Sandew Hira, 5 oktober 2023
Inleiding
Een vriend wees mij erop dat in het proefschrift van Karin Amatmoekrim passages zijn opgenomen waarin zij de relatie tussen mij en Anil Ramdas beschrijft.[1] Wat een deceptie!
De feiten kloppen niet in haar relaas. Ze maakt gebruik van roddel en achterklap. Van een wetenschappelijke publicatie mag je verwachten dat de onderzoeker alle feiten checkt met controleerbare bronnen. Ik leef nog. Ze had contact met me kunnen opnemen om het verhaal over mijn relatie met Ramdas te controleren. Dat heeft ze niet gedaan. En kennelijk heeft niemand in haar promotiecommissie daarover vragen gesteld en het principe van hoor-en-wederhoor aan de orde gesteld, want de passages staan nog in het boek en ik ben nooit gehoord geweest.
Haar promotoren zijn prof. dr Yra van Dijk (UL) en prof. dr Michiel van Kempen (UvA). De promotiecommissie bestaat uit prof. dr Wim Willems (UL), prof. dr Sander Bax (UTilburg), prof. dr Sarah de Mul (OU Heerlen), dr Nadia Bouras (UL), dr Peter Meel (UL). De oppositie werd gevoerd door prof. dr Mirjam de Bruijn (UL) en prof. dr em. Ruben Gowricharn (VU).
Bij een wetenschappelijk onderzoek mag je verwachten dat de onderzoeker zorgvuldigheid in acht neemt. Maar bij Amatmoekrim is de franse slag voldoende om een dokterstitel binnen te halen. Dat zegt veel over de leden van haar promotiecommissie: veel poeha, weinig kwaliteit.
De passages
De relatie tussen Ramdas en mij wordt besproken in de context van de uitgave van een manuscript van Kamla Sukul, de moeder van Ramdas.
Amatmoekrim beschrijft het voornemen van de moeder: “Zijn moeder Kamla bleef eigenzinnig als altijd – met de relatieve onbetrouwbaarheid van dien. Ze schreef Anil in mei 2010 dat ze aan een boek werkte over haar veelbewogen leven.”[2]
Kennelijk is in haar visie een eigenzinnige persoon per definitie onbetrouwbaar.
Ramdas raadde haar de publicatie af. Amatmoekrim citeert uit de mail van Ramdas aan zijn moeder: “Je weet dat ik een publieke figuur ben, heel bekend onder Nederlanders en vooral onder Hindoestanen. Dat levert niet alleen vrienden op: ook een heleboel vijanden… In deze kleine Hindostaanse gemeenschap zal men al gauw weten dat jij mijn moeder bent en ik je zoon. En men zal er alles aan doen om het zo kwaadaardig mogelijk te lezen, niet alleen in jou nadeel, maar vooral in mijn nadeel. Ik ben er volledig van overtuigd dat als je het boek publiceert, mijn reputatie en mijn carriere als schrijver en tv-programmamaker ernstig in gevaar komt, misschien zelfs zo ernstig dat ik mijn carriere als afgelopen kan beschouwen.
Ik weet dat ik nu egoïstisch denk, ik denk inderdaad alleen aan mijn carriere, als publieke figuur in Nederland. Maar ik hoop dat jij daar ook aan wilt denken. Als je het meent dat mijn geluk voor jou voorop staat, vraag ik je om het materiaal voor jezelf te houden. En heel voorzichtig te zijn met wie je het verder mocht laten lezen. Ik ken iedereen in de uitgeverswereld, en omdat ik zelf bij de beste uitgever van Nederland ben, De Bezige Bij, zou men dolgraag zelf je manuscript laten ‘uitlekken’, en voordat je het weet sla ik een hel slecht figuur, op het internet vooral. Ik hoop dat je begrip hebt voor mijn standpunt.”
Nu voert Amatmoekrim mij ten tonele: “In september 2010, echter, kreeg Anil een link doorgestuurd van de website Starnieuws.com… De link voert naar een column van Sandew Hira, waarin hij schreef dat hij bij uitgeverij Amrit ‘een opvallend manuscript’ onder ogen had gekregen. Het ging over een oudere vrouw van in de zeventig. ‘Haar verhaal is het verhaal van duizenden Hindostaanse vrouwen, die geboren en getogen zijn in de verstikkende geborgenheid van de traditionele Hindostaanse plattelandscultuur. Ze beschrijft in kleurige details hoe het dagelijkse leven van een Hindostaans gezin in de boiti bepaald wordt door armoede, achterstand en verstarde omgangsvormen. Haar droom is om advokaat te worden. Haar realiteit is dat ze trouwde met een man die ze schets als iemand met een kleiner IQ dan de hare, maar met vuisten die groter zijn dan ze ooit gedroomd had.’ Het manuscript was volgende de columnist ‘mindblowing’, maar de schrijfster trok het alsnog in, omdat haar kinderen ‘ronduit afwijzend’ waren.” Zonde, vond Hira, want het boek zou bij kunnen dragen aan de emancipatie van de Hindostaanse vrouwen in het algemeen.”[3]
Over mij en Ramdas schrijft ze: “Sandew Hira was het pseudoniem van Dew Baboeram, een Hindostaans-Surinaamse historicus en publicist met wie Anil nooit een warme relatie had onderhouden. Sterker nog, in zijn eigen woorden waren hij en Baboeram ‘sinds 1981 gezworen vijanden’. Dat Kamla juist naar Baboeram was gestapt met haar manuscript, had voor Anil een laag van verraad toegevoegd aan zijn moeders voornemen om een boek te publiceren. Via een Hindostaanse kennis (de hoogleraar Ruben Gowricharn, die hij in zijn debuut in De Groene in 1989 had geïnterviewd, hoorde Anil bovendien dat Baboeram rondbazuinde dat ‘Anils moeder een spectaculair boek had geschreven wat een beeld geeft van hoe de familie in elkaar zit….
Toen hij las dat het manuscript in handen van Baboeram was, ging hij door het lint.”
Ze voegt een noot toe waarin ze uit een artikel uit 2012 van haar promotor Michiel van Kempen citeert: “In ‘De demonen van Anil Ramdas’ van Michiel van Kempen in De Gids staat dat Anil als medeorganisator van de Caribbean Conference in het Amsterdamse Tropenmuseum in 1982 zonder pardon opzij (werd) geschoven door de pro-Bouterse geschiedschrijver Sandew Hira.”[4]
De feiten over de relatie tussen mij en Ramdas
In ben in 1955 geboren, en ben drie jaar ouder dan Ramdas. Ik ben vanaf mijn 17de actief in de anti-imperialistische en anti-racistische beweging. Ik heb sindsdien duizenden mensen ontmoet tijdens demonstraties, vergaderingen, discussiebijeenkomsten of debatten. Er moeten zich tienduizenden voorvallen van contacten hebben voorgedaan. Ik heb ze niet allemaal onthouden. Ik kan mij niet herinneren dat ik ooit met Anil Ramdas heb samengewerkt. De organisatie van de Caribbean Conference in het Amsterdamse Tropenmuseum had plaatsgevonden in maart 1982, tien maanden voor de decembermoorden. De kern van de bijeenkomst was de organisatie van anti-imperialistische solidariteit met de revolutie in Grenada onder leiding van Maurice Bishop. Ian Jacobs, de vertegenwoordiger van de revolutionaire regering van Grenada, was de hoofdspreker. Ik en wijlen John Vrede waren de trekkers van die conferentie. De conferentie werd ondersteund door veel anti-imperialistische organisaties die zich bezig hielden met de revoluties in Midden-Amerika en het Caraïbisch gebied. Misschien heeft Ramdas ergens in de organisatie een rol gespeeld, maar dat kan ik mij niet herinneren. Ik kan me ook niet herinneren dat Ramdas toen een pleitbezorger was van de revolutie in Grenada.
Ramdas is een prominente publieke figuur geworden met het VPRO televisieprogramma Het Blauwe Licht dat tussen 1997 en 2000 werd uitgezonden. Dat is ruim vijftien jaar na 1982. Ik kan mij het voorval uit maart 1982 niet herinneren waarbij ik hem zonder pardon opzijgeschoven had. Van Kempen verzint zomaar een verhaal om karaktermoord op mij te plegen.
Ik wist ook niet dat zo een incident uit 1982 dertig jaar later zulke enorme trauma’s bij hem heeft veroorzaakt dat hij met Van Kempen hierover moest spreken om zijn hart te luchten.
Je vraagt je af: waarom publiceert Amakmoekrim zo een onbenullige futiliteit die eerder lachwekkend, dan wetenschappelijk is? Het antwoord is voor mij duidelijk: het is een poging om mij te demoniseren. Wat voor een man is die Hira? Hij is pro-Bouterse. Voor Amatmoekrim “de wetenschapper” zijn dat de enige denkmogelijkheden: pro- of contra Bouterse. Andere opvattingen zijn niet mogelijk. En dat niet alleen: Hira schuift zomaar mensen opzij. Zie het voorval in maart 1982 in Amsterdam. Zo ruw! Zo onbehouwen! Dat is die Sandew Hira. Dat staat niet in een keukenroman, maar in een wetenschappelijk dissertatie die door de Universiteit Leiden is goedgekeurd.
Ze stelt dat Ramdas in een email aan zijn zus Kavita van 9 september 2010 schreef dat hij en ik sinds 1981 “gezworen vijanden” zijn. Waarom weet ik dit niet? Ik kan me niet herinneren dat ik ooit heb samengewerkt met Ramdas en vervolgens conflicten zouden zijn ontstaan die ons tot “gezworen vijanden” hebben gemaakt. Misschien heb ik Ramdas tussen 1980 en 1997 ontmoet op een bijeenkomst, maar ik heb in die bijna twintig jaar een heleboel mensen ontmoet, met wie ik nooit heb samengewerkt.
Soms zijn mensen met je bezig, zonder dat jij daar enig idee van hebt. En vaak betekent dat dat ze vooral met hun eigen ego bezig zijn en hun problemen projecteren op de ander die daar geen weet van heeft.
Toen Ramdas zich mengde in het publieke debat heb ik kritiek geleverd op zijn opvattingen. Die zijn te vinden op de website www.iisr.nl. Typ daar in de zoekterm “Ramdas” dan vind je een overzicht van die kritieken, maar die dateren van decennia later, niet van 1981. Kritiek is een normaal onderdeel van het intellectueel leven van een samenleving. Daar is niks mis mee.
Het manuscript van Kamla Sukul
De feiten over het manuscript van de moeder van Ramdas, Kamla Sukul, zijn het toonbeeld van hoe roddel en achterklap verwerkt worden in de publicatie van Amatmoekrim.
In september 2010 heeft Kamla Sukul onze uitgeverij Amrit benaderd met een manuscript over haar leven. Ik schreef een column hierover in Starnieuws, waar ik jarenlang een wekelijkse column heb gehad. Ik schreef: “Het manuscript is mind blowing. Ze beschrijft haar leven in seizoenen van de natuur: lente, zomer, herfst en winter. Deze vrouw weet hoe ze een verhaal moet vertellen: spannend, dramatisch, geestig en literair-artistiek. Het manuscript leest als een trein, waar je in de business class zit en meegenomen wordt in de seizoenen van haar leven. Maar we gaan het boek niet uitgeven.”[5]
Ik schrijf dus al in het begin van de column heel duidelijk dat hoewel we het manuscript geweldig vond, we het niet zou uitgeven. Amatmoekrim schrijft: “Zonde, vond Hira, want het boek zou bij kunnen dragen aan de emancipatie van de Hindostaanse vrouwen in het algemeen.”
Je zult je dan afvragen: als we het manuscript aangeboden hebben gekregen en we vonden het geweldig, waarom hebben we het dan niet uitgegeven? Volgens Amatmoekrim was dit de reden: “De schrijfster trok het alsnog in, omdat haar kinderen ‘ronduit afwijzend’ waren.”
Maar dat haar kinderen ertegen waren, wist Sukul toch al in mei 2010, toen ze haar voornemen in een mail aan haar zoon Anil aankondigde? Ondanks het protest van haar kinderen is ze vier maanden later toch bij ons gekomen. We hadden het manuscript toen kunnen uitgeven, want het protest van de kinderen had niet geholpen. Waarom hebben we dat niet gedaan? Omdat we ethische principes hanteren bij uitgeverij Amrit. We legden Sukul voor dat publicatie weliswaar voor de gemeenschap goed zou zijn – we willen immers dat vrouwen een stem krijgen om hun verhalen naar buiten te brengen – maar we voelen ook een verantwoordelijkheid voor relaties in Hindostaanse families. Ik schreef in mijn column over dit dilemma: “Mijn uitgeversstem fluisterde zachtjes in mijn hoofd: ‘Zonde! Wat jammer!’ Mijn Hindostaanse stem vroeg zich af: “Wat zou ik doen als zij mijn moeder was? Zou ik haar stimuleren en steunen om haar diepgewortelde gevoelens en haar talent naar buiten te brengen of zou ik proberen mijn vader in bescherming te nemen omdat hij mij altijd goed behandeld heeft, maar mijn moeder niet?”
Hier zie je het volledige gebrek aan integriteit bij Amatmoekrim. Ze citeert wel het eerste deel (Zonde), maar laat het tweede deel weg. Het is geen intelligente vorm van manipulatie, maar het voldoet om karaktermoord te plegen.
In 2010 was Anil Ramdas al een publieke figuur en mijn kritiek op zijn opvattingen waren al bekend. Ik wilde voorkomen dat hij de publicatie zou zien als een persoonlijke actie tegen hem via zijn moeder. Ik werk en leef volgens ethische principes.
We wilden uitdrukkelijk dat haar familie akkoord zou gaan met publicatie bij ons. We hebben dat als voorwaarde gesteld. Ze heeft het uiteindelijk ingetrokken. Dat was niet omdat haar kinderen op haar inspraken. Dat had duidelijk niet geholpen. Ze trok het in omdat wij de voorwaarde gesteld hebben dat de familie akkoord moest gaan!
Ik was blij om te zien dat ze het had ingetrokken. Maar een half jaar later heeft ze het toch in eigen beheer uitgegeven, maar dan niet als autobiografie, maar als een verhaal van een persoon Mira die veel overeenkomsten vertoont met haar eigen levensverhaal. Ramdas zou later hetzelfde doen in zijn roman waarvan de hoofdpersoon Badal veel overeenkomsten vertoont met hem.
Als je deze geschiedenis kent, dan is het heel wrang om te lezen hoe Amatmoekrim de zaak helemaal verdraait en doet voorkomen alsof de kinderen van Sukul de publicatie hebben voorkomen in plaats van wij. En dat alles met het doel om mij in een kwaad daglicht te stellen.
Ze brengt een andere roddel naar voren. Ruben Gowricharn, met wie ik ook nooit een warme relatie heb gehad, verklaart dat ik “rondbazuinde dat ‘Anils moeder een spectaculair boek had geschreven wat een beeld geeft van hoe de familie in elkaar zit.” Mijn relatie met Gowricharn is niet van die aard dat ik dit soort gesprekken met hem voer. Ik spreek hem amper. Zijn informatie over het rondbazuinen is ronduit roddel. Ik doe niet aan rondbazuinen. Als ik iets te zeggen heb, dan publiceer ik het. Ik heb de kwestie besproken in een publicatie op Starnieuws, zonder de naam te noemen van Sukul. Maar de terminologie en het verzonnen verhaal van Gowricharn zijn onderdeel van de karaktermoord die Amatmoekrim op mij probeert te plegen.
De sociale en politieke context
De context van de passages uit het boek van Amatmoekrim is de sociale en politieke strijd die al enkele decennia woedt m.b.t. koloniale geschiedenis. In die strijd zijn er twee stromingen: een koloniale stroming in de akademia en een dekoloniale stroming in sociale bewegingen. In de akademia zijn er mensen die vooral bezig zijn met een ego en een carrière op te bouwen op basis van koloniale opvattingen over geschiedenis. Ze vormen een eigen netwerk en bekleden relatief invloedrijke posities in de samenleving. Je ziet ze terug in de promotiekommissie van Amatmoekrim: Peter Meel, Michiel van Kempen, Ruben Gowricharn. Daarbuiten heb je Gert Oostindie, Alex van Stipriaan, Pieter Emmer, Maurits Hassankhan, Chan Choenni, Hans Ramsoedh, wijlen Anil Ramdas en de Werkgroep Caraïbische Letteren.
In de sociale bewegingen tegen racisme en voor dekolonisatie zijn er tal van mensen actief die niet in de akademia zitten maar middels discussie en debat bijdragen aan kennisproductie en distributie. Ik ben daar onderdeel van. Die beweging heeft belangrijke resultaten behaald. Slavernij wordt nu officieel door de regering gezien als een misdaad tegen de menselijkheid. Herstelbetalingen staan nu prominent op de agenda. Iedereen is nu voor dekolonisatie, ook de koning. En dat is gebeurd ondanks het feit dat de koloniale stroming op invloedrijke posities zit in de samenleving. Maar zij kunnen sociale strijd niet tegenhouden.
Ik heb op de website www.iisr.nl regelmatig inhoudelijke kritieken geleverd op de bijdragen van de mensen uit het koloniaal netwerk. Ze hebben geen antwoord op inhoudelijke kritiek, dus komen ze met persoonlijke aanvallen en karaktermoord.
Het is triest om te zien hoe Amatmoekrim meedoet met deze stroming. Het is triest omdat, toen ze in 2013 werd aangevallen door allerlei mensen n.a.v. haar boek over Anton de Kom, ik als enige op de bres sprong voor haar in een column getiteld: “Ter verdediging van Karin Amatmoekrim.”[6]
Ik heb geen spijt van de column. Ik heb spijt van een verkeerde beoordeling van haar karakter: vis noch vlees en een ontstellend gebrek aan karakter en integriteit.
[1] Karin Amatmoekrim: Anil Ramdas onmogelijk kosmopoliet. Prometheus. Amsterdam 2023.
[2] Idem, p. 441.
[3] Idem, p. 442-443.
[4] Idem, p. 485 noot 6.
[5] Www.starnieuws.com. Het is niet meer te vinden op de website, aangezien ik geen columnist meer bent. Ik citeer uit mijn word file.
[6] De column is niet meer te zien op Starnieuws. Het is wel gereproduceerd op: https://werkgroepcaraibischeletteren.nl/ter-verdediging-van-karin-amatmoekrim/.