Alle berichten van Dew

Dagelijkse video podcast Decolonizing The Mind op YouTube

Op zondag 29 oktober 2023 om 12.00 uur heeft Sandew Hira zijn YouTube-kanaal Decolonizing The Mind – de final frontier of colonialism gelanceerd. Elke dag om 12.00 uur plaatst hij een videopodcast van 15-20 minuten waarin hij dagelijks een analyse geeft van actuele wereldzaken vanuit dekoloniaal perspectief. Hier is de link naar het kanaal: https://www.youtube.com/@DecolonizingTheMindwithSandewH.

Hier is de lijst van links naar de videopodcasts tussen 29 oktober en 2 november.

Datum Nummer Titel Link
zondag 29 oktober 2023 001 How will the war in Palestine end? In a free Palestine or World War III? https://youtu.be/iv8bL5opQY8
maandag 30 oktober 2023 002 Analysis of the attack by Hamas on October 7, 2023 https://youtu.be/HuCs4wm-Jgc
dinsdag 31 oktober 2023 003 The Israeli response to the attack of October 7, 2023 https://youtu.be/j6tleY1Q03A
woensdag 1 november 2023 004 Netanyahu has threatened to nuke Iran with Israel’s 90 nuclear heads. Why? https://youtu.be/92ogc2XR1xo
donderdag 2 november 2023 005 Russia: the nuclear shield for Iran https://youtu.be/s0x1URnCScI

 

Karin Amatmoekrim: Roddel, achterklap en een keukenroman als wetenschappelijke publicatie

Sandew Hira, 5 oktober 2023

 

Inleiding

Een vriend wees mij erop dat in het proefschrift van Karin Amatmoekrim passages zijn opgenomen waarin zij de relatie tussen mij en Anil Ramdas beschrijft.[1] Wat een deceptie!

De feiten kloppen niet in haar relaas. Ze maakt gebruik van roddel en achterklap. Van een wetenschappelijke publicatie mag je verwachten dat de onderzoeker alle feiten checkt met controleerbare bronnen. Ik leef nog. Ze had contact met me kunnen opnemen om het verhaal over mijn relatie met Ramdas te controleren. Dat heeft ze niet gedaan. En kennelijk heeft niemand in haar promotiecommissie daarover vragen gesteld en het principe van hoor-en-wederhoor aan de orde gesteld, want de passages staan nog in het boek en ik ben nooit gehoord geweest.

Haar promotoren zijn prof. dr Yra van Dijk (UL) en prof. dr Michiel van Kempen (UvA). De promotiecommissie bestaat uit prof. dr Wim Willems (UL), prof. dr Sander Bax (UTilburg), prof. dr Sarah de Mul (OU Heerlen), dr Nadia Bouras (UL), dr Peter Meel (UL). De oppositie werd gevoerd door prof. dr Mirjam de Bruijn (UL) en prof. dr em. Ruben Gowricharn (VU).

Bij een wetenschappelijk onderzoek mag je verwachten dat de onderzoeker zorgvuldigheid in acht neemt. Maar bij Amatmoekrim is de franse slag voldoende om een dokterstitel binnen te halen. Dat zegt veel over de leden van haar promotiecommissie: veel poeha, weinig kwaliteit.

De passages

De relatie tussen Ramdas en mij wordt besproken in de context van de uitgave van een manuscript van Kamla Sukul, de moeder van Ramdas.

Amatmoekrim beschrijft het voornemen van de moeder: “Zijn moeder Kamla bleef eigenzinnig als altijd – met de relatieve onbetrouwbaarheid van dien. Ze schreef Anil in mei 2010 dat ze aan een boek werkte over haar veelbewogen leven.”[2]

Kennelijk is in haar visie een eigenzinnige persoon per definitie onbetrouwbaar.

Ramdas raadde haar de publicatie af. Amatmoekrim citeert uit de mail van Ramdas aan zijn moeder: “Je weet dat ik een publieke figuur ben, heel bekend onder Nederlanders en vooral onder Hindoestanen. Dat levert niet alleen vrienden op: ook een heleboel vijanden… In deze kleine Hindostaanse gemeenschap zal men al gauw weten dat jij mijn moeder bent en ik je zoon. En men zal er alles aan doen om het zo kwaadaardig mogelijk te lezen, niet alleen in jou nadeel, maar vooral in mijn nadeel. Ik ben er volledig van overtuigd dat als je het boek publiceert, mijn reputatie en mijn carriere als schrijver en tv-programmamaker ernstig in gevaar komt, misschien zelfs zo ernstig dat ik mijn carriere als afgelopen kan beschouwen.

Ik weet dat ik nu egoïstisch denk, ik denk inderdaad alleen aan mijn carriere, als publieke figuur in Nederland. Maar ik hoop dat jij daar ook aan wilt denken. Als je het meent dat mijn geluk voor jou voorop staat, vraag ik je om het materiaal voor jezelf te houden. En heel voorzichtig te zijn met wie je het verder mocht laten lezen. Ik ken iedereen in de uitgeverswereld, en omdat ik zelf bij de beste uitgever van Nederland ben, De Bezige Bij, zou men dolgraag zelf je manuscript laten ‘uitlekken’, en voordat je het weet sla ik een hel slecht figuur, op het internet vooral. Ik hoop dat je begrip hebt voor mijn standpunt.”

Nu voert Amatmoekrim mij ten tonele: “In september 2010, echter, kreeg Anil een link doorgestuurd van de website Starnieuws.com… De link voert naar een column van Sandew Hira, waarin hij schreef dat hij bij uitgeverij Amrit ‘een opvallend manuscript’ onder ogen had gekregen. Het ging over een oudere vrouw van in de zeventig. ‘Haar verhaal is het verhaal van duizenden Hindostaanse vrouwen, die geboren en getogen zijn in de verstikkende geborgenheid van de traditionele Hindostaanse plattelandscultuur. Ze beschrijft in kleurige details hoe het dagelijkse leven van een Hindostaans gezin in de boiti bepaald wordt door armoede, achterstand en verstarde omgangsvormen. Haar droom is om advokaat te worden. Haar realiteit is dat ze trouwde met een man die ze schets als iemand met een kleiner IQ dan de hare, maar met vuisten die groter zijn dan ze ooit gedroomd had.’ Het manuscript was volgende de columnist ‘mindblowing’, maar de schrijfster trok het alsnog in, omdat haar kinderen ‘ronduit afwijzend’ waren.” Zonde, vond Hira, want het boek zou bij kunnen dragen aan de emancipatie van de Hindostaanse vrouwen in het algemeen.”[3]

Over mij en Ramdas schrijft ze: “Sandew Hira was het pseudoniem van Dew Baboeram, een Hindostaans-Surinaamse historicus en publicist met wie Anil nooit een warme relatie had onderhouden. Sterker nog, in zijn eigen woorden waren hij en Baboeram ‘sinds 1981 gezworen vijanden’. Dat Kamla juist naar Baboeram was gestapt met haar manuscript, had voor Anil een laag van verraad toegevoegd aan zijn moeders voornemen om een boek te publiceren. Via een Hindostaanse kennis (de hoogleraar Ruben Gowricharn, die hij in zijn debuut in De Groene in 1989 had geïnterviewd, hoorde Anil bovendien dat Baboeram rondbazuinde dat ‘Anils moeder een spectaculair boek had geschreven wat een beeld geeft van hoe de familie in elkaar zit….

Toen hij las dat het manuscript in handen van Baboeram was, ging hij door het lint.”

Ze voegt een noot toe waarin ze uit een artikel uit 2012 van haar promotor Michiel van Kempen citeert: “In ‘De demonen van Anil Ramdas’ van Michiel van Kempen in De Gids staat dat Anil als medeorganisator van de Caribbean Conference in het Amsterdamse Tropenmuseum in 1982 zonder pardon opzij (werd) geschoven door de pro-Bouterse geschiedschrijver Sandew Hira.”[4]

De feiten over de relatie tussen mij en Ramdas

In ben in 1955 geboren, en ben drie jaar ouder dan Ramdas. Ik ben vanaf mijn 17de actief in de anti-imperialistische en anti-racistische beweging. Ik heb sindsdien duizenden mensen ontmoet tijdens demonstraties, vergaderingen, discussiebijeenkomsten of debatten. Er moeten zich tienduizenden voorvallen van contacten hebben voorgedaan. Ik heb ze niet allemaal onthouden. Ik kan mij niet herinneren dat ik ooit met Anil Ramdas heb samengewerkt. De organisatie van de Caribbean Conference in het Amsterdamse Tropenmuseum had plaatsgevonden in maart 1982, tien maanden voor de decembermoorden. De kern van de bijeenkomst was de organisatie van anti-imperialistische solidariteit met de revolutie in Grenada onder leiding van Maurice Bishop. Ian Jacobs, de vertegenwoordiger van de revolutionaire regering van Grenada, was de hoofdspreker. Ik en wijlen John Vrede waren de trekkers van die conferentie. De conferentie werd ondersteund door veel anti-imperialistische organisaties die zich bezig hielden met de revoluties in Midden-Amerika en het Caraïbisch gebied. Misschien heeft Ramdas ergens in de organisatie een rol gespeeld, maar dat kan ik mij niet herinneren. Ik kan me ook niet herinneren dat Ramdas toen een pleitbezorger was van de revolutie in Grenada.

Ramdas is een prominente publieke figuur geworden met het VPRO televisieprogramma Het Blauwe Licht dat tussen 1997 en 2000 werd uitgezonden. Dat is ruim vijftien jaar na 1982. Ik kan mij het voorval uit maart 1982 niet herinneren waarbij ik hem zonder pardon opzijgeschoven had. Van Kempen verzint zomaar een verhaal om karaktermoord op mij te plegen.

Ik wist ook niet dat zo een incident uit 1982 dertig jaar later zulke enorme trauma’s bij hem heeft veroorzaakt dat hij met Van Kempen hierover moest spreken om zijn hart te luchten.

Je vraagt je af: waarom publiceert Amakmoekrim zo een onbenullige futiliteit die eerder lachwekkend, dan wetenschappelijk is? Het antwoord is voor mij duidelijk: het is een poging om mij te demoniseren. Wat voor een man is die Hira? Hij is pro-Bouterse. Voor Amatmoekrim “de wetenschapper” zijn dat de enige denkmogelijkheden: pro- of contra Bouterse. Andere opvattingen zijn niet mogelijk. En dat niet alleen: Hira schuift zomaar mensen opzij. Zie het voorval in maart 1982 in Amsterdam. Zo ruw! Zo onbehouwen! Dat is die Sandew Hira. Dat staat niet in een keukenroman, maar in een wetenschappelijk dissertatie die door de Universiteit Leiden is goedgekeurd.

Ze stelt dat Ramdas in een email aan zijn zus Kavita van 9 september 2010 schreef dat hij en ik sinds 1981 “gezworen vijanden” zijn. Waarom weet ik dit niet? Ik kan me niet herinneren dat ik ooit heb samengewerkt met Ramdas en vervolgens conflicten zouden zijn ontstaan die ons tot “gezworen vijanden” hebben gemaakt. Misschien heb ik Ramdas tussen 1980 en 1997 ontmoet op een bijeenkomst, maar ik heb in die bijna twintig jaar een heleboel mensen ontmoet, met wie ik nooit heb samengewerkt.

Soms zijn mensen met je bezig, zonder dat jij daar enig idee van hebt. En vaak betekent dat dat ze vooral met hun eigen ego bezig zijn en hun problemen projecteren op de ander die daar geen weet van heeft.

Toen Ramdas zich mengde in het publieke debat heb ik kritiek geleverd op zijn opvattingen. Die zijn te vinden op de website www.iisr.nl. Typ daar in de zoekterm “Ramdas” dan vind je een overzicht van die kritieken, maar die dateren van decennia later, niet van 1981. Kritiek is een normaal onderdeel van het intellectueel leven van een samenleving. Daar is niks mis mee.

Het manuscript van Kamla Sukul

De feiten over het manuscript van de moeder van Ramdas, Kamla Sukul, zijn het toonbeeld van hoe roddel en achterklap verwerkt worden in de publicatie van Amatmoekrim.

In september 2010 heeft Kamla Sukul onze uitgeverij Amrit benaderd met een manuscript over haar leven. Ik schreef een column hierover in Starnieuws, waar ik jarenlang een wekelijkse column heb gehad. Ik schreef: Het manuscript is mind blowing. Ze beschrijft haar leven in seizoenen van de natuur: lente, zomer, herfst en winter. Deze vrouw weet hoe ze een verhaal moet vertellen: spannend, dramatisch, geestig en literair-artistiek. Het manuscript leest als een trein, waar je in de business class zit en meegenomen wordt in de seizoenen van haar leven. Maar we gaan het boek niet uitgeven.”[5]

Ik schrijf dus al in het begin van de column heel duidelijk dat hoewel we het manuscript geweldig vond, we het niet zou uitgeven. Amatmoekrim schrijft: “Zonde, vond Hira, want het boek zou bij kunnen dragen aan de emancipatie van de Hindostaanse vrouwen in het algemeen.”

Je zult je dan afvragen: als we het manuscript aangeboden hebben gekregen en we vonden het geweldig, waarom hebben we het dan niet uitgegeven? Volgens Amatmoekrim was dit de reden: “De schrijfster trok het alsnog in, omdat haar kinderen ‘ronduit afwijzend’ waren.”

Maar dat haar kinderen ertegen waren, wist Sukul toch al in mei 2010, toen ze haar voornemen in een mail aan haar zoon Anil aankondigde? Ondanks het protest van haar kinderen is ze vier maanden later toch bij ons gekomen. We hadden het manuscript toen kunnen uitgeven, want het protest van de kinderen had niet geholpen. Waarom hebben we dat niet gedaan? Omdat we ethische principes hanteren bij uitgeverij Amrit. We legden Sukul voor dat publicatie weliswaar voor de gemeenschap goed zou zijn – we willen immers dat vrouwen een stem krijgen om hun verhalen naar buiten te brengen – maar we voelen ook een verantwoordelijkheid voor relaties in Hindostaanse families. Ik schreef in mijn column over dit dilemma: “Mijn uitgeversstem fluisterde zachtjes in mijn hoofd: ‘Zonde! Wat jammer!’ Mijn Hindostaanse stem vroeg zich af: “Wat zou ik doen als zij mijn moeder was? Zou ik haar stimuleren en steunen om haar diepgewortelde gevoelens en haar talent naar buiten te brengen of zou ik proberen mijn vader in bescherming te nemen omdat hij mij altijd goed behandeld heeft, maar mijn moeder niet?”

Hier zie je het volledige  gebrek aan integriteit bij Amatmoekrim. Ze citeert wel het eerste deel (Zonde), maar laat het tweede deel weg. Het is geen intelligente vorm van manipulatie, maar het voldoet om karaktermoord te plegen.

In 2010 was Anil Ramdas al een publieke figuur en mijn kritiek op zijn opvattingen waren al bekend. Ik wilde voorkomen dat hij de publicatie zou zien als een persoonlijke actie tegen hem via zijn moeder. Ik werk en leef volgens ethische principes.

We wilden uitdrukkelijk dat haar familie akkoord zou gaan met publicatie bij ons. We hebben dat als voorwaarde gesteld. Ze heeft het uiteindelijk ingetrokken. Dat was niet omdat haar kinderen op haar inspraken. Dat had duidelijk niet geholpen. Ze trok het in omdat wij de voorwaarde gesteld hebben dat de familie akkoord moest gaan!

Ik was blij om te zien dat ze het had ingetrokken. Maar een half jaar later heeft ze het toch in eigen beheer uitgegeven, maar dan niet als autobiografie, maar als een verhaal van een persoon Mira die veel overeenkomsten vertoont met haar eigen levensverhaal. Ramdas zou later hetzelfde doen in zijn roman waarvan de hoofdpersoon Badal veel overeenkomsten vertoont met hem.

Als je deze geschiedenis kent, dan is het heel wrang om te lezen hoe Amatmoekrim de zaak helemaal verdraait en doet voorkomen alsof de kinderen van Sukul de publicatie hebben voorkomen in plaats van wij. En dat alles met het doel om mij in een kwaad daglicht te stellen.

Ze brengt een andere roddel naar voren. Ruben Gowricharn, met wie ik ook nooit een warme relatie heb gehad, verklaart dat ik “rondbazuinde dat ‘Anils moeder een spectaculair boek had geschreven wat een beeld geeft van hoe de familie in elkaar zit.” Mijn relatie met Gowricharn is niet van die aard dat ik dit soort gesprekken met hem voer. Ik spreek hem amper. Zijn informatie over het rondbazuinen is ronduit roddel. Ik doe niet aan rondbazuinen. Als ik iets te zeggen heb, dan publiceer ik het. Ik heb de kwestie besproken in een publicatie op Starnieuws, zonder de naam te noemen van Sukul. Maar de terminologie en het verzonnen verhaal van Gowricharn zijn onderdeel van de karaktermoord die Amatmoekrim op mij probeert te plegen.

De sociale en politieke context

De context van de passages uit het boek van Amatmoekrim is de sociale en politieke strijd die al enkele decennia woedt m.b.t. koloniale geschiedenis. In die strijd zijn er twee stromingen: een koloniale stroming in de akademia en een dekoloniale stroming in sociale bewegingen. In de akademia zijn er mensen die vooral bezig zijn met een ego en een carrière op te bouwen op basis van koloniale opvattingen over geschiedenis. Ze vormen een eigen netwerk en bekleden relatief invloedrijke posities in de samenleving. Je ziet ze terug in de promotiekommissie van Amatmoekrim: Peter Meel, Michiel van Kempen, Ruben Gowricharn. Daarbuiten heb je Gert Oostindie, Alex van Stipriaan, Pieter Emmer, Maurits Hassankhan, Chan Choenni, Hans Ramsoedh, wijlen Anil Ramdas en de Werkgroep Caraïbische Letteren.

In de sociale bewegingen tegen racisme en voor dekolonisatie zijn er tal van mensen actief die niet in de akademia zitten maar middels discussie en debat bijdragen aan kennisproductie en distributie. Ik ben daar onderdeel van. Die beweging heeft belangrijke resultaten behaald. Slavernij wordt nu officieel door de regering gezien als een misdaad tegen de menselijkheid. Herstelbetalingen staan nu prominent op de agenda. Iedereen is nu voor dekolonisatie, ook de koning. En dat is gebeurd ondanks het feit dat de koloniale stroming op invloedrijke posities zit in de samenleving. Maar zij kunnen sociale strijd niet tegenhouden.

Ik heb op de website www.iisr.nl regelmatig inhoudelijke kritieken geleverd op de bijdragen van de mensen uit het koloniaal netwerk. Ze hebben geen antwoord op inhoudelijke kritiek, dus komen ze met persoonlijke aanvallen en karaktermoord.

Het is triest om te zien hoe Amatmoekrim meedoet met deze stroming. Het is triest omdat, toen ze in 2013 werd aangevallen door allerlei mensen n.a.v. haar boek over Anton de Kom, ik als enige op de bres sprong voor haar in een column getiteld: “Ter verdediging van Karin Amatmoekrim.”[6]

Ik heb geen spijt van de column. Ik heb spijt van een verkeerde beoordeling van haar karakter: vis noch vlees en een ontstellend gebrek aan karakter en integriteit.

[1] Karin Amatmoekrim: Anil Ramdas onmogelijk kosmopoliet. Prometheus. Amsterdam 2023.

[2] Idem, p. 441.

[3] Idem, p. 442-443.

[4] Idem, p. 485 noot 6.

[5] Www.starnieuws.com. Het is niet meer te vinden op de website, aangezien ik geen columnist meer bent. Ik citeer uit mijn word file.

[6] De column is niet meer te zien op Starnieuws. Het is wel gereproduceerd op: https://werkgroepcaraibischeletteren.nl/ter-verdediging-van-karin-amatmoekrim/.

DTM Tour in september 2023

In september vervolgt Sandew Hira zijn DTM tour. Van Maandag 11 tot en met vrijdag 15 september zal hij op uitnodiging van het Simon Bolivar Institute in Caracas, Venezuela, zijn om een week land DTM lezingen houden onder de titel From Reparations to Reconstruction.

Op 20 september zal Hira een keynote speech houden via Zoom op de eerste Webinar series “UMXHOLO” van de Walter Sisulu Universiteit in Zuid Afrika. De Webinar series zal gelanceerd worden door de Vice Chancellor and Principal, Prof. R.N. Songca, van WSU. De webinar zal van 9-11 uur duren. Je kunt je aanmelden via deze link: https://forms.office.com/r/dSL67zDcCL.

De speech is te volgen via https://msteams.link/6QNO. Voor meer informatie mail naar Busiswa Ngceni, email: bngceni@wsu.ac.za.

Hira’s boek wordt nu in het Perzisch vertaald door Ebrahim Mohseni en zal waarschijnlijk in de eerste helft van volgend jaar gepubliceerd en gepresenteerd worden in Iran.

Stephen Small: In the Shadows of the Big House

Stephen Small heeft een boek gepubliceerd met de titel: “In the Shadows of the Big House: Twenty-First Century Antebellum Slave Cabins and Heritage tourism in Louisiana.”

Te midden van de roep om de verwijdering van racistische monumenten in het Zuiden van de Verenigde Staten vormen tienduizenden musea, gebouwen en andere historische locaties momenteel een toeristische infrastructuur van de erfgoedindustrie van slavernij in het zuiden van de VS. Louisiana, een van de meest prominente en meest bezochte staten die profiteert van dit toerisme, heeft meer dan zestig erfgoedlocaties die zijn ondergebracht in voormalige slavenplantages. Deze sites bevatten de overblijfselen, restauraties, reconstructies en replica’s van vooroorlogse slavenhutten en slavenverblijven. In the Shadows of the Big House: Twenty-First-Century Antebellum Slave Cabins and Heritage Tourism in Louisiana is het eerste boek dat de rol, behandeling en representatie van vooroorlogse slavenhutten uit de 21e eeuw op plantagemuseumlocaties in het hedendaagse erfgoed toerisme bespreekt.

Stephen Small beschrijft en analyseert zestien vooroorlogse slavenhutten die zich momenteel bevinden op drie plantagemuseumlocaties in Natchitoches, Louisiana: Oakland Plantation, Magnolia Plantation Complex en Melrose Plantation. Small volgt het historische traject van plantages en slavenhutten sinds de burgeroorlog en onderzoekt wat representaties van slavernij en slavenhutten op deze locaties zeggen over de herconfiguratie van het verleden en de herformulering van de geschiedenis in het heden. Terwijl hij thema’s als de rol van de blanke etnische identiteit in representaties van blanke elites en de omvang en betekenis van zwarte stemmen en zwarte visies op representaties van deze plantages in ogenschouw neemt, vraagt Small zich af wat deze sites onthullen over sociaal vergeten en sociaal herinneren in heel Louisiana en het Zuiden. Hij onderzoekt verder de manieren waarop gender de sociale organisatie van huidige locaties structureert en de rol en invloed van de staat in de sociale organisatie en representaties die vandaag de dag heersen.

Stephen Small is professor aan de Department of African American Studies at the University of California, Berkeley. Zijn meest recente boek is 20 Questions and Answers on Black Europe. Hij is co-auteur van Representations of Slavery: Race and Ideology in Southern Plantation Museums en co-redacteur van Global Mixed Race, New Perspectives on Slavery and Colonialism in the Caribbean and Black Europe and the African Diaspora.

Boekgegevens

ISBN-nummer: 9781496845566

Prijs: € 30,- excl. € 6,50 verzendkosten: € 5,-.

Pagina’s: 272

Het boek is te bestellen via IISR: info@iisr.nl.

Standbeeld van Tula: racistische kunst is geen kunst, maar racisme

In de Curaçaose gemeenschap is er beroering ontstaan. Een racistische witte vrouw, Toos van Mierlo-Hagenaars, die zichzelf kunstenares noemt, maar gewoon rommel maakt, heeft een standbeeld geproduceerd die ze Tula noemt. Het is geen standbeeld van Tula, want niemand weet hoe Tula er in 1795 er uit zag. Er zijn geen tekeningen of schilderijen. Ze maakt dus een beeld van een zwarte man en die noemt ze Tula. Ze verwacht dat iedereen dat ook zo gaat doen. Ze heeft geen flauw idee wie Tula is, zoals ik straks zal laten zien.

In 2009 heb ik op basis van archiefbronnen een minutieuze reconstructie gemaakt van de opstand onder leiding van Tula in 1795.[1] Het beeld van Tula dat daaruit voortkom is dat van een filosoof, een intellectueel, een politieke strateeg, een geweldige organisator.

Eind jaren zestig van de vorige eeuw woonden Toos van Mierlo-Hagenaars en haar man Cor van Mierlo in Curaçao. Cor was een hoge ambtenaar in de koloniale administratie van het eiland. Toos was eerst kleuterleidster en ging later wat tekenen en beeldhouwen.

De opstand van 30 mei 1969 op Curaçao heeft ze persoonlijk meegemaakt alsook de bewustwording onder zwarte Curaçaoënaars over kolonialisme. Ze gaat naar een toneelstuk over Tula en hoort voor het eerst van naam van Tula en hoe belangrijk hij is voor de zwarte bevolking. Toos, die van toeten noch blazen weet over de opstand van 1795, komt op het idee om een standbeeld van Tula te maken. Op YouTube is er een podcast getiteld Biografieportaal, waarin Toos aan een interviewer vertelt over haar idee.

Interviewster: “Hoe kwam u op het idee om een beeld van Tula te maken?”

Toos: “Kijk, het was zo. Ik leefde op Curaçao. Er werd alsmaar gepraat over ene Tula. Ik dacht bij mijn eigen ‘Hè, weet je wat. Ik maak hem!’ Toen ben ik hem gaan maken.”

Een witte vrouw, die nog nooit van Tula had gehoord, geen diepgaande studie gemaakt heeft van de opstand van 1795, hoort zwarte mensen praten over ene Tula en dacht bij haar “eigen”: “Ik ga hem maken.”

Een standbeeld is niet zomaar iets. Het is onderdeel van het publieke geheugen en vaak – zoals in het geval van Tula – onderdeel van het proces van identiteitsvorming. Toos de “kunstenares” heeft geen flauw idee van dit soort zaken. Ze denkt bij haar “eigen”: “Ik ga hem maken.”

Ik zie het gesprek tussen Toos en Cor voor me:

Toos: “Nou Cor, ik ben kunstenares weet je wel. Zij kenne niet wat ik ken. Nou, dan doen ik het maar voor ze, hoor, Cor.”

Cor: “Precies Toos. Ga het beeld maar maken. We gaan op Curaçao een goede plek voor jouw kunstwerk zoeken.”

Lodewijk Dros is auteur, iemand in dezelfde categorie als Toos. Hij heeft de klok horen luiden, maar weet niet waar de klepel hangt. Dros heeft een boek geschreven over Tula. Als een witte man een boek schrijft over Tula, wordt hij gelijk een Tula deskundige. Zo presenteert Dros zich ook. Hij is geen hoogvlieger. Het is een huis-, tuin- en keukenboek waar allerlei mensen opdraven die vertellen hoe geweldig Toos en haar kunstwerk is. Hij heeft veel met Toos gesproken en zij vertelt hem hoe ze op de locatie kwamen: “Rondwandelen door Willemstad hadden Cor en Toos al een prima locatie bedacht voor het kunstwerk.”[2]

Wat een arrogantie! Zwarte Curaçaoënaars die jaren gestreden hebben voor erkenning van Tula hebben niks in te brengen over het standbeeld of de locatie waar die komt te staan. Witte Nederlanders die niets weten over de context van koloniale strijd hebben besloten om te bepalen voor de zwarte Curaçaoënaars hoe Tula in het publieke geheugen moet worden vastgelegd.

Hoe is Toos te werk gegaan? Ze heeft haar seksuele fantasieën de vrije loop gelaten. Ze denkt “zwarte man=sex=grote penis”. Niks filosoof, intellectueel, politiek strateeg of organisator. Dus maakt ze een beeld van een naakte zwarte man met een penis. Ze begrijpt niet eens dat het racistisch is om als witte vrouw zo naar zwarte intellectuelen en filosofen te kijken. Je ontneemt ze hun intellect en profileert hun penis. Geen enkele beeldhouwer zou van een witte filosoof een beeld van een naakte man maken. Witte vrouwen met seksuele fantasieën doen dat wel en presenteren hun racisme als kunst.

Nou weet ik dat je van Toos geen hoog intellectueel niveau moet verwachten. Inzicht in racisme, inzicht in slavernij, inzicht in kolonialisme. Dat is veel te hoog gegrepen voor haar. Maar ze dacht toch bij haar “eigen”: “Ik ga hem gewoon maken.”

Wat heeft ze dan gemaakt? Wat is het verband tussen de naakte man en zijn prominente penis met de opstand van 1795? Niks natuurlijk. Dus Toos verzint er een kletsverhaal bij: “Ik heb Tula willen uitbeelden zoals hij opstaat. Hij is alles kwijt, zijn ketting en zijn kleren. Hij heeft alleen zichzelf, hij is nieuw. Hij is naakt, zoals de opgestane doden bij het laatste oordeel, zoals ze op de kathedralen afgebeeld worden.”

Deze vrouw is niet goed wijs. Niet zijn ketting en zijn kleren, maar zijn hoofd en ledematen is hij kwijt. Hij had helemaal geen ketting. Waar heeft ze dat vandaan? Eerst was hij zijn leven kwijt, toen hij tot slaaf werd gemaakt en eigendom werd van een witte persoon. Vervolgens is hij onthoofd en in stukjes gekapt. Hoe komt ze erbij: hij is zijn ketting en kleding kwijt!

Er zijn veel zwarte mensen te vinden in de wereld die ooit een ketting of hun kleren hebben verloren, maar niet Tula. Dus een beeld van een zwarte naakte man naar Tula noemen, terwijl het iedere zwarte man kan zijn ergens in de wereld, en dat kunst noemen is het toppunt van belazerij. Je had het beeld ook Jandino kunnen noemen. Die reist veel en zal vast wel een keer een ketting of kleren hebben verloren. Dit is geen kunst. Dit is troep, rommel, rotzooi en het is nog behoorlijk racistisch ook.

En wat gebeurt er met standbeelden van mannen met een penis? Dros weet het. Hij geeft het voorbeeld van een standbeeld van Mils Zet in Praag getiteld Bládi (jeugd). Dros: “Mládi’s geslacht werd een attractie. Veel vrouwelijke passanten raken het graag aan, waardoor het licht en glimmend afsteekt tegen het zwart-bronzen jongenslijf.”[3]

Dat mag je dus verwachten van een standbeeld met de penis van “Tula”. Geen herinnering aan de opstand van 1975. Gewoon een zwarte man met wiens penis je kunt spelen. Dat is identiteitsvorming in het publiek geheugen over Tula.

Witte Toos is niet door zwarte activisten gevraagd om het beeld te maken. Dus heeft ze een goedkope truc gevonden om het beeld door hun strot te duwen. Ze verkoopt het beeld niet. Ze schenkt het aan de bevolking van Curaçao. Zo in de trant van: “Ik schenk jullie zwarte mensen dit kunstwerk, die jullie zelf niet konden maken. Maar, tja, het heb me wel geld gekost, weet je wel. Dus kenne jullie € 35.000 euro ophoesten voor mijn geschenk?”

Het bedrag van 35.000 euro heeft ze neergelegd bij de gemeente Oldambt in de provincie Groningen, toen het maar niet van Curaçao kwam.[4]

Door protest in 1973 was het beeld niet in Curaçao geplaatst, maar vervoerd naar een plek in Groningen.

Nu, vijftig jaar later, is er een campagne gestart van house negroes op Curaçao met steun van witte krachten in Nederland om het beeld alsnog in Curaçao te plaatsen. Het wordt geleid door Tula deskundige Lodewijk Dros. Daardoor is er beroering ontstaan in de Nederlandse kolonie. Want de discussie over het standbeeld is na vijftig jaar weer opgelaaid. Toos is ouder geworden, maar niet wijzer. Alles is aan haar voorbijgegaan: Black Lives Matters, Zwarte Piet beweging, een nieuwe generatie activisten.

Toen de interviewster uit de podcast zei: “En toen begon er een heel lang verhaal, waardoor Tula uiteindelijk niet belandde op Curaçao, maar in Winschoten, in de opslag, in de loods.”

Toos (zeer gedecideerd): “Ik ben het er niet mee eens.

Als ik dit verhaal zou vertellen tijdens een borrelronde in het café zou iedereen hartelijk lachen en het terzijde schuiven als aan komisch verzinsel. Maar het gebeurt echt.

Hier zien we hoe kolonialisme werkt. Het absurde wordt normaal en het normale wordt absurd. Een normaal mens zou dit verhaal een absurd, verzonnen, verhaal vinden. Maar het is de werkelijkheid van kolonialisme op Curaçao.

Het begint bij de naam. Curaçao is een kolonie van Nederland. Maar zo wordt het niet genoemd in de media en het parlement. Daar wordt het eiland “het Caribisch deel van het Koninkrijk” genoemd. Dat verhult de ware aard van de relatie: kolonialisme. Er is geen sprake van gelijkwaardige delen in het koninkrijk. Venezuela is 65 km van Curaçao. Curaçao haalt goedkoop fruit en groenten uit Venezuela. Maar de handel wordt stopgezet door de Nederlandse regering, die 8.000 km verder zit, omdat die de regering van president Maduro niet erkend na de mislukte coup van Juan Guaido. Curaçao heeft niet de economisch vrijheid om de prijsstijging als gevolg van deze koloniale actie tegen te gaan. Het idee van gelijkwaardigheid in het koninkrijk is een farce.

Kolonialisme wordt in stand gehouden door mental slavery. Er heerst een grote angst in Curaçao: de angst om vrij te zijn. Een groot deel van de bevolking is ingeprent dat onafhankelijkheid een ramp voor Curaçao zou zijn. Dan wordt verwezen naar Haïti en Suriname, maar nooit naar Barbados. Haïti en Suriname verschillen veel van Curaçao, maar Barbados en Curaçao lijken veel op elkaar. De eilanden zijn even groot. De bevolkingsgrootte ontloopt elkaar niet veel. Maar op een heleboel vlakken doet onafhankelijk Barbados het beter dan Curaçao: het bruto nationaal product van Barados is twee keer groter dan dat van Curaçao. De infrastructuur is veel beter. De levensomstandigheden zijn beter. Waarom wordt niet de vergelijking met Barbados aangehaald als het gaat om het vraagstuk van onafhankelijkheid? Omdat mental slavery heerst op Curaçao en de mensen die daarin een belangrijk rol spelen zijn de bomba’s, de voormalige opzichters tijdens slavernij, de house negroes, de Uncle and Auntie Toms. Zij springen op de bres voor de kolonisator.

Charlton G. Marcos, een Curaçaoënaar in Groningen, is een voorbeeld van zo een house negro. Hij treedt samen met Dros in de podcast Biografieportaal. Hij staat pal voor Toos. Marcos: “Ik ben ook een kunstenaar. Ik heb een oog en oor voor kunst.” Ik vraag me dan af: maak je ook zulke rommel als Toos? Hij vervolgt: “Ik begrijp volledig wat Toos daarmee wilde uitbeelden… Of het Toos is, een blanke vrouw die het gemaakt heeft, of het Lodewijk een blanke man die het boek geschreven heeft, vind ik alleen maar om toe te juichen. Als we moeten wachten tot een Curacaoenaar of een zwarte persoon dat zou doen zou het een eeuwigheid duren.” Wat!! Wat zegt onze house negro? Kent hij helemaal geen zwarte auteurs die over Tula geschreven hebben: Guillermo Rosario al in 1968, Dom Martina, Charles Dorego, Jeanne Henriquez. Weet hij niet er een Tula Museum bestaat op Curaçao? Waar heeft Uncle Tom al die tijd geleefd? In Groningen?

Ik hoor deze house negro al in zijn badkamer zingen: “We zijn blij, zo blij, dat er witte mensen zijn, dat er witte mensen zijn. We zijn blij, zo blij, dat er wiiiittte mensen zijijijn!”

In alle gekoloniseerde gemeenschappen spelen de house negroes aan belangrijk rol in mental slavery. Ook in Nederland. Daar hebben Surinamers de strijd verloren tegen een naakt standbeeld van Anton de Kom gemaakt door een witte vrouw, Jikke van der Loon, die maar niet kon geloven dat De Kom een schrijver, een intellectueel, was. Alle afbeeldingen van Anton de Kom zijn met een hoed en netjes gekleed. De kern van het werk van Anton de Kom is een boek Wij Slaven van Suriname dat de basis is geworden van dekoloniale geschiedschrijving van Suriname. Je zou denken dat een kunstenaar die kenmerken als uitgangspunt neemt voor een standbeeld. Nergens zul je afbeeldingen tegen komen van filosofen en intellectuelen als naakte mensen. Maar de witte Jikke van der Loon kan zich maar niet indenken dan zwarte mensen intellectuelen zijn. Het eerste wat bij haar opkomt als ze aan zwarte mannen denk is: naaktheid, seks. Zij kon bij het maken van het standbeeld niet de associatie maken van Anton de Kom met een pen en een boek, maar alleen met zijn naakte lichaam. To zover reikt haar fantasie. Surinamers in Nederland hebben wel geprotesteerd, maar ze hebben de strijd verloren. Ik denk dat het in Curaçao heel anders lopen.

De house negroes vertegenwoordigen niet die nieuwe generatie mensen die ik op Curaçao heb leren kennen. Jonge kritische mensen die leiding zullen geven aan de strijd voor vrijheid in de geest van Tula. Die pikken de onzin van witte mensen die van 8.000 km ver ze gaan vertellen hoe ze hun leven moeten inrichten.

Dros kent ze niet. Jeanne Henriquez, de oprichter van het Tula Museum en een oude gestaalde kader van de progressieve beweging op Curaçao is bezig met het laten plaatsen van een standbeeld dat gemaakt door een zwarte kunstenares uit Curaçao, Shartelle Santiago. De deskundige Dros weet niet dat zij bestaat en dat er een ander beeld is, want hij zwijgt erover. Het Tula Museum gaat een crowdfunding campagne organiseren voor dit standbeeld. En de house negroes gaan zich inzetten van het standbeeld van witte Toos.

Ik hoop van harte dat het lukt om het standbeeld van Toos op Curaçao te plaatsen. Het Nederlandse Ministerie van onderwijs moet nog geld geven voor het transport. Ik beeld me dan al in wat er gaat gebeuren. Het beeld wordt geplaatst. In Zuid-Afrika is de Rhodes Must Fall beweging begonnen met het gooien van poep naar het standbeeld van Cecile Rhodes en korte tijd later werd het door studenten van de University of Cape Town met touwen naar beneden gehaald. Ik zie mensen op Curaçao al het beeld bespugen en beschimpen. Ik zie demonstraties met tekeningen van Koning Willem Alexander in koninklijk gewaad, maar geheel naakt, met een kleine penis en met de tekst: “Dit is koninklijke kunst?” Ik zie een menigte zwarte activisten met touwen die het beeld neerhaalt tijdens het zingen van Redemption Song (Emancipate yourself from mental slavery) in het Papiamentu met de slogan “Toos must fall!”

 

Ik ga grote zakken popcorn kopen, wat het worden gezellige tijden en ik wil niets missen van het schouwspel.

 

Sandew Hira, 21-7-2023

[1] Sandew Hira (2009): De stemmen uit de bron, in: Artwell Caine (red): De slavenopstand van 1795 op Curaçao. Amrit. Den Haag, pp. 36-119.

[2] Dros, L. (2023): Tula. Een beeld van de slavernij. Een halve eeuw herdenking tussen Willemstad en Winschoten. Noordboek, p. 29.

[3] Dros, L. (2023), p. 31-32.

[4] Dros, L. (2023), p. 101.

Analyse van de excuses van de koning: het koningshuis xx was geen toeschouwer maar dader in een misdaad tegen de menselijkheid

Sandew Hira, 3 juli 2023

Weten dat je gewonnen hebt

Eindelijk was het zover. Koning Willem Alexander heeft zijn excuses aangeboden voor het slavernijverleden. Dat is een goede zaak, toch? Jarenlang hebben veel activisten gevochten voor erkenning van het leed dat Nederland heeft veroorzaakt met slavernij en kolonialisme. Het is met horten en stoten gegaan, maar die strijd heeft resultaat gehad. Eén eis in die strijd is excuses, een ander is herstelbetaling.

Op 19 december 2022 heeft premier Rutte namens de Nederlandse regering excuses aangeboden. En op 1 juli deed koning Willem Alexander dat. Wat kan daartegen zijn? Niks! Als je excuses wilde hebben, dan kun je niet klagen. Je hebt ze gekregen, misschien niet zoals je wilde, maar ze zijn er wel. Als je geen excuses wilde hebben, dan kan het je niet schelen, tenzij je een campagne voert met de leuze “Wij willen geen excuses, maar alleen herstelbetalingen!” Dan ben je duidelijk. En als je excuses krijgt, dan zeg je vanuit die positie: “hou die excuses maar, geef me alleen die herstelbetaling”.

Maar wie zo redeneert, is niet bezig met het opbouwen van een sociale beweging. Bij de grote massa van mensen is de centrale eis: erkenning van slavernij als een misdaad tegen de menselijkheid. Excuses is een vorm van erkenning. Herstelbetalingen is een andere vorm.

De speeches van de premier en de koning zijn deel van die erkenning, waar die altijd ontkend of verzwegen is. Daarom is de speech van de koning goed, niet eens om wat hij precies heeft gezegd, maar omdat hij iets gezegd heeft dat als erkenning kan worden beschouwd.

Die erkenning is het resultaat van sociale strijd. Je moet weten wanneer je gewonnen hebt.

Hoe je gewonnen hebt

Nu moet je hoe je gewonnen hebt. En wat blijkt? De sociale bewegingen voor erkenning slavernij en kolonialisme als misdaden tegen de menselijkheid hebben het initiatief van de sociale strijd uit handen gegeven. De staat heeft het initiatief overgenomen en dirigeert en kanaliseert die strijd.

De sociale bewegingen in Nederland, Suriname en de Antillen zijn verschillend van aard, maar ze hebben alle gemeen dat ze erkenning van slavernij als een misdaad tegen de menselijkheid eisen. Die eis hebben ze gemeen met sociale bewegingen over de hele wereld. Die hebben al tijdens de wereldconferentie tegen racisme in Durban in 2001 slavernij als een misdaad tegen de menselijkheid bestempeld. Met de Zwarte Piet beweging in Nederland en de internationale Black Lives Matter beweging is de Nederlandse regering onder druk komen te staan. De internationale sociale beweging gaat steeds meer in de richting van dekolonisatie. Het beschouwt kolonialisme als een beschaving die haar basis heeft in de Europese Verlichting. De strijd voor dekolonisatie is een strijd voor een nieuwe wereldbeschaving. We zijn midden in de overgang van de oude koloniale beschaving die zich baseert op universele kennis naar een nieuwe wereldbeschaving gebaseerd op pluriversele kennis van Afrika, Azië, Abya Yala etc. De staat probeert die ontwikkeling tegen te gaan door de leiding in de sociale strijd over te nemen.

Vanuit een dekoloniale optiek zou de vraag “waarvoor bied je excuses aan” beantwoord moeten worden met de volgende vragen:

  1. Wie heeft je het recht gegeven om land te bezetten dat niet van jou is? Je had huur moeten betalen. Laten een bedrag per km2 afspreken voor achterstallige huur.
  2. Je mag niet iemand dwingen om gratis voor je te werken. Je had loon moeten betalen. Laten we een uurloon afspreken voor niet betaalde lonen.
  3. Je mag niet stelen. Je had moeten betalen voor het goud, zilver en andere producten die je gestolen en waarvoor je geen cent hebt betaald. Laten we een bedrag per hoeveelheid (kg, ton) afspreken die je had moeten betalen voor gestolen goederen.
  4. Als je iemand materiële, fysieke en psychologische schade toebrengt, dan moet compensatie betalen voor het leed dat je hebt veroorzaakt. Laten we een bedrag per persoon afspreken voor te compenseren leed.
  5. Als je een schuld hebt bij een persoon of een bank (vanwege niet betaalde huur, niet betaalde lonen, niet betaalde goederen en niet betaalde compensatie voor leed) dan moet je rente betalen. Laten we het rentepercentage van 6% gebruiken dat de Franse hebben opgelegd aan Haïti, toen het eiland gedwongen werd om herstelbetalingen aan Frankrijk te betalen in 1825.
  6. Als je ten onrechte geld hebt ontvangen die jouw slachtoffers onder dwang aan jou hebben betaald, dan moet je dat geld teruggeven. Indonesië heeft onder Amerikaanse en Nederlandse dwang herstelbetalingen van NF 4,5 moeten betalen aan Nederland. Dat geld moet met rente teruggestort worden.

Als je excuses maakt, dan zou je voor deze concrete zaken excuses moeten maken. Het is geen hogere wiskunde. Je gebruikt gewoon je gezond verstand.

Normaal zou een volwassen sociale beweging deze punten op de agenda moeten zetten, en dat gebeurt internationaal ook. Maar met Nederland ligt  het anders. De Nederlandse regering voorziet dat de sociale beweging zich zou kunnen ontwikkelen in de richting van dekolonisatie, dus stapt zij in en neemt de leiding over met haar geschiedenisambtenaren. Dat zijn mensen met een akademische titel (Dr., Prof.) die zich presenteren als objectieve wetenschappers, maar niet veel meer dan betaalde geschiedenisambtenaren zijn die een vooraf uitgestippeld beleid moeten uitvoeren. Ze moeten het verhaal construeren dat de overheid wil vertellen en in de sociale beweging planten.

De oude koloniale “wetenschappers” zoals Pieter Emmer zijn verbannen naar een kooi waar niemand meer wakker ligt van zijn geblaf. De kooi heeft nu de label voor de pers: “Niet aankomen.” Tot voor kort werd Emmer als grote deskundige door alle media geraadpleegd om te vertellen dat totslaafgemaakten van slavernij hielden, ze brandmerken zagen als een vorm van tatoeage, en ze net als koe Bertha geen idee hadden van wat vrijheid is. Maar zulke mensen kun je tegenwoordig niet meer een microfoon onder zijn neus duwen. Nu heb je andere mensen nodig met een progressievere verhaal: slavernij was erg, maar…

Prof. Pepijn Brandon moest het verhaal van de betrokkenheid van ABN-AMRO construeren met als eindresultaat dat ABN AMRO zegt: mooi, je hebt je werk gedaan, en verder moet je je mond houden als we ermee gaan zwaaien. Welke beleidsconclusie trekt ABIN AMRI: stage-plaatsen voor de nazaten van totslaafgemaakten. Vergelijk dat met het beleid van Zwitserse banken in 2000 t.a.v. een andere misdaad tegen de menselijkheid: de Joodse Holocaust. Die banken hebben US$ 1,3 miljard betaald aan de slachtoffers. En Brandon houdt braaf zijn mond als ABN-AMRO dit schandelijk stagebeleid aankondigt als reactie op zijn rapport.

Dr. Karwan Fatah Black moest het verhaal van De Nederlandse Bank en slavernij optekenen. Hij weet dat Koning Willem I een cruciale rol heeft gespeeld. Daarvoor hoef je niet eens in de archieven te duiken. Die betrokkenheid kun je overal op internet vinden. Maar Fatah Black weet ook dat hij als geschiedenisambtenaar daarover moet zwijgen. En dat doet hij heel braaf. Zie hier de besprekingen van beide rapporten.

Deze twee studies die expliciet hadden moeten gaan over de betrokkenheid van het koningshuis bij slavernij zijn voorstudies van een grotere studie van drie jaar die uitgevoerd wordt door de leider van het wetenschappelijk kolonialisme: Prof. Gert Oostindie. De taak van Oostindie is om de excuses van de koning voor te bereiden. Maar helaas, drie jaar duurt te lang voor veel mensen, dus moest de koning het op 1 juli 2023 doen. En wat hebben de geschiedenisambtenaren bedacht? Willem Alexander moet excuses aanbieden, niet voor het koningshuis als dader, maar het koningshuis als toeschouwer. Willem Alexander zegt in zijn toespraak: Dankzij het werk van gedreven onderzoekers weten we steeds meer over het Nederlandse slavernijverleden… Maar er is ook zoveel wat we niet weten.” Spreek voor jezelf zou ik zeggen. Jouw onwetendheid is niet onze onwetendheid. Er is uitgebreide openbare documentatie over het daderschap van het koningshuis. Het is algemeen bekend. Google maar op Willem I en NHM, dan kom je de bronnen wel tegen. Door te stellen dat je  excuses aanbiedt niet voor het daderschap maar voor het toeschouwerschap, ben je bezig met een complete geschiedvervalsing, terwijl het op 1 juli de bedoeling was dat je de waarheid zou vertellen, die zo lang verzwegen is. Stel je voor: je kidnapt mensen, je verkracht vrouwen, je dwingt ze om gratis voor je te werken, je martelt en vermoordt ze als ze in opstand komen en dan kom je excuses aanbieden omdat je hebt weggekeken. Je was dader, geen toeschouwer!

Dit laat zien hoe belangrijk het is dat sociale bewegingen weer het initiatief nemen in een dekoloniale geschiedschrijving van slavernij in plaats van achter de geschiedenisambtenaren te lopen. Nu is de tijd om geschiedvervalsing aan de orde te stellen.

Door de te vroege excuses is wel een probleem ontstaan voor Oostindie en Willem Alexander. Als je over drie jaar excuses gaan aanbieden, waarvoor ga je het doen? Voor het daderschap? Wist je drie jaar geleden niet dat het om daderschap gaat en niet om toeschouwerschap? Die excuses komen dan als mosterd na de maaltijd. Bovendien gaan mensen over drie jaar de vraag stellen: heb je ons op 1 juli 2023 voor de gek gehouden en wil je nu nieuwe excuses aanbieden?

De problemen worden nog groter voor Willem Alexander. Hij vroeg om vergiffenis.  Maar er is een roep om die vergiffenis te vragen in de landen waar de misdaden hebben plaatsgevonden. De president als vertegenwoordiger van de staat en de samenleving, zal die vergiffenis moeten geven. Stel je voor. In 2025 zijn er verkiezingen in Suriname. De kans is groot dat Desi Bouterse wint, gezien het wanbeleid van de huidige regering. Willem Alexander moet dan in 2026 vergiffenis vragen aan … Desi Bouterse! Oh wat een doffe ellende voor het koningshuis en de geschiedenisambtenaren. We gaan tegen die tijd popcorn eten en de zaak gadeslaan.

Als de sociale beweging het initiatief in de strijd naar zich toetrekt, dan betekent dit het volgende.

  • Leg de focus op het opbouwen van een infrastructuur voor dekolonisatie: fysieke infrastructuur met gebouwen, vergaderzalen, theaterfaciliteiten.
  • Combineer dit met een beleid voor kadervorming: train trainers in analyseren volgens het theoretisch raamwerk van Decolonizing The Mind. Zet deze trainers in bij educatie en massa-media zodat ze een weerwoord kunnen formuleren op het werk van de geschiedenisambtenaren.
  • Leg daarmee de basis voor het opbouwen van een nieuwe wereldbasis gebaseerd op een nieuwe vorm van kennisproductie.

En… laat dit financieren op de potjes voor herstelbetaling.

 

 

Decolonizing The Mind op Curacao: 6-10 juli

Van 6 tot juli bezoek Sandew Hira Curacao  in het kader van DTM. Na zijn boeklancering in Europa van januari tot april bezocht hij in mei negen universiteiten in Zuid-Afrika en Zambia. In juli heeft hij een intensief vierdaags programma op Curaçao. Vrijdagochtend is er een bijeenkomst met schrijvers die zich inzetten om de geschiedenisboeken van Curaçao te herschrijven. Vrijdagavond is er een meet and greet sessie met sleutelfiguren in sociale bewegingen en het onderwijs georganiseerd door Fundashon Museo Tula. Zaterdag geeft hij een keynote speech op de conferentie “Decolonizing The Mind in Curaçao”. Zondag geeft hij een openbare lezing over slavernij en herstelbetalingen voor activisten uit de Curaçaose gemeenschap. Maandag ondertekenen Fundashon Museo Tula en de Decolonial International Network Foundation een MOU voordat hij naar Amsterdam vertrekt.

Van zwarte voorhoede naar zwarte onderbuik

Sandew Hira 2-6-2023

Tragisch

Er doet zich een tragische ontwikkeling voor in de Afro-Surinaamse gemeenschap. Een groep zwarte activisten die jarenlang in de voorhoede hebben gestaan in de strijd voor erkenning van het leed dat het Nederlands kolonialisme heeft veroorzaakt met de geschiedenis van de trans-Atlantische slavernij is bezig om haar eigen erfenis te gronde te richten. En dat gaat heel snel. Ze is hard op weg om van haar voorhoederol over te gaan naar de rol van de vertegenwoordiging van de onderbuik van de Afro-Surinaamse gemeenschap.

De onderbuik

Iedere gemeenschap heeft een groep mensen die reageren op maatschappelijke ontwikkelingen vanuit hun onderbuik: gevoelens van wrok, haat, jaloezie, woede, een negatief zelfbeeld en negativiteit in het algemeen. In de Nederlandse witte gemeenschap wordt die vertolkt door Geert Wilders en gevoed door de voortdurende erfenis van het kolonialisme met haar waanbeelden van witte superioriteit en gekleurde inferioriteit. In de gekoloniseerde gemeenschap wordt de onderbuik gevoegd door verdeel-en-heers. De negatieve sentimenten richten zich op andere gekoloniseerde gemeenschappen: haat, wrok, jaloezie, woede. Iedereen met een basiskennis van wat kolonialisme is en hoe het werkt, weet dit. Het is geen hogere wiskunde. Het is basiskennis.

Een deel van de zwarte gemeenschap die vroeger in de voorhoede van de sociale strijd was is nu bezig om naar de achterhoede te gaan, of sterker nog, naar de onderbuik. Ze roeren in de emoties van haat, wrok en nijd en creëren verdeeldheid in de strijd tegen racisme en dekolonisatie. Ze mobiliseren deze sentimenten tegen de Hindostaanse gemeenschap, die nu ontwaakt en haar bijdrage levert in de strijd tegen racisme en voor dekolonisatie. Daarmee richten ze schade aan voor zichzelf en de sociale strijd als geheel. Het is een teken van hun falend leiderschap.

De sociale strijd en leiderschap

De zwarte gemeenschappen in Suriname en Nederland hebben een belangrijke rol gespeeld in het proces van dekolonisatie. De misdaad van slavernij, als onderdeel van kolonialisme, is op de politieke agenda gezet. Het is een succesvolle strijd geweest. Dat blijkt uit de excuses van Rutte en het beleid dat daaruit volgt. En zoals bij alle sociale strijd is het effect veel breder dan de specifieke strijd zelf. In de jaren zeventig van de vorige eeuw was een katalysator in de dekoloniale beweging het verzet tegen de oorlog in Vietnam en de anti-imperialistische strijd in Afrika, Azië en Latijns Abya Yala. Die beweging was nauw verbonden met de civil-rights movement in Amerika, de studentenbeweging in Europa en de feministische beweging in het algemeen.

En zoals bij alle sociale bewegingen is leiderschap van cruciaal belang voor de vraag hoe de beweging zich verder ontwikkelt. Leiderschap van sociale bewegingen is niet vastgelegd bij één persoon of één groep. Het wordt niet bepaald door verkiezingen in de sociale strijd. Het wordt bepaald door initiatief (wie neemt initiatieven) en door de vraag in hoeverre het initiatief de strijd naar een volgende fase brengt. Is het initiatief een antwoord op de behoefte van een sociale beweging?

Jarenlang heeft een groep zwarte activisten gestreden voor erkenning van het leed dat Nederlandse slavernij aan de zwarte gemeenschap heeft gebracht. Die strijd resulteerde o.a. in de oprichting van het NiNsee, het slavernij monument in het Oosterpark in Amsterdam en de instelling van een fonds door het Ministerie van Sociale Zaken voor de Decade for the People of African Descent 2015-2024. Maar de grote doorbraak kwam met de sociale beweging tegen Zwarte Piet, die geresulteerd heeft in de excuses van Rutte en de verkiezing van BIJ1 In de Tweede Kamer en verschillende gemeenteraden. Die doorbraak is geleid door een nieuwe groep van zwarte jongeren. Activisten uit andere sociale gemeenschappen hebben daaraan een bijdrage geleverd.

In welke fase van de strijd zitten we?

Een belangrijk kenmerk van goed leiderschap is het vermogen om te begrijpen in welke fase van de strijd een gemeenschap zit en het vermogen om lijnen te kunnen uitzetten om de strijd naar een andere, een hoger niveau, te brengen. In mijn analyse zit de sociale beweging in de strijd tegen racisme en voor dekolonisatie in een fase van consolidatie. Consolidatie betekent dat je beseft dat je een overwinning hebt behaald en dat het tijd is om de vruchten van die overwinning te plukken.

Als je dat niet beseft, dan ga je domme dingen doen. Toen Rutte aankondigde dat hij excuses zou aanbieden en een fonds van 200 miljoen zou oprichten, is een deel van de voormalige zwarte voorhoede een campagne begonnen tegen Rutte. Ze snappen niet dat ze gewonnen hebben en zijn een campagne gaan voeren tegen hun eigen winst! Dat is falend leiderschap. Je begrijpt niet in welke fase van de strijd je bent en wat nodig is om naar de volgende fase te gaan.

Nu is diezelfde voorhoede, of beter gezegd, de onderbuik, met een campagne begonnen tegen de herdenking van 150 jaar Hindostaanse dwangarbeid in Suriname. Hun argument: het leidt de aandacht af van de herdenking van 160 jaar afschaffing van legale slavernij. Anton de Kom zou zich in zijn graf omdraaien als hij dit hoort. Daarvoor gebruiken ze nogal wat drogredeneringen. Hindostanen zouden niet begrijpen wat de verschillen zijn tussen slavernij en Hindostaanse dwangarbeid. Hindostanen zouden aanspraak willen maken op herstelbetalingen waarvan de strijd door Afro-Surinamers is gevoerd. Het Sarnámihuis, de belangrijke vertegenwoordiger van de Hindostaanse gemeenschap op het gebied van geschiedenis en cultuur in Nederland, heeft in een verklaring gereageerd op deze drogredenen en hun koloniale aard blootgelegd.

De harde lessen uit de geschiedenis

De geschiedenis van sociale strijd is een harde geschiedenis. Het laat zien wat het lot is van falend leiderschap, van mensen die niet in staat zijn om te begrijpen wat sociale strijd is, in welke fase van de strijd ze zitten en wat hun historische rol daarin is. Goed leiderschap houdt in dat je een goede analyse hebt van de sociale strijd en op basis daarvan een beleid kan formuleren dat de strijd naar een hoger niveau kan brengen. In alle dekoloniale strijd staat eenheid voorop. De oude slogan geldt nog onverbiddelijk: eenheid maakt macht en verdeeldheid breekt kracht. Ons antwoord op etnische spanningen is niet concurrentie, maar solidariteit. Op 1 juli 1863 werden de ketenen niet verbroken, maar overgedragen. Ze werden overgedragen aan de kleine zwarte boeren, aan de zogenaamde vrije Afro-Surinamers, aan de Aziatische dwangarbeiders. De oude zwarte voorhoede, die nu naar de onderbuik is gekropen, heeft dit niet begrepen. Om hun campagne van haat en wrok tegen Hindostanen te kunnen voeren, moeten ze de geschiedenis vervalsen en terugvallen op koloniale geschiedschrijvers van de racistische professor Pieter Emmer. Aziatische dwangarbeid wordt door Emmer beschreven als een verlossing uit de armoede van India en als een verlossing van Hindostaanse vrouwen van onderdrukking door Hindostaanse mannen. Op dezelfde wijze is de zwarte onderbuik bezig om de geschiedenis van Hindostaanse dwangarbeid weg te herschrijven en de onderdrukking en uitbuiting weg te wissen. Het feit dat het sterftepercentage onder slavernij min of meer hetzelfde was als het sterftecijfer tijdens Hindostaanse dwangarbeid wordt weggewist. In Hindostaanse kringen wordt gekscherend gezegd dat volgens de Afro-Surinaamse onderbuik het eerste schip dat Hindostaanse dwangarbeiders uit India bracht, niet de Lalla Rookh was, maar de Titanic. Dit is om te illustreren wat het onstellende gebrek aan historische kennis is bij de zwarte onderbuik.

De harde les uit de geschiedenis is dat een voorhoede niet altijd een voorhoede zal blijven. En dat is nu het geval met de zwarte onderbuik. Ze is bezig haar voorhoede rol te vernietigen. De respect en waardering die ze ooit kreeg, verandert in afkeer en minachting voor de bijdrage die ze levert aan koloniale verdeel-en-heers. Voor hen geldt nu: de honden blaffen en de karavaan trekt verder. Het maakt niet uit wat hoe ze schreeuwen, de geschiedenis laat zien dat dat geschreeuw de vooruitgang in de sociale strijd niet zal tegenhouden. Dat blijkt uit deze cijfers. Op 15 maart organiseerde Pakhuis de Zwijger een dialoogbijeenkomst over de spanningen tussen Afro-Surinamers en Hindostanen. Op 17 maart 2023 had het 23.451 views, een ongekend hoog aantal. De meeste mensen zijn op zoek naar dialoog, naar eenheid, niet naar haat en verdeeldheid. Dat is les uit de geschiedenis van sociale strijd. Die haat en verdeeldheid zaait zal belanden op de vuilnisbelt van de geschiedenis.

Een nieuwe fase in de ontwikkeling van de wereldwijde dekoloniale beweging

Sandew Hira, 1-6-2023

Invoering

Van 1 t/m 26 mei heb ik negen universiteiten in Zuid-Afrika en Zambia bezocht in mijn hoedanigheid van secretaris van Stichting DIN en als auteur van het boek Decolonizing The Mind . De reis heeft me veel geleerd over waar we nu staan in de wereldwijde dekoloniale beweging en waar we heen moeten.

Hier een overzicht van de reis.

 

  1. Zuid-Afrika – Universiteit van Kaapstad (UCT)

Ik begon op 2 mei in Kaapstad met een lezing over hoe wiskunde en exacte wetenschappen werden gekoloniseerd en hoe ze te dekoloniseren. Frank Kronenberg en Dr. Tiri Chinyoka waren de organisatoren van het evenement.

  1. Zuid-Afrika – Universiteit van West-Kaap (UWC)

Bassey Antia, een toegepaste taalkundige van UWC, nam contact met me op na een Zoom-lezing die ik gaf aan de Pennsylvania State University die hij bijwoonde. Hij wilde met mij samenwerken om het DTM-theoretisch kader toe te passen op het gebied van de toegepaste taalwetenschap. Op 2 en 3 mei organiseerde hij een miniconferentie met vier van zijn promovendi uit Ghana en Kameroen over dit onderwerp. Op 4 mei organiseerde hij een openbare lezing bij UWC.

  1. Zuid-Afrika – Universiteit van Pretoria

Op 8 mei gaf ik een boekpresentatie aan de Universiteit van Pretoria. Dit werd georganiseerd door Adekeye Adebayo. Hij is een productieve schrijver en een expert op het gebied van internationale aangelegenheden.

  1. Zuid-Afrika – UNISA in Pretoria

Op 9 mei sprak ik op de University of South Africa (UNISA) in Johannesburg. Professor Grace Khunou en haar team waren zo aardig om mij te ontvangen bij UNISA. Nokuthula Hlabangane heeft een belangrijke rol gespeeld bij het koppelen van mij aan Grace. UNISA was het centrum van de dekoloniale beweging in Zuid-Afrika.

  1. Zambia – Kwame Nkrumah Universiteit in Kabwe

Op 10 mei vloog ik naar Zambia waar ik een diner had met Jive Lubbungu in Kabwe, 140 km van Lusaka. Jive heeft via een MOU de weg geëffend voor een samenwerking tussen DIN en de Kwame Nkrumah-universiteit. Op 11 mei heb ik de VC, de plaatsvervangend VC en de decaan bezocht. Jive organiseerde ook een bijeenkomst met medewerkers voor een presentatie over DTM. Zij zijn de mensen die gaan werken met het DTM Center of Excellence.

  1. Zambia – Universiteit van Zambia in Lusaka

Op 11 mei heb ik een diner gehad met Yvonne Kabombwe en Ferdinand Chipindi in Lusaka. Maandenlang hebben Yvonne Kabombwe en Ferdinand Chipindi de voorbereidingen getroffen voor een Memorandum of Understanding tussen DIN en de Universiteit van Zambia in Lusaka. De MOU houdt de oprichting in van een DTM centre of Excellence (Chipindi bedacht de term).

Op 12 mei gaf ik een openbare lezing aan de Universiteit van Zambia in Lusaka. Daarna had ik een lunchbijeenkomst met het bestuur van de Education Research Association of Zambia (ERAZ) onder leiding van Sitwe Benson. Dit was een zeer belangrijke bijeenkomst. ERAZ is een organisatie van ongeveer 100 leden (onderzoekers) aan verschillende universiteiten van Zambia. Het is een landelijk netwerk.

  1. Zuid-Afrika – Universiteit van Kwazulu Natal in Durban

Op 16 mei Ik sprak op de Universiteit van Kwazulu Natal in Durban over het dekoloniseren van wiskunde en de exacte wetenschappen. Na de lezing nodigde de organisator me uit om met 10 stafleden te praten over wat het betekent om de exacte wetenschappen te dekoloniseren en hoe zij daarbij betrokken kunnen raken.

  1. Zuid-Afrika – Universiteit van de Vrijstaat Bloemfontein

Op 22 mei organiseerden het Centre for Gender and Africa Studies (CGAS), The International Office en de University of the Free State Library de presentatie van mijn boek. Twee dagen later woonde ik de Africa Day Memorial Lecture bij van prof. M. Thabane. Africa Day is een groot evenement bij UFS.

Op 26 mei nam ik als spreker deel aan de 2023 UFS Africa Month Dialogue. Munyaradzi Mushonga was de gastheer en MC. Het thema van de Dialoog is Bevorderen en waarderen van kennis in en uit Afrika. Ik sprak over het onderwerp “Het belang van scheppers en medescheppers van kennis (in en uit Afrika”) . Prof. Francis Peterson, de rector en vice-kanselier van UFS, nam deel aan de dialoog.

  1. Zuid-Afrika – Centrale Technische Universiteit Bloemfontein

Op 25 mei was ik uitgenodigd als keynote speaker op de Afrikadag georganiseerd door de Central University of Technology. In Zuid-Afrika wordt de oprichting van de Afrikaanse Unie gevierd als de Dag van Afrika. Blijkbaar is het een groot evenement op veel universiteiten. De communicatie werd gedaan door Sekoele Ramajoe , coördinator internationale zaken bij Home Projects. Ik had een lunchbijeenkomst op 24 mei met zijn collega’s. Leolyn Jackson, hoofddocent, hoofd studenteninschrijving, directeur van het Southern African-Nordic Centre (SANORD) en directeur van het International Relations Office is een sleutelfiguur bij CUT. Hij wil graag met ons samenwerken.

De lessen

De centrale vraag die keer op keer opkwam is: waar gaat dekoloniale theorie over en wat is de praktische relevantie ervan? Wat betekent het om de universiteit, en daarmee de samenleving en de wereld, te dekoloniseren?

In mijn interactie met veel mensen in Afrika heb ik betoogd dat we van het huidige stadium van algemene dekoloniale kritiek op het eurocentrisme moeten overstappen naar specifieke kritiek en alternatieven per discipline. De overgang van algemene kritiek naar specifieke kritiek per discipline maakt de overgang van theorie naar praktijk gemakkelijker. Als je de economische theorie dekoloniseert, ben je gedwongen ook het economisch beleid te dekoloniseren.

Deze transitie vraagt om een ander type dekoloniale denkers en activisten. We hebben meer experts nodig uit de verschillende betrokken disciplines om de kritiek en het alternatief per discipline te produceren.

Het is geen gemakkelijke overgang. Neem de kwestie van dekoloniale economische theorie en beleid. De Europese Verlichting heeft twee economische scholen voortgebracht: het liberalisme dat pleit voor een economisch systeem gebaseerd op privé-eigendom en markten en het marxisme dat strijdt voor een planeconomie en de afschaffing van privé-eigendom en markten. Het eerste systeem heet kapitalisme en het tweede socialisme. Veel dekoloniale activisten zijn tegen het kapitalisme. Betekent dat dat ze voor het socialisme zijn? Wat is er zo dekoloniaal aan het socialisme? Als de enige categorieën die je kent kapitalisme en socialisme zijn, dan wordt de dekoloniale theorie uiteindelijk onderdeel van het marxisme en is het doel socialisme. Maar we hebben al tientallen jaren ervaring met planeconomie en de resultaten zijn twijfelachtig.

Ik betoog dat er naast kapitalisme en socialisme andere economische systemen mogelijk zijn. Islam en het boeddhisme, maar ook de Chinese filosofie hebben systemen voortgebracht die succesvoller zijn en een beter beroep doen op sociale rechtvaardigheid dan kapitalisme en socialisme. Dekoloniale economische theorie kijkt verder dan de tweedeling die de Europese Verlichting heeft voortgebracht om oplossingen te vinden voor praktische economische problemen van vandaag.

Op een vergelijkbare manier richtte ik me in mijn colleges en discussies op het dekoloniseren van de harde wetenschappen, omdat men vaak denkt dat dit niet kan: wiskunde, natuurkunde, biologie. Met gezond verstand kan men begrijpen dat dit mogelijk is, zoals ik uitleg in mijn boek.

Als de dekoloniale beweging deze overgang niet maakt, wordt ze een overblijfsel uit het verleden, een mode die komt en gaat zoals alle modes.

Het organisatorische probleem

Afrika leerde me ook over een organisatiemodel dat zou kunnen werken voor de dekoloniale beweging in de academische wereld. Met dat model moeten we experimenteren. Dr. Ferdinand Chipindi van de Universiteit van Zambia kwam met het idee van een DTM Centre of Excellence. Het richt zich op Decolonizing The Mind, maar op zo’n manier dat het bijdraagt aan de verbetering van excellentie. Zo’n centrum is gebaseerd op concrete projecten.

Enkele ideeën over projecten die aan bod kwamen zijn:

  1. Een nieuw systeem van prestatiebeoordeling voor het hoger onderwijs, inclusief monitoring van de mate waarin een universiteit is gedekoloniseerd en een nieuwe meting van excellentie in het hoger onderwijs.
  2. Een dekoloniaal wiskundeboek voor het basis- en voortgezet onderwijs.
  3. De dekoloniale geschiedenis app .
  4. Een onderzoeksdatabase over herstelbetalingen die activiteiten op het gebied van herstelbetalingen over de hele wereld in verschillende talen documenteert.
  5. Een database met maatregelen van economische boycots en hoe de effecten kunnen worden vermeden.
  6. Reconstructie van de rechtsdiscipline.

 

De projecten moeten worden uitgevoerd door studenten en medewerkers in een bepaalde discipline. En ze moeten gaan samenwerken met andere centra en mensen van andere universiteiten. Er zijn veel problemen die moeten worden aangepakt, niet in de laatste plaats het probleem van de financiering. Maar er zijn veel ideeën om deze projecten op gang te krijgen.

In dat proces zullen we oplossingen vinden en ermee experimenteren, zodat we kunnen zien wat werkt en wat niet werkt.

De weg vooruit

Na mijn terugkeer uit Afrika raakte ik meteen betrokken bij een Zoom-panel over eurocentrisme, georganiseerd door het Pakistan Institute for Development Economics (PIDE), een universiteit in Pakistan die zich richt op economische theorie en beleid. Prof Asad Zaman stelde me voor aan PIDE. Hij studeerde wiskunde aan het MIT in de VS en economie en statistiek aan Stanford University. Hij is ook een specialist in islamitisch denken. Hij is voormalig vice-kanselier van PIDE. Hij is een productief schrijver en heeft een brede interesse en kennis. Ik was verbaasd over de mate waarin hij een breed scala aan disciplines kon combineren met islamitisch denken. Asad stelde voor om een cursus te ontwikkelen over de geschiedenis van de westerse filosofie vanuit het perspectief van de islam en DTM. Ik denk dat dit een waardevolle suggestie is.

De ervaring in Afrika en het gesprek met Asad wijzen me de weg vooruit.

We moeten een nieuwe generatie academic en activisten trainen die vanuit een pruiverseel perspectief en vanuit verschillende beschavingsachtergronden problemen analyseren en oplossen. We moeten de academische wereld dekoloniseren vanuit de onderscheidende disciplines en verder gaan dan algemene theorieën. Dit zijn allemaal stappen in de richting van het bouwen van een nieuwe wereldbeschaving.