Dit tekent de racistische arrogantie van de witte historicus die het koloniale verleden van zijn land niet kan zien door de bril van de gekoloniseerde, maar uitsluitend via de bril van de kolonisator.
De “onbevangenheid” van Oostindie blijkt uit het volgende: “In Soldaat in Indonesië worden geen morele oordelen geveld. Het doel van het onderzoek was om zonder vooringenomenheid wezenlijke aspecten van de oorlog en de verwerking daarvan te reconstrueren en daarbij recht te doen aan diegenen die hun eigen ervaringen en herinneringen te boek stelden of te boek lieten stellen. In die zin is Soldaat in Indonesië een eerbewijs aan deze mannen.” (p. 13)
Wat een tegenstrijdigheid! Als je geen moreel oordeel wilt vellen, waarom geef je direct daarna een moreel oordeel, namelijk dat het boek een eerbewijs is aan de mannen die hun ervaringen en herinneringen te boek hebben gesteld en recht moet worden gedaan aan hen. Oostindie ziet niet eens dat het een tegenstrijdigheid is, want hij schrijft het op zonder blikken of blozen.
De koloniale conceptualisering
De koloniale benadering van Oostindie blijkt uit de concepten die hij gebruikt om de geschiedenis van de koloniale oorlog te beschrijven en te analyseren. De gekoloniseerde gebruikt concepten als “bevrijding”, “koloniale onderdrukking”, “verzet” e.d. De geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog in Nederland wordt beschreven in termen van “bevrijding”, “onderdrukking” en “verzet”.
De concepten die Oostindie gebruikt zijn alle bedoeld om de koloniale oorlog te legitimeren.
Hij karakteriseert de periode van de koloniale oorlog als “een episode die gelijktijdig een dekolonisatie- en een onoverzichtelijke burgeroorlog was en een sterk gemilitariseerde Republiek Indonesië voortbracht.” (p. 7) Alsjeblieft, de strijd tegen een koloniale bezetting karakteriseren als een burgeroorlog. Stel je voor dat een historicus de strijd van het Nederlands verzet tegen de Duitse bezetters zou karakteriseren als een burgeroorlog. Die zou direct worden uitgemaakt voor een Nazi-historicus.
Oostindie hanteert niet het concept van de koloniale bezetting als een misdaad. In plaats daarvan gebruikt hij het begrip “ontsporing”: “Als collectief maakte de Nederlandse krijgsmacht zich in een context van contra-guerilla op significante wijze schuldig aan oorlogsmisdrijven; ontsporing van geweld was een structureel, geen incidenteel fenomeen, zo moet haast wel worden geconcludeerd.” (p. 10.) Het probleem is niet kolonialisme, het probleem is “ontsporing van geweld”.
Het zelfbeeld van de kolonisator
Oostindie schetst een zelfbeeld van de kolonisator die haaks staat op de rauwe werkelijkheid van een natie die koloniale misdaden pleegde: “Uit een mengeling van overtuiging en welbegrepen eigenbelang heeft Nederland zich sinds de negentiende eeuw tot aan de Duitse bezetting in 1940, geprofileerd als een neutrale mogendheid met als belangrijkste militaire ambitie de bescherming van de eigen landsgrenzen, Van een sterke militaire cultuur was in Nederland in het interbellum geen sprake.” (p. 17)
Een neutrale mogendheid! Jeffry Pondaag heeft in het tijdschrift Transparant een prachtig antwoord geschreven op dit soort redenaties: “Waar haalt Nederland het recht vandaan om een gebied dat 18.000 kilometer verderop ligt als Nederlands bezit te beschouwen? Als Indonesiër, die sinds 1969 in Nederland woont, heb ik mij daar altijd over verbaasd. Ik ben geen historicus, maar slechts een eenvoudige cementarbeider.” (Pondaag, F. 2016: Kolonialisme en slavernij zijn bouwstenen van de Nederlandse samenleving. Transparant, october 2016, pp. 22.)