Juristen en sociale strijd

Jeffry Pondaag van de stichting KUKB vroeg mij om een reactie die ik hem mondelijk gaf op de breuk tussen KUKB en Liesbeth Zegveld op schrift te stellen. Dat gebeurt bij deze.

Den Haag 16 augustus 2021

Beste Jeffry,

Naar aanleiding van de  breuk tussen KUKB en het advocatenkantoor van Liesbeth Zegveld geef ik je mijn schriftelijke reactie, waar je om gevraagd hebt.
De rechtszaken die Liesbeth gevoerd heeft, zijn ongetwijfeld van groot historisch belang, omdat het laat zien dat een specifiek middel in sociale strijd – rechtsprocessen – wel degelijk tot een specifieke overwinning kan leiden (een uitspraak van de rechter die voorvechters van sociale bewegingen in het gelijk stelt). Liesbeth heeft daarin een cruciale rol gespeeld en sociale bewegingen moet daar ook erkentelijk voor zijn.
Tegelijkertijd laat haar benadering ook de beperkingen zien van die strategie.
Juristen hebben vaak een tunnelvisie als het gaat om sociale strijd. Ze beschouwen een rechtszaak puur en uitsluitend als een juridische strijd, niet als onderdeel van een sociale strijd. Er zijn twee visies om naar een rechtszaak en sociale strijd te kijken:
1. de rechtszaak als een proces dat uitsluitend opereert binnen de bestaande juridische kaders (de begrippen die gehanteerd worden, de framing die wordt gebruikt, de argumenten die worden aangevoerd). Veel juristen in Nederland zijn daarin getraind en kunnen niet op een andere manier naar een rechtszaak kijken.
2. de rechtszaak als onderdeel van een strategie voor sociale strijd en die dan ondergeschikt is aan de doelen van die sociale strijd. Juristen hebben geen “eigen strategie”, maar volgen een strategie die vanuit sociale bewegingen worden geformuleerd. In het geval van KUKB is de strategie die je vaak zo pregnant heb geformuleerd heel helder: stel Nederland aansprakelijk voor de misdaden van de koloniale bezetting van Indonesië: toe-eigenen van land van andere volkeren, onderdrukking, uitbuiting, moord, apartheid etc. Dit zijn misdaden tegen de menselijkheid, zoals de UN World Conference against Racism, Racial Discrimination, Xenophobia and Related Intolerance in 2001 in Durban heeft vastgesteld. Een jurist die vanuit deze strategie werkt gebruikt specifieke cases (de moord op individuele slachtoffers tijdens de Nederlandse vuile oorlog in Indonesië) om specifieke eisen te stellen die mogelijk zijn binnen de bestaat juridische kaders, maar gebruikt het rechtspodium ook om verbindingen te leggen met het algemenere probleem van kolonialisme als een misdaad tegen de menselijkheid.

Dat verschil in benadering komt het duidelijkst tot uiting in de manier waarop wordt omgegaan met het begrip “extreem geweld”. In je brief aan Liesbeth leg je helder uit dat het begrip “extreem geweld” een techniek is on “normaal geweld” van de kolonisator te legitimeren. Een dekoloniale jurist zou het begrip “extreem geweld” nooit accepteren en het rechtspodium juist gebruiken om uit te leggen dat het een techniek is van het legitimeren van koloniaal geweld.
Ik respecteer Liesbeth en het goede werk dat ze gedaan, maar vroeg of laat zouden die verschillen in visies op de rol van een rechtszaak in sociale strijd leiden tot een breuk met haar. De vraag was niet of, maar wanneer die breuk zou komen gegeven haar benadering van rechtszaken.

In landen als Amerika is er een traditie van een nauwe verbinding tussen rechtszaken en sociale strijd, waardoor je daar dus een leger hebt van advocaten die getraind zijn in die tweede visie op de relatie tussen rechtszaken en sociale strijd. In Nederland zijn veel juristen getraind in die eerste visie: een rechtszaak puur als een juridisch proces. Het zal niet gemakkelijk zijn om een nieuwe advocaat te vinden, maar wie weet zijn er advocaten die pro deo deel willen zijn van de sociale strijd die KUKB nu leidt.

Met dekoloniale groet

Sandew Hira