Reactie Van Rossum en Fatah-Black
Beste Sandew Hira,
Van de Nederlandse slavenhandel en de impact op de Nederlandse economie was nog geen reconstructie gemaakt. Nu is deze reconstructie er wel. Het verbaasde ons dat je historisch onderzoek dat bekijkt hoe de slavenhandel onderdeel was van de Nederlandse economie als geheel niet belangrijk vindt.
In de bespreking van ons artikel wordt gesteld dat wij een rookgordijn optrekken voor de geschiedenis van slavenhandel en slavernij. Wij voelen ons geroepen om te reageren. Dit doen wij omdat het slavernijverleden ons aan het hart gaat. Maar bovenal ook omdat de bespreking een selectief, zelfs foutief beeld geeft van het doel en de resultaten van ons artikel.
We hebben met ons artikel een aanzet willen geven voor onderzoek naar de verwevenheid van de economie van de Nederlandse Republiek met de slavenhandel. In de bespreking wordt gesteld dat we de ‘winst’ van handelaren zouden berekenen. Dat klopt niet. Wij stellen in het artikel nadrukkelijk dat het ‘artikel tegenwicht (wil) bieden aan de vele benaderingen die zich slechts richten op ‘winstberekeningen’, waarin de nadruk ligt op de slavenhandel als een handel die (…) gekenmerkt werd door beperkte winsten.’ Dit is belangrijk, omdat de focus op deze beperkte winst voor sommige historici reden is geweest om te stellen dat de slavenhandel van weinig economisch belang zou zijn geweest.
Wij stellen daar een ander perspectief tegenover. Wij stellen dat het belangrijk is om te kijken naar de bredere impact van de slavenhandel op de Nederlandse economie. Om tot een goed inzicht te komen berekenen wij daarom de ‘brutomarge’ van de handel als geheel. Dat is een ‘indicatie van het totaal aan opbrengsten en (economische) activiteiten dat direct gevolg was van de Nederlandse slavenhandel van Afrika naar Amerika.’ De bedragen die wij noemen, zo betogen we, zijn uitgegeven in de Republiek, aan scheepsbouw, verzekeringen, bevoorrading, lonen, commissiegelden, etc.
Dit is dus een andere benadering dan veel eerdere studies hadden. Eerdere studies waren geïnteresseerd in de winst- en verliesrekening van compagnieën. Ons doel was juist om een indicatie te geven van de economische band tussen de Republiek en de trans-Atlantische slavenhandel. Het is voor het eerst dat voor de gehele periode van Nederlandse trans-Atlantische slavenhandel een reconstructie is gemaakt. Wij denken dat dat belangrijk is voor het debat over het slavernijverleden – en roepen dan ook op tot verder onderzoek en debat over het slavernijverleden in Azië én de Atlantische Oceaan.
De bespreking suggereert dat we ons niet zouden realiseren dat de slavenhandel maar een kleine rader was in een groter systeem. Dat is natuurlijk onzin. We schrijven immers: ‘De slavenhandel had met het leveren van (gedwongen) arbeidskracht een cruciale functie binnen het Atlantische systeem. (…) Daarbij moet expliciet benadrukt worden dat hier alleen de slavenhandel is behandeld, niet het bredere, op slavernij gebaseerde Atlantische systeem. De impact van dit systeem moet nog vele malen groter zijn geweest.’ Er wordt nergens ontkent dat dit het geval is, en toch wordt ons dit aangewreven. Wat ons betreft staat onze conclusie als een huis: ‘De slavenhandel was in dit opzicht een kleinere handelsstroom, maar is wellicht symbolisch voor de wijze waarop handel, macht en geweld zijn verweven en hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van vroegmodern Europa.’
We storen ons aan de selectieve manier van citeren en de povere manier van samenvatten. De bespreking maakt van ons onderzoek een karikatuur. Je onderschat je lezers, maar dat is voor jouw rekening. Wat we wel bijzonder problematisch vinden is de aantijging dat we ons geen rekenschap zouden hebben gegeven van de ‘basisliteratuur’. De literatuur die genoemd wordt, gaat in op andere belangrijke debatten, zoals de onderontwikkeling van Afrika. Geen van de boeken die in de bespreking genoemd worden, zijn ons onbekend, ze waren simpelweg niet relevant voor ons onderzoek.
En zo komen we tot de slotsom van onze reactie op de bespreking van ons artikel. De bespreking staat vol selectieve citaten en valse beschuldigingen. Wij betreuren dat, en vinden dat al met al geen fraai gezicht.
Matthias van Rossum en Karwan Fatah-Black