Die bezetting ging niet gepaard met een koekje en thee, maar met grof geweld! Door Nederland te presenteren als een nette natie die geen andere ambitie had dan de eigen landgrenzen te beschermen is een grove vertekening van de werkelijkheid.
Hoe verander ik het slachtoffer in een dader?
Om kolonialisme te rechtvaardigen gebruikt Oostindie een beproefde koloniale techniek: maak het slachtoffer tot misdadiger. Een conclusie van hem is: “Veteranen wijzen Nederlandse excuses af onder verwijzing naar oorlogsmisdaden van de tegenstanders. Dat de tegenpartij(en) zich daaraan op grote schaal schuldig maakte(n) is duidelijk. Of daarom alle partijen excuses zouden moeten maken is een andere vraag, die weer samenhangt met de kwestie van de legitimiteit van de oorlog op zich en daarmee de vraag wie de agressor was die tegengeweld uitlokte.” (p. 12)
Oostindie gebruikt het concept “oorlogsmisdaden” als een zogenaamd neutraal begrip. Met dit begrip wordt het geweld dat voorkomt uit een bevrijdingsstrijd gelijk gesteld aan het geweld dat voorkomt uit onderdrukking. Daardoor wordt het dan mogelijk om het slachtoffer dat geweld gebruikt om zich te bevrijden gelijk te stellen aan de misdadiger die geweld gebruikt om te onderdrukken. Met deze techniek wordt het slachtoffer dan misdadiger als hij geweld gebruikt om zich te bevrijden. Hetzelfde geldt voor het begrip excessief geweld. Oostindie: “Debatten over de oorlog in Indonesië en vooral het Nederlandse aandeel daarin spitsen zich vaak toe op de vraag in hoeverre er sprake was van ‘excessief geweld’. Dat is een beperking die om twee verduidelijkingen vraagt. Ten eerste moet deze discussie worden losgemaakt van de vraag of het Nederlandse militaire optreden gerechtvaardigd was. Natuurlijk heeft de Republiek Indonesië zich altijd op het standpunt gesteld dat het Nederlandse ingrijpen een onaanvaardbare koloniale reflex was, en zeker heeft de Nederlandse regering in 2005 afstand genomen van het eertijds gevoerde beleid. Toch heeft het analytisch geen zin om daarom alle Nederlandse acties bijvoorbaat als buitensporig te betitelen. Het Nederlandse optreden moet worden begrepen in de context die er toen, van Nederlandse zijde althans, aan werd gegeven: bescherming van de bevolking, herstel van orde en vrede.
Ten tweede wordt in het publieke debat vaak slordig omgesprongen met begrippen als ‘buitensporig’ of ‘excessief’ geweld en ‘oorlogsmisdaden’. In alle oorlogen vallen slachtoffers. Waar zij vallen in directe gevechten tussen de oorlogvoerende militairen wordt dit als onvermijdelijk en in de context van een oorlog als normaal beschouwd. Alle andere vormen van geweld – tegen krijgsgevangenen, tegen de burgerbevolking – dienen volgens het oorlogsrecht kritischer te worden beoordeel.” (p. 27)
Begrippen als “excessief geweld” verhullen het fundamenteel verschil tussen geweld dat voortkomt uit bevrijding en geweld dat voorkomt uit onderdrukking. Een onderscheid dat wel gemaakt wordt voor de bezetting van Nederland door de Nazi’s.
Oostindie gebruikt deze techniek met regelmaat, bijv: “Dát er aan Nederlandse zijde sprake is geweest van oorlogsmisdaden in de zin van schendingen van de Geneefse Conventies is volstrekt duidelijk…Dat er ook aan Indonesische zijde gruwelijke misdaden zijn begaan staat buiten kijf – zeer waarschijnlijk op grotere schaal en in hoge mate gericht tegen andere Indonesiërs.” (p. 29)
Of: “Een belangrijk deel van het geweld dat zich in de archipel afspeelde was weliswaar te verklaren uit het ontbreken van een effectief (koloniaal) gezag, maar reflecteerde verder lokale tegenstellingen waarin Nederland niet of nauwelijks partij was – anders dan in een rol als hoeder van de openbare orde die absoluut niet kon worden waargemaakt.” (p. 33)
Of: “Wellicht kunnen wij zelfs beter spreken van meerdere oorlogen, een dekolonisatieoorlog tussen Nederland en de republikeinse regering, en gelijktijdig een complex van Indonesische interne conflicten tussen diverse strijdende partije en allianties.” (p. 142)