hart. Jouw bijdrage is van onschatbare waarde geweest voor onze ontwikkeling.

En nog een persoonlijke noot: in Ons Suriname heb ik mijn eerste poging gedaan om de liefde van mijn leven aan mijn zijde te krijgen. Het lukte niet gelijk, maar ik leef nu 42 jaar met haar samen en weet het zeker: geluk bestaat en het is heel dichtbij.

Nationalisme, eenheid in verscheidenheid en solidariteit

Sandew Hira, 4 januari 2019

In Suriname is het vraagstuk van nationalisme en culturele diversiteit onderwerp van discussie geweest in de tweede helft van de vorige eeuw. Dit artikel plaatst die discussie in een breder theoretisch kader vanuit het perspectief van Decolonizing The Mind.

Definities

Een belangrijk onderwerp in de theorie van DTM (Decolonizing The Mind) is het vraagstuk van de natie-staat en identiteit. Laat mij beginnen met enkele definities.

Onder staat versta ik het politieke apparaat dat een gemeenschap bestuurt binnen vastgestelde geografische grenzen. De bestuursvorm kan verschillende vormen aannemen zoals een dictatuur of een parlementaire democratie. Een cruciaal onderdeel van dit apparaat is het monopolie op het gebruik van geweld middels leger en politie.

Onder natie of volk versta ik een gemeenschap die gevormd is op basis van een gemeenschappelijke geschiedenis, taal en cultuur. Een gemeenschap kan verspreid leven in verschillende staten. Een staat kan verschillende gemeenschappen besturen.

Onder identiteit versta ik in dit verband de relatie tussen een individu en een gemeenschap met betrekking tot de mate waarin een individu zich deel voelt van een gemeenschap. Die relatie kan tot uitdrukking komen in hoe het individu het gemeenschapsgevoel tot uitdrukking brengt via taal, geschiedenis en cultuur.

Onder klasse versta ik een groep mensen met dezelfde relatie tot arbeid en productiemiddelen. Ik gebruik dus de klassieke Marxistische definitie waarbij in het kapitalisme het proletariaat de klasse is van mensen die geen productiemiddelen in bezit hebben en hun arbeid moeten verkopen, de bourgeoisie de klasse van de eigenaren van productiemiddelen die meerwaarde (arbeid) onttrekken aan het proletariaat en de petit-bourgeouisie die productiemiddelen in bezit hebben, maar zelf ook arbeid verrichten met die productiemiddelen (kleinere boeren). In de westerse sociologie wordt het begrip klasse gebruikt om een groep mensen aan te duiden met dezelfde kenmerken (bijv. inkomen of levensstijl).

Een natie-staat is een staat waarvan de gemeenschap uit één natie bestaat: één staat, één volk met een gemeenschappelijke geschiedenis, één taal, gemeenschappelijke waarden en normen, één cultuur (bijv. religie).

De discussie in Suriname

Zoals in veel gekoloniseerde landen kwam ook in Suriname een anti-koloniale beweging opgang die streed voor politieke onafhankelijkheid. Die beweging begon als een culturele beweging voor herwaardering van de Afro-Surinaamse cultuur en met name het Sranan Tongo, zowel in Nederland als in Suriname. In Nederland was de Vereniging Ons Suriname een belangrijk trefpunt. De onderdrukking van de Afro-cultuur en het racisme van witte Nederlanders en lichtgekleurde Afro’s naar zwarte Afro-Surinamers waren de motor achter de culturele beweging die herwaardering van de eigen taal en cultuur voorop stelde. Het leverde prachtige kunst en literatuur op met schrijvers als Bruma, Dobru, Trefossa en Koenders. Bruma zag in dat de culturele strijd alleen succesvol zou zijn als het gecombineerd werd met een politieke strijd voor onafhankelijkheid en een sociale strijd (vakbondsrechten). De Partij Nationalistische Republiek en de vakcentrale C’47 (PNR) zijn de uitkomst van zijn visie. De PNR was instrumenteel in de totstandkoming van de onafhankelijkheid.

Hoe zou een nieuwe onafhankelijke staat eruit zien? Bruma en de PNR waren anti-koloniaal vanuit de ervaringen van de Afro-Surinaamse gemeenschap. De multiculturele samenleving van Suriname telt meer gemeenschappen. Hoe verhoudt de Afro-gemeenschap zich in een nieuwe onafhankelijke staat tot de andere gemeenschappen?

Surinaamse intellectuelen die in Nederland opgeleid zijn hebben geen theoretische traditie zoals de Engelse en Franse kolonisator die hebben ingevoerd in het onderwijs. Theoretische verhandelingen over de aard van de natie-staat vinden we niet in de nationalistische beweging. Wel is er een praktisch adagium: de nationalisten streven naar de veredeling van de natie. Veredeling betekent verbetering in de mate waarop de samenleving “zuiver” is geworden. Wat betekent die zuiverheid? Dat iedereen zich Surinamer voelt en dus een Surinaamse identiteit koestert.

Wat houdt die Surinaamse identiteit in? Heel eenvoudig: één taal (Sranan Tongo), één cultuur (nationalisme) en één geschiedenis van kolonisatie (met name slavernij geschiedenis). Anders gezegd: de introductie van  het concept van de natie-staat.

Vanuit de Hindostaanse kant kwam er verzet tegen dit nationalisme met Jnan Adhin als intellectuele boegbeeld. Tegen het concept van de natie-staat bracht Adhin het concept van eenheid in verscheidenheid in: “Laat elke groep op de haar karakteristieke wijze, in actieve coöperatie en harmonie met andere groepen, het hare bijdragen tot de culturele en sociale opbouw van Suriname. Laat er geen eenvormigheid en eentonigheid zijn, doch eenheid in verscheidenheid!”

Het klonk mooi: eenheid in verscheidenheid. In de praktijk betekende het: “Laat me met rust. Jij doet jouw ding. Ik doe mijn ding. En verder vallen we elkaar niet lastig.”

Net zo min als het nationalisme geen antwoord had op de problemen met het concept van de natie-staat in een multiculturele samenleving, zo had Adhin ook geen antwoord op het probleem van de gevolgen van het kolonialisme voor de multiculturele samenleving van Suriname. Adhin was niet anti-koloniaal. Integendeel. Hij was uitgesproken pro-koloniaal. Zie mijn analyse van zijn standpunten.

The theoretische concept van de natie-staat

De meeste staten die zijn gevormd in de geschiedenis van de mensheid waren multiculturele staten. Eén staat bestuurde een gebied met meerdere naties. Het concept van de natie-staat is geïntroduceerd in Spanje in 1492 na de val van Granada. Zuid-Spanje met Granada als hoofdstad werd geregeerd door Moslim heersers sinds het begin van de achtste eeuw. In de politieke theorie van de Islam moet een natie die door Moslims werd geregeerd vrijheden garanderen voor niet-Moslims. Die theorie werd uitgewerkt in Verdrag van Medina die in 622 door de profeet Mohammed is opgesteld. Daarin werden voor Christen, Joden en andere geloofsgroepen. Het Verdrag legde vast dat niet-Moslims vrijheid van godsdienst hadden en dezelfde politieke en culturele rechten als Moslims.

Toen het Christelijke vorstenhuis van koning Ferdinand en Isabella op 2 januari 1492 het laatste bolwerk van de Islamitische staat veroverde introduceerden zij het concept van de natie-staat: één staat, één geloof en één cultuur. Jodendom en Islam werden verklaard tot verboden godsdiensten. Andersdenkenden werden gedwongen om zich te bekeren tot het Christendom.

Dat concept van de natie-staat werd overgedragen in de kolonisatie van de Amerika’s. De gekoloniseerde volkeren moesten zich bekeren tot het Christendom en zich de Christelijke cultuur eigen maken. Spaans moest hun taal worden.

Kolonisatie had grote gevolgen voor Europa. Kolonisatie was in het begin vooral een aangelegenheden van particuliere ondernemers met steun van de staat die zij controleerden. Zo was Suriname ruim een eeuw lang bezit van een particulier bedrijf, de Geoctroyeerde Sociëteit van Suriname. De aandelen waren in handen van een ander particulier bedrijf (De West-Indische Compagnie), de familie Sommelsdijck en de stad Amsterdam. Dat bedrijf runde een staat in Suriname van 1683 tot 1795. India was van 1750 tot 1857 in handen van de East India Company, een bedrijf dat o.a. handelde in drugs (opium). Zij inde belastingen, onderhield een leger en runde de staat. India en Suriname waren gedurende ruim een eeuw geen koloniën van een staat, maar van een particulier bedrijf.

De concurrentie tussen deze ondernemingen en de door hen gecontroleerde staten leidde veelvuldig tot oorlogen in Europa die ook in de koloniën werden uitgevochten. In dat proces vormden zich in Europa staten met één dominante taal en cultuur. Een dominante taal en cultuur betekende dat er wel andere talen en gemeenschappen waren, maar er één leidend was in de vorming van de identiteit en geschiedenis van een staat.

De PNR nam in haar anti-kolonialisme een Eurocentrisch concept over van de natie-staat en was daardoor gedoemd om te mislukken in het ontwikkeling van een beleid over hoe om te gaan met de verhouding tussen natie en staat in een multiculturele samenleving. Adhin kon geen alternatief bieden omdat hij vastgeroest zat in datzelfde Eurocentrisme en het concept van eenheid in verscheidenheid niet wist te koppelen met anti-kolonialisme.

Een DTM concept van de natie-staat

Verschillende denkers uit de niet-Westerse wereld hebben concepten ontwikkeld over de verhouding natie en staat. In zijn boek “How to read Confucius and other Chinese classical thinkers” legt de Chinese president Xi Jinping uit hoe hij de oude Chinese filosofen raadpleegt om het vraagstuk van natie-staat aan te pakken: “The Chinese understood the idea of ‘harmony in diversity’ long ago. Zuo Qiuming, a Chinese historian who lived 2500 years ago, recorded a few sentences about ‘harmony’ by Yanzi, a senior official of the State of Qi: ‘Harmony may be illustrated by soup. You have the water and fire, vinegar, pickle, salt, and plums with which to cook fish.’ ‘There is an analogy between sounds and flavors. There are the breath, the two classes of dances, the three subjects, the materials from the fourth quarters, the five notes, the six pitch pipes, the seven sounds, the eight winds, the nine songs; (by these nine components] harmony is derived.’ ‘Who would eat the soup if we used only water to bring flavor? Who would listen if we played music with only one tune?'”

De essentie is dat als je verschillende naties (volkeren) onder bestuur van één staat brengt, dat niet automatisch zal leiden tot iets goeds. Eenheid in Verscheidenheid is iets anders dan Harmonie in Verscheidenheid. Eenheid betekent “Je vecht niet met elkaar” en Harmonie betekent “Je werkt samen om gezamenlijk iets beters tot stand te brengen”. China heeft 56 officieel erkende etnische groepen met hun eigen talen. Eenheid in Verscheidenheid is passief. Je hoeft niets te doen als je elkaar met rust laat. Harmonie in Verscheidenheid is actief. Je moet iets doen om harmonie tot stand te brengen, bijvoorbeeld solidariteit tussen de groepen promoten en actief samenwerking tot stand brengen. Xi Jinping heeft het concept van de Chinese droom als bindmiddel gepresenteerd: “The over 1.3 billion and more Chinese people are endeavoring to realize the Chinese dream of great national renewal. The dream of the Chinese people is closely connected with the dreams of other peoples of the world. We cannot realize the Chinese dream without a peaceful international environment, a stable international order and the understanding, support and help from the rest of the world. The realization of the Chinese dream will bring more opportunities to other countries and contribute to global peace and development.” Solidariteit is niet beperkt tot China, maar strekt zich uit tot de rest van de wereld.

In Bolivia onder leiding van de Inheemse president Evo Morales is het concept van verscheidenheid opgenomen in de grondwet en in de officiële naam van de republiek: De Plurinationale Staat Bolivia. De preambule van de grondwet meldt: “In ancient times mountains arose, rivers moved, and lakes were formed. Our Amazonia, our swamps, our highlands, and our plains and valleys were covered with greenery and flowers. We populated this sacred Mother Earth with different faces, and since that time we have understood the plurality that exists in all things and in our diversity as human beings and cultures. Thus, our peoples were formed, and we never knew racism until we were subjected to it during the terrible times of colonialism.”

De verscheidenheid heeft dus niet alleen betrekking op volkeren, maar ook op de relatie tussen mens en natuur.

Artikel 9.1 koppelt de versterking van pluri-nationale identiteiten aan het proces van dekolonisatie. Eén doel van de staat is “To construct a just and harmonious society, built on decolonization, without discrimination or exploitation, with full social justice, in order to strengthen the Pluri-National identities.”

Een pluri-nationale staat is gekoppeld aan meervoudige identiteiten. Je kunt deel zijn van de staat Bolivia en tegelijkertijd deel van een specifieke natie. De kunst is om de harmonie te bewerkstelligen tussen de verschillende identiteiten.

Een DTM concept van de natie-staat is niet Eenheid in verscheidenheid, maar Harmonie in verscheidenheid. En harmonie vereist een actief beleid om mensen met en tot elkaar te brengen, solidariteit te versterken om in saamhorigheid een vreedzame en welvarende samenleving te bouwen. Suriname kan veel leren van dit concept.