Categorie archieven: 2017 10

Keuvelen over kolonialisme in Indonesië

door Sandew Hira

Er is geld….

Het is weer zover. De zoveelste poging om de anti-koloniale stemming in de Nederlandse koloniale geschiedschrijving tegen te gaan. Het (Koloniaal) Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV), het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) en NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust en Genocidestudies krijgen € 4,1 miljoen subsidie van de overheid om een geschiedschrijving neer te zetten die past in het koloniale zelfbeeld van Nederland, namelijk dat dekolonisatie niet een kwestie was van het beoordelen van een misdaad (kolonialisme), maar een kwestie van het beoordelen van geweld: was het extreem, excessief, van beide kanten etc. Het onderzoek gaat vier jaar duren.

Het onderzoek voldoet aan de norm GIGO: Garbage In, Garbage Out. Je zet er rotzooi in, dan ben je ervan verzekerd dat je er rotzooi uit krijgt. Om te zien welke rotzooi je erin en eruit krijgt, hoef je alleen te kijken naar de studie van Gert Oostindie van het KITLV, één van de trekkers van dit onderzoek. Zijn studie heb ik hier uitgebreid besproken. De conclusie uit mijn analyse van zijn boek “Soldaat in Indonesië” is als volgt: Oostindie toont ook met dit boek aan dat hij een historicus van de kolonisator. Hij spreekt vanuit de positie van de witte Nederlander die nog steeds moeite heeft om een wrede geschiedenis van koloniale onderdrukking onder ogen te zien. Dat doet hij ook nog eens vanuit een racistische opvatting over de Indonesische vrijheidsstrijd die het slachtoffer tot misdadiger maakt.”

er is een koloniaal idee….

De nieuwe studie is in de geest van het werk van Oostindie. De kern van de studie is een onderzoek naar grensoverschrijdend geweld. Naar aanleiding van de studie van Rémy Limbach over structureel excessief geweld in de dekolonisatie-oorlog is een onderzoeksprogramma opgezet dat gaat onderzoeken of de Nederlanders “tijdens de dekolonisatieoorlog structureel grensoverschrijdend geweld hebben gebruikt”. (Dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950 Onderzoeksprogramma KITLV-NIMH-NIOD, p. 1). Maar ze willen het geweld van de Indonesisiche vrijheidsstrijders ook voorzien van het label “grensoverschrijdend”, dus is een belangrijk deel van het onderzoek gewijd aan “de ‘Bersiap-tijd’ – van medio augustus 1945 tot begin 1946, dus voorafgaande aan de grootscheepse Nederlandse militaire inzet”.

En dan gaan deze witte Nederlanders helemaal los. Want wat is grensoverschrijdend geweld?

En dan gaan sommige witte Nederlanders helemaal los

Mag ik je een mes in de rug steken 10 cm diep of is 6 cm het maximum en daarboven is het grensoverschrijdend. Mag ik twee ballen van je afsnijden of is dat grensoverschrijdend en is de norm één. Nederlanders hebben Indonesische vrijheidsstrijders onthoofd. Hoe doe je dat op een niet grensoverschrijdende manier? Is het gebruik van een kettingzaag grensoverschrijdend? Moet je een kapmes gebruiken en dan in één slag het hoofd afhakken om niet grensoverschrijdend te zijn? Er zijn 150.000 Indonesiërs omgekomen tijdens de vrijheidsstrijd van Indonesië. Is de norm 100.000 om niet grensoverschrijdend? “Grensoverschrijdend geweld” is een item voor standup-comedy. Maar hier is het doodserieus.

Waarom is er een nadruk op de Bersiap-tijd in het onderzoek en hoe is de koppeling met grensoverschrijdend geweld? Om die vraag te beantwoorden moet we begrijpen wat het Nederlandse kolonialisme in Indonesië gedaan heeft. Daarvoor is het verhaal dat gidsen op Bali vertellen instructief.

De ware aard van de koloniale bezetting van Indonesië

Bali bestond voor de Nederlandse invasie uit een aantal Hindoeïstische koninkrijken. De Nederlanders kwamen met grof geschut: kannonen en machinegeweren. De vorsten wisten dat ze daar niet tegen opgewassen waren en besloten liever te sterven dan als slaaf te leven. Ze hadden een ritueel bedacht om dat kenbaar te maken: perang poepoetan. Dat ritueel hield in dat het hele vorstenhuis tot de laatste man en vrouw zou vechten. Letterlijk tot de laatste man of vrouw betekende dat iedereen –mannen, vrouwen, kinderen, zuigelingen – strijdend gaan sterven. Ze kleden zich volledig in witte gewaden en traden de vijand tegemoet. Vrouwen met hun kleine kinderen in de armen trokken met krissen (Indonesische dolken) en lansen naar de militairen in de wetenschap dat zij en hun kinderen door kogels zouden worden doorboord. Kinderen en mannen storten zich in hun witte kleding op de kanonnen en mitrailleurs en werden bij bosjes doodgeschoten. De koning liet zich in zijn crematiegewaad op een draagstoel naar buiten dragen. Op een teken van de koning stootte een priester een dolk in zijn hart. Hij wilde liever zelfmoord plegen dan gedood worden door de Nederlandse kolonisator. Een Perang Poepoetan kost al gauw duizenden levens. Is dit grensoverschrijdend geweld? Wie gaf de Nederlanders het recht om 8.000 km verder land van mensen van kleur te gaan bezetten en hen meedogenloos af te maken? Die vraag wordt in het onderzoek zorgvuldig vermeden.

De verovering van Bali is een model voor de verovering van de rest van Indonesië: grof geweld, veel, ongelooflijk veel moorden en wreedheden. Daarmee hebben de Nederlanders hun heerschappij gevestigd. Dat is gegrift in het geheugen van het Indonesische volk.

Toen eenmaal de heerschappij van de Nederlanders was gevestigd, hebben ze op een gewetenloze manier het Indonesische volk uitgebuit, vernederd en onderdrukt. Een schrijnend voorbeeld was het zogenaamde cultuurstelsel in de 19de eeuw waarbij de boeren gedwongen werden om minimaal 20% van hun grond te gebruiken om producten voor de Europese markt te produceren onder condities die het gouvernement stelde. Een belangrijke onderneming daarbij was de Nederlandse Handels Maatschappij (NHM), opgericht door het Koninklijk Huis. De NHM heeft zich later ontwikkeld tot wat nu de ABN-AMRO is. Het cultuurstelsel heeft geleid tot enorme armoede en hongersnood voor de Indonesiërs.

Het systeem van koloniale onderdrukking, uitbuiting en vernedering heeft honderden jaren geduurd, en begon in de zeventiende eeuw door de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC). De vernedering werd uitgedrukt in borden die bij openbare gelegenheden van Hollanders waren bevestigd: “Verboden voor inlanders en honden”. Hitler had ook zulke borden bij openbare gelegenheden voor Joden. “Verboden voor Joden.” De Nederlanders waren erger dan Hitler. Hitler had de honden nog toegelaten.

Het koloniale systeem werd niet alleen door grof geweld in stand gehouden: politie, leger, veiligheidsdiensten. De kolonisator gebruikten sociale groepen in een verdeel-en-heers strategie. Bovenaan de sociale ladder waren de witte Hollanders. Dan kwamen de Indo’s, afstammelingen van vooral Hollandse mannen die Indonesische vrouwen wisten te verleiden met geld en macht, en soms gewoon verkrachtten. Zij vervulden bestuursfuncties. Vervolgens waren Chinese kapitalisten die de handel controleerden en gehaat werden vanwege hun uitbuitingspraktijken. Dan had je Indonesische collaborateurs bij bestuur, leger, politie en inlichtingendiensten die door hun collaboratie voor veel ellende hebben gezorgd bij de grote verpauperde massa’s. Het Koninklijke Nederlands-Indisch Leger (KNIL) telde veel Indonesiërs die ingezet werden om  hun eigen volk te onderdrukken.

Dit is de context om de zogenaamde Bersiap te begrijpen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog had Japan Indonesië bezet en de Nederlandse kolonialisten gevangen gezet in kampen. Na de capitulatie van Japan op 15 augustus 1945 riepen Indonesische nationalisten onder leiding van Soekarno twee dagen later, op 17 augustus 1945, de onafhankelijkheid van Indonesië uit. Ze zetten een leger op omdat ze wisten dat de Hollandse kolonisator niet zonder slag of stoot haar kolonie zou opgeven. In juli 1947 stuurde Nederland haar koloniaal leger om de vrijheidstrijd van de Indonesiërs de kop in te drukken. Die vuile oorlog duurde tot begin 1949 en kostte 150.000 Indonesiërs het leven.

De haat tegen de koloniale onderdrukkers en hun collaborateurs voor eeuwen van vernedering, uitbuiting en onderdrukking kwam tot een explosie tussen oktober 1945 tot begin 1946 en kostte duizenden Chinezen en Indonesiërs het leven. Het Indonesische vrijheidsleger had haar organisatie nog niet gevestigd op een wijze waarop ze alle geweld kon controleren. Sommige groepen traden onafhankelijk van elkaar op. Soms was de haat bij de vrijheidstrijders tegen de kolonisator zo groot dat geweld gezien werd als de manier om een einde te maken aan een bezetting die met geweld in stand werd gehouden. Er was nooit een vreedzame bezetting. In 1946 was de zaak gestabiliseerd en had het leger controle over het geweld. Anderhalf jaar later zouden ze het hoofd moeten bieden tegen een meedogenloze militaire invasie van Nederland.

Dit is de context van de Bersiap. Wat willen de koloniale onderzoekers van KITLV, NIMH en NIOD doen?

Ze willen de Bersiap loskoppelen van de koloniale geschiedenis. Het geweld van de kolonisator gedurende enkele eeuwen zal geen onderdeel zijn van hun onderzoek. De horrorverhalen van de Bersiap moeten laten zien dat de vrijheidsstrijd van het Indonesische volk moreel niet te rechtvaardigen was, omdat er mensen op gruwelijke wijze zijn vermoord door vrijheidsstrijders. Het geweld van de kolonisator en die van de vrijheidsstrijders worden gelijk gesteld aan elkaar. Geweld is geweld.

Maar er is een groot verschil tussen geweld van vrijheidstrijders en geweld van onderdrukkers. Als je geweld loskoppelt van het doel, dan leidt dat onherroepelijk tot een negatief oordeel van de vrijheidstrijd. Niemand doet dat als het gaat om de Tweede Wereldoorlog gaat en de strijd tegen het facisme. In februari 1945, Hitler was al praktisch verslagen, hebben de geallieerden, een vreselijk bombardement uitgevoerd op de Duitse stad Dresden met 35.000-100.000 burgerslachtoffers, onschuldige burgers. Begin augustus 1945, toen Japan al praktisch verslagen was, gooide Amerika atoombommen op Hiroshima en Nagakasi om hun nieuwe wapens uit te testen, niet omdat het militair nodig was. Onschuldige burgers waren het slachtoffers; 250.000 onschuldige burgers werden vermoord in die aanvallen. Betekent dat dat de strijd tegen het fascisme niet gerechtvaardigd was? Als er tijdens de Bersiap onschuldige mensen zijn omgekomen, betekent dat dat de strijd tegen de Hollandse bezetting niet gerechtvaardigd was? Die vraag zullen de onderzoekers niet stellen, maar dat is de vraag die ze moeten beantwoorden. Ze hebben een ander doel met hun vraagstelling naar grensoverschrijdend geweld tijdens de bersiap. Het moet twijfel zaaien over de rechtvaardigheid van de vrijheidstrijd van het Indonesische volk. Want als onschuldige mensen worden vermoord, dan moet er toch iets mis zijn met die strijd? Het doel van het onderzoek is het in diskrediet brengen van de vrijheidstrijd van de Indonesiërs. Daarom gaan ze op zoek naar verhalen in Indonesië die laten zien dat “onschuldige” mensen slachtoffers waren van het geweld van de vrijheidsstrijders. Iets wat ze nooit voor Dresden of Hiroshima zouden durven doen.

Het verhaal van de onschuld van collaborateurs moet de deur openen naar de onschuld van het kolonisator. Die meenden het toch zo goed met het kolonialisme. Ze wilden een einde maken aan de bersiap. Daarom vielen ze Indonesië binnen, toen Soekarno eenmaal de onafhankelijkheid had uitgeroepen.

Het onderzoek wil een internationale vergelijking maken. En welke vergelijking kiezen ze? Niet de vergelijking tussen de bezetting van Nederland door de Nazi’s en de bezetting van Indonesië door de Nederlandse kolonisator. Dat zou de meest voor de hand liggende vergelijking zijn. Welke mechanismen van onderdrukking hebben de nazi’s gebruikt en welke zijn door de Nederlanders gebruikt? De Nazi’s hebben geen onthoofdingen uitgevoerd in Nederland. De Nederlanders hebben dat wel gedaan in Indonesië. De Nazi’s hebben Nederland 5 jaar bezet. De Nederlanders hebben Indonesië eeuwenlang bezet. En zo kunnen we doorgaan met een internationale vergelijking. Maar daar kiezen de onderzoekers niet voor. Dit is wat ze willen: Internationaal vergelijkend onderzoek naar de specifieke aard en bredere context van dekolonisatieoorlogen en counterinsurgencies is belangrijk voor een beter begrip van de oorlog in Indonesië (1945-1950) en het daarbij toegepaste grens-overschrijdende geweld. Hierbij zullen in het bijzonder vergelijkingen worden getrokken met Frans en Brits optreden tijdens hun dekolonisatieoorlogen.”

Hoeveel ballen hebben de Britten afgesneden van hun gevangenen en hoeveel hebben de Nederlanders gedaan? Hoeveel onthoofdingen hebben Nederlanders uitgevoerd en hoeveel de Fransen? Dat is hun vergelijking. Het is om te lachen als het niet zo triest was.

Bring in the house negro

Als je € 4,1 miljoen hebt, dan is het niet moeilijk om Indonesische House Negroes bereid te vinden om mee te zingen in het koor van “grensoverschrijdend geweld.”

De Indonesische historicus Bonnie Triyana is zo’n type. In het NOS-journaal word een verslag gemaakt van zijn visie op het onderzoek: “In Indonesië wordt de onafhankelijkheidsstrijd als een glorieus en heldhaftig verhaal verteld”, zegt Triyana in gesprek met NOS-correspondent Michel Maas. “In de geschiedenislessen over deze periode is het aantal doden ondergeschikt aan het resultaat. Het is gewoon de prijs die we als natie voor onze onafhankelijkheid moesten betalen.”

En dat verhaal wil Triyana bestrijden. Ik wil hem horen vertellen aan de Nederlanders: “Jullie bevrijdingsstrijd tegen de Duitsers heeft onschuldige mensen het leven gekost. Dat is niet goed. Je moet het verhaal bijstellen.” De Nederlanders zouden hem aan zijn ballen ophangen en met pek en veren besmeuren.

NOS: “Een onderwerp waar volgens Triyana in eigen land meer over verteld moet worden is de Bersiap, de gewelddadige periode die enkele maanden na de capitulatie van Japan volgde. De Indonesische soldaten, gevoed door nationalistische gevoelens, doodden tussen oktober 1945 en begin 1946 duizenden Nederlanders, Chinezen en Indo’s en alles wat leek op enige vorm van buitenlands gezag. Een groot deel van de slachtoffers bestond uit kinderen, vrouwen en ouderen. ‘Het is belangrijk dat we ook deze kant van het verhaal gaan vertellen’, zegt de redacteur van het geschiedenistijdschrift Historia. ‘Deze slachtoffers waren geen strijders, zij hoorden niet te sterven in deze oorlog.’”

Ja, dat geldt ook voor Dresden en Hiroshima: onschuldige mensen die niet hoefden te sterven. Er is toch iets mis met het glorieuze verhaal van de strijd tegen Hitler en het fascisme.

NOS: “Als het aan de jongere generatie historici in Indonesië ligt, gooien zij zelf ook de archieven open. Dat bleek onlangs ook in Jakarta tijdens de presentatie van het boek Soldaat in Indonesië, 1945-1950 van de Nederlandse historicus Gert Oostindie. Aanwezigen reageerden positief op het boek, dat vol staat met getuigenverklaringen die er op wijzen dat Nederland structureel geweld gebruikte, maar ook sympathiseerde met de dikwijls onvoldoende opgeleide, piepjonge soldaten.”

Oostindië presenteerde zijn koloniaal boek in Indonesië. En wat blijkt? De Indonesische house negroes kregen sympathie voor hun onderdrukkers. De soldaten die hun huizen hadden verbrand, hun moeders, vaders, broers en zusters hadden vermoord, hun land had bezet, die soldaten waren zo piepjong. Wat erg voor de soldaten! Laten we onze familie en ons land vergeten en ons druk maken over de leeftijd van de bezetters. Hoe jong waren de Duitse soldaten die Nederland hadden bezet? Ik heb nooit gezien dat er sympathie was voor piepjonge Nazi’s? Hoe jong waren de vrijheidstrijders tijdens de bersiap? Ik ben benieuwd of het argument van de leeftijd gebruikt zal worden om sympathie te creëren voor de bersiap. Het toont hoe diep de kolonisatie van de geest is bij het publiek dat Oostindie’s boekpresentatie bezocht.

NOS: “Triyana was aanwezig bij de presentatie. Toen de hoogleraar zich hardop afvroeg waarom in Indonesië niemand zo’n boek vol getuigenissen en documenten uit het Indonesisch archief schreef, riep hij spontaan uit: ‘Ik wil dat wel doen!’ ‘Het is nu het juiste moment om de archieven te heropenen, of de uitkomst nou zwart of wit is. Door de confrontatie met het verleden op te zoeken, leren we ook hoe we ermee moeten omgaan’, aldus Triyana.”

Triyana doet alsof er nooit eerder is nagedacht over dekolonisatie van de geschiedschrijving. Geen woord van kritiek op Oostindie, maar een enthousiaste bijval voor zijn koloniale visie op de geschiedenis van Indonesië.

Het nieuwe klimaat

Het onderzoek moet beschouwd worden tegen de achtergrond van wat er in Nederland gebeurd t.a.v. de geschiedschrijving van het kolonialisme. Oostindie was de hoofdmatador in de kolonisatie van de geschiedschrijving “West-Indië”. Zijn instituut KITLV domineerde de geschiedschrijving van Suriname en de Antillen. Daar is flinke kritiek op gekomen vanuit een dekoloniaal optiek waar ze nooit een antwoord hebben kunnen formuleren. Zie voorbeelden hier, hier en hier. Hun autoriteit was aan diggelen. Jonge Surinamers en Antillianen hebben geen boodschap meer aan de koloniale historici. De anti-Zwarte Piet beweging heeft samen met het nieuwe activisme hieraan bijgedragen.

M.b.t. de geschiedschrijving van Indonesië heeft het werk van Jeffry Pondaag en zijn Comité Nederlandse Ereschulden een nieuw klimaat geschapen. Pondaag voerde met succes processen tegen de Nederlandse staat inzake de misdaden die Nederland beging tijdens de vuile oorlog in Indonesië. Nederland stond in het beklaagdenbankje. De veteranen van deze vuile oorlog hebben daar grote problemen mee. Ze houden hun jaarlijkse herdenkingen. Hoe zouden Nederlanders zich voelen als ieder jaar in Duitsland de Duitse veteranen die Nederland hadden bezet in de Tweede Wereldoorlog bij elkaar zouden komen om hun oude banden te versterken. Het zou als een grove belediging worden opgevat.

De veteranen willen een andere stem laten horen: wij hebben misschien foute dingen, maar de Indonesiërs hebben ook foute dingen gedaan. Daarom willen ze meer onderzoek naar de foute dingen die de Indonesiërs hebben gedaan, naar de bersiap, de periode voordat Nederland Indonesië militair ging bezetten om de uitgeroepen onafhankelijkheid teniet te doen. Daarom gaat het onderzoek over grensoverschrijdend geweld en niet over koloniaal geweld en de reactie daarop sinds het begin van het kolonialisme. Daarom krijg je verhalen van Oostindie over piepjonge soldaten waar je sympathie voor moet hebben.

En dit alles gebeurt onder de mom van wetenschap: het zoeken naar nieuwe data. Maar het probleem zijn niet de data, maar de bril waarmee naar de data gekeken wordt. Die bril is een koloniale bril, het is geen wetenschappelijk bril.

Kick-off

Op 14 september organiseren de drie organisaties een kick-off bijeenkomst over hun onderzoek. Dan gaan ze gezellig keuvelen over het kolonialisme met vragen als:

  • Waarom nu pas dit onderzoek? Omdat de beweging voor dekolonisatie van de geschiedschrijving groeit en dit een manier is om de focus van die beweging te verleggen.
  • Gaat het onderzoek nog wel wat nieuws opleveren? Nee, want als je een koloniale bril op hebt, dan maakt het niet uit welke data je verzamelt. Je zult altijd vanuit die koloniale bril ernaar kijken.
  • Is het onderzoek overbodig of hard nodig. Het is hard nodig voor de kolonisator om de focus te veranderen. Het Indonesische volk heeft er niets aan om de legitimiteit van hun vrijheidstrijd aan te tasten.
Apology to Bonnie Triyana and correction

I owe an apology and correction to Bonnie Triyana.
In https://iisr.nl/keuvelen-over-kolonialisme-in-indonesie/ I critized him on the basis of an interview he gave to NOS Journaal: https://nos.nl/artikel/2191040-koloniale-oorlog-nederlands-indie-belangrijk-om-ook-de-slechte-verhalen-te-vertellen.html.
According to him https://www.facebook.com/bonnie.triyana/posts/10155219912139055
this interview misquoted him and thereforme my assessment of his position was based on incorrect quotes. I sincerely apologize to Bonnie Triyana for this mistake on my part. I should have contacted him to verify his position before making this assessment. I will place this apology and correction on the website of the article and mention it in the next mailing of the newsletter of IISR.

Evaluatie zes jaar strijd tegen Zwarte Piet

Sandew Hira
6-10-2017

Inleiding

Het is tijd voor een diepgaande evaluatie na zes jaar acties tegen Zwarte Piet. Op 12 november 2011 werd de eerste actie tegen Zwarte Piet tijdens een nationale intocht uitgevoerd door Quincy Gario en Kno’ Ledge Cesare door t-shirts te dragen met de tekst ‘Zwarte Piet is Racisme’. Ze werden gearresteerd voor het dragen van de t-shirts. Het heeft een maatschappelijke discussie ingeleid. In 2013 organiseerde de actiegroep Zwarte Piet Niet een dag voor de intocht in Amsterdam een demonstratie op het Beursplein. Nu ging het niet om twee individuen, maar om een organisatie en een hele groep demonstranten. In datzelfde jaar werd een Facebook petitie georganiseerd om Zwarte Piet te laten zoals het is: 2,1 miljoen mensen tekenden die petitie.

In 2014 gingen activisten georganiseerd en in een grote groep naar Gouda tijdens de nationale intocht. De massa-arrestaties hebben veel media-aandacht gekregen en de maatschappelijke discussie nog meer versterkt.

In 2015 gingen activisten georganiseerd naar Meppel, maar daar werd de demonstratie ingekapseld en mochten ze staan op een plek en hun leuzen roepen zonder dat er iets gebeurde.

In 2016 gingen activisten niet naar de nationale intocht in Maassluis, maar naar Rotterdam. Daar werd hun de toegang ontzegd en volgden opnieuw massa-arrestaties.

Intussen werd op brede schaal in de samenleving de discussie gevoerd over het racistische karakter van het Sinterklaasfeest. Documentaires, debatten, bijeenkomsten, artikelen werden hieraan gewijd.

Nu moeten we ons afvragen. Wat heeft dit allemaal opgeleverd en hoe gaat de anti-Zwarte Piet beweging verder?

Nieuwe sociale beweging tegen racisme

Sociale bewegingen ontwikkelingen zich als een golfbeweging, met op- en neergang. De opgang is meestal van korte duur. De Civil Rights Movement in Amerika beleefde haar hoogtepunt tussen 1954 en 1968.

Nederland heeft verschillende sociale bewegingen gekend: de vrouwenbeweging, de homobeweging, de studentenbeweging, de arbeidersbeweging. Ze hebben allemaal hun eigen golfbeweging. De nieuwe sociale beweging die met Zwarte Piet is ontstaan kunnen we het beste beoordelen als we het vergelijken met de sociale bewegingen van de jaren zeventig en tachtig in de gemeenschappen van kleur. In de eindjaren zeventig, begin jaren tachtig, waren er in de verschillende gemeenschappen van kleur actieve organisaties tegen racisme. Ze waren actief tegen racisme in Nederland, maar hadden ook bindingen met organisaties in hun land van herkomst. Ze hadden veelal een socialistische ideologie als basis. Hun leden waren eerste generatie migranten.

De nieuwe sociale beweging tegen racisme bestaat vooral uit jonge mensen van de tweede en derde generatie, die hier geboren en getogen zijn. Socialisme is niet meer hun narrative, maar een variatie van opvattingen van religie, liberalisme, decoloniaal denken, identiteit en een geloof in een nieuwe multiculturele samenleving met respect en waardigheid voor iedereen.

De anti-Zwarte Piet beweging heeft mensen uit verschillende gemeenschappen van kleur in beweging gebracht en geïnspireerd om hun identiteit vorm en inhoud te geven.

Het vraagstuk van eenheid, solidariteit en verscheidenheid

In iedere sociale beweging zijn er twee krachten die tegen elkaar kunnen inwerken: de kracht voor eenheid, samenwerking en solidariteit en de kracht voor de eigen identiteit, de overtuiging van de juistheid van de eigen analyse en strategie. Het is een grote  uitdaging om de positieve elementen van deze twee krachten te combineren om te voorkomen dat de negatieve elementen werken naar verdeeldheid en sektarisme. De uitdaging zit in het scheppen van een klimaat voor kritische discussie waarin alle meningen aan bod kunnen komen op basis van argumenten en analyse. Hiervoor is nodig dat mensen van uiteenlopende stromingen elkaar regelmatig ontmoeten in één ruimte (fysiek of digitaal) in de erkenning dat ze meningsverschillen hebben en dat juist de reden is om elkaar te ontmoeten in plaats van elkaar te ontwijken. De cultuur van het ontwijken van discussie en debat en alleen willen praten met mensen die het met je eens zijn, bevordert sektarisme en criminalisering van andere activisten die het niet met je eens zijn. Kritiek wordt dan snel gezien als een aanval op een persoon of organisatie in plaats van een bijdrage in discussies over moeilijke zaken van de sociale beweging.

De toekomst zal uitwijzen of deze nieuwe sociale beweging in staat is om met deze uitdaging op een zodanige manier om te gaan dat het de beweging verder omhoog stuwt.

Het vraagstuk van strategie

Een belangrijk onderdeel van de strategie is de jaarlijkse confrontatie met de landelijke Sinterklaas intocht. We moeten ons afvragen wat dat heeft opgeleverd.

De belangrijkste winst is dat er een nieuwe generatie activisten van kleur is die een eerste ervaring heeft met de confrontatie met de staat: geweld en arrestaties. Veel witte radicale activisten hebben die ervaring al gehad en weten daarmee om te gaan. De wijze waarop politie reageert op activisten van kleur is anders dan op witte activisten. Die reactie is harder. Dat is niet vreemd omdat racisme in de politie meespeelt in hun gedrag naar activisten.

Deze ervaring is – hoe gek het ook klinkt – in zekere zin positief. Activisten van kleur die een zekere vrees hadden voor de confrontatie met het geweldsapparaat van de staat leren om te gaan met die vrees.

Een tweede winst is het inzicht dat Zwarte Piet niet een op zichzelf staand verschijnsel is. Het gaat niet alleen om de figuur van Zwarte Piet bij de Sinterklaasviering. De acties bij de intocht worden verbonden met de oorzaken van racisme: de een zoekt die oorzaken in de persoonlijke interacties tussen mensen (alledaags racisme) en de ander in de werking van instituties (institutioneel racisme).

Een derde winst is dat de publieke confrontatie heeft geleid tot een scherpe maatschappelijke discussie waar miljoenen mensen bij betrokken zijn in de huiskamer, op het werk, in sportverenigingen en overal waar mensen elkaar ontmoeten.

Een vierde winst is dat andere gemeenschappen van kleur op hun eigen manier de discussie over Zwarte Piet koppelen aan racisme, inclusief culturele kaping, en islamofobie.

Zoals de sociale beweging leert van haar ervaring, zo geldt dat ook voor de andere kant: de witte macht. Bij delen van de witte samenleving begint het besef door te dringen dat Zwarte Piet moet verdwijnen. De staat heeft haar conclusie getrokken: ze gaat geen leidende rol spelen in het afschaffen van Zwarte Piet. Daarvoor is de macht van de sociale beweging nog te zwak. De nationale intochten leveren geen verrassingen meer op. De draaiboeken liggen klaar, zowel voor inkapseling (ga op een plek staan die we je aanwijzen, schreeuw de longen uit je lijf en ga daarna naar huis) als voor arrestatie (wie niet horen wil, moet voelen). Het is een miljoen keer gedaan bij andere sociale bewegingen.

De NTR, die een leidende rol speelt in de Sinterklaasviering, heeft een soortgelijke conclusie getrokken. Aanvankelijk leek ze onder druk van de sociale beweging te spelen met het idee van gekleurde Pieten, maar daar is ze nu van af gestapt volgens Willemijn Francissen, mediadirecteur van de NTR: “We laten onze oren niet hangen naar welke extreme groep dan ook… Maar we weten allemaal dat je zwart wordt als je door een schoorsteen gaat en dat is wat Pieten doen. Bij ons is zwart geen huidskleur, maar roet… Die hele discussie heeft het voor best veel mensen bijna verpest, ook voor programmamedewerkers.”

Focus op scholen, kinderen en gezinnen

De protesten bij de nationale intochten zullen gewoon doorgaan. Maar er zou ook een focus moeten zijn op de plek waar het feest het meest intensief gevoerd wordt: op scholen. Ouders, niet alleen ouders van kleur, zouden zich moeten verenigen en samen acties plannen op hun school en die acties in de publiciteit brengen. De school zou het nieuwe toneel van confrontatie moeten zijn. Daar zou de discussie moeten plaatsvinden. Dat vereist een andersoortige voorbereiding van de sociale beweging: hoe breng je ouders met elkaar in contact, welke acties werken wel en welke niet en waarom wel of niet, hoe kun je elkaar steunen, hoe kunnen activisten die geen kinderen op school hebben de ouders kunnen steunen. Wat op school kan, kan ook in een instelling of onderneming. De creativiteit van de sociale beweging moet zich ook richten op de werkplek en het klaslokaal. Er is de afgelopen jaren al ervaring opgedaan met deze strategie. Die ervaring zou meegenomen moeten worden in het ontwikkelen van deze focus.

Internationalisatie

Een tweede focus is internationalisatie. De periode in de aanloop naar 5 december biedt geweldig veel visueel materiaal om in het buitenland zichtbaar te maken hoe racistisch Nederland is. Als de NTR haar woord houdt, hoef je alleen al hun uitzendingen op te nemen en van Engelstalig commentaar te voorzien. Koppel dat aan de opkomst van extreem-rechts (Wilders is heel bekend in het buitenland) dan heb je twee ingrediënten om het ware gezicht van racistisch Nederland in het buitenland te tonen.

Ook hier zou de sociale beweging een gerichte organisatie of netwerk moeten opzetten om op systematische wijze het buitenland van informatie te voorzien met de simpele boodschap: protesteer tegen racisme in Nederland bij de Nederlandse ambassade, bij Nederlandse ondernemingen en instellingen die in het buitenland opereren. Laat men hun solidariteit tonen met de slachtoffers van racisme in Nederland. Klaag Nederland aan op internationale podia met de combinatie Wilders en Zwarte Piet.

Het vraagstuk van organisatie

Of dit zal werken hangt af van het vraagstuk van organisatie. De sociale beweging wordt gekenmerkt voor versplintering, leiderschapsissues, en een cultuur van verdeeldheid en onderlinge confrontatie in plaats van een cultuur van solidariteit en discussie.

Wat voor organisatie op te bouwen in de gemeenschappen van kleur, hoe de gemeenschappen van kleur met elkaar te verbinden, hoe de confrontatie aan te gaan met de witte macht, hoe de relatie met witte activisten te ontwikkelen. Dit zijn de belangrijke onderwerpen die de toekomst van de nieuwe sociale beweging zullen bepalen.

Drie evenementen over kritisch denken

Woensdag 25 oktober Brussel: Reparations

Het Festival des Libertés organiseert op 25 oktober een workshop over reparations. Sandew Hira zal een bijdrage leveren aan de workshops over de economische aspecten van reparations

Organisatie: Festival des Libertés

Datum: Woensdag 25 oktober van 18.00 uur.

Plaats: Théâtre National, Brussel

Toegang: gratis.

Facebook: https://www.facebook.com/events/1861779960504559

Donderdag 26 oktober Amsterdam: eerste deel van een serie over kritisch anti-imperialisme

Op 26 oktober begint de eerste aflevering van een serie van drie over critical anti-imperialism. De serie is in het Engels. De onderstaande informatie is dat ook.

While the term (anti-)imperialism is often associated with the Cold War era, in recent decades we have witnessed direct Western military intervention in Serbia, Haiti, Afghanistan, Iraq, Syria and Libya, and hear the war drums beating in places like Venezuela, Eastern Europe and North Korea. During these interventions, many Western-left political tendencies tried to balance their resentment towards Western national-corporate war machines with a disdain for what has been portrayed as “dictatorial regimes of the Third World”. Meanwhile, mainstream corporate media continues to justify Western interventions while leaving out critical analysis of imperialism, and sometimes lying about the actions of national governments.

In the Netherlands, anti-imperialism was an essential feature not only of the Communist Party but also of historical figures like Anton de Kom, Otto Huiswoud and Poncke Princen and Nelson Mandela. However, since the waning of the anti-war movement, the rich tradition of anti-imperialism has disappeared. As if pacifists and the left activists have been afraid to be identified with non-democratic political forces in the Global South, the movements for emancipation and sustainability have kept silent while NGOs have called for Western military and economic intervention, no-fly zones and other measures curtailing the sovereignty of postcolonial countries.

From a decolonial perspective, international relations continue to be dominated by colonial- historical structures, where race is found to be the organizing principle of the world capitalist system. While capitalist economy can be seen as the impulse for imperialism, the inequalities and oppression experienced by much of humanity under imperialism continues to follow historical colonialism. The great leaders of 20th century liberation movements in Africa, Asia, Latin America and the Caribbean, together with the champions of civil rights in Europe and North America, all identified themselves as anti-imperialists. What would a critical anti-imperialism look like today, and how can it serve to foster solidarity among nations of the South and colonized people of the North?

The questions in the series are:

  • What are the local dynamics of the conflict?
  • What are foreign influences?
  • And how do these follow a historical pattern?

These are the sessions:

  • Session 1: Russia and Ukraine. Speakers: Chris de Ploeg and Sheher Khan
  • Session 2: Venezuela and Cuba: Antonio Carmona Baez and Angie Gonzales Fren
  • Session 3: Paneldiscussion wit comparative analysis: Chris de Ploeg, Sheher Khan, Antonio Carmona Baez and Angie Gonzales Fren

Organisatie: Studio Kl, Decolonial International Network (IISR), Critical Collective, ILSP-Network

Data:

  • Session 1: donderdag 26 oktober
  • Session 2: donderdag 2 november
  • Session 3: donderdag 7 december

Tijd: 19.00-22.00 uur (inloop 18.30).

Plaats: Studio K, Timorplein 62, Amsterdam.

Toegang: gratis.

Facebook: https://www.facebook.com/events/358650487926841

Vrijdag 27 oktober Amsterdam: (MIS)informed

Op vrijdag 27 oktober vindt het eerste (MIS)informed symposium plaats. (MIS)informed is een symposia reeks waar wetenschap en praktijk bij elkaar wordt gebracht om een ieder te verrijken met inhoudelijke kennis.

Het eerste symposium wordt georganiseerd in het kader van de Maand van de Verzwegen Geschiedenis. Het gaat over het Eurocentrisch beeld van de geschiedenis en de gevolgen daarvan. Tijdens deze bijeenkomst vindt de presentatie plaats van het boek “Boterzacht & Flinterdun: De Ontmaskering van Eurocentrisme” van Djehuti-Ankh-Kheru. Dit boek handelt over de oneigenlijke argumenten die het Eurocentrische academische establishment gebruikt om de Afrikaans gecentreerde visie op de geschiedenis aan te vallen. Het is een uitvloeisel van een debat dat New Urban Collectief heeft georganiseerd over de vraag: Hoe verhouden Eurocentrische en Afrocentrische claims zich tot elkaar met betrekking tot de bijdrage van Afrika aan de vorming van de Grieks-Romeinse cultuur en daarmee aan de bakermat van de Europese beschaving?

Op de bijeenkomst zal Simone Zeefuik spreken over eurocentrische denkbeelden in Nederlandse musea en de campagne#DecolonizingTheMuseum. Patty Gomes zal spreken over de geschiedenis van de slavernij vanuit een zwart perspectief.

Organisatie: IZI SolutionsNew Urban Collective en The Grapevine Enterprise.

Datum: vrijdag 27 oktober van 18.30-22.00 uur.

Plaats: Vrije Universiteit, Boelelaan 1105, Amsterdam.

Toegang: gratis.

Facebook: https://www.facebook.com/events/1843439575986047/

Aanmelding: https://goo.gl/forms/mj3xlwP2SLzDzPbu2