Categorie archieven: 2025-05

Hoe verder met 3 mei?

Sandew Hira, 6 mei 2025

Op 3 mei heeft Sandew Hira een toespraak gehouden bij het evenement van de Stichting 3 mei – Een liefdevol verzoek naar aanleiding van hun vijfjarig bestaan. Hieronder is de tekst van zijn toespraak opgenomen. Deze stichting wordt geleid door Rishma Khubsing.

In zijn toespraak legt Hira uit dat het verhaal van 3 mei een radicaal verhaal is, een revolutionair verhaal. Op 4 mei herdenkt Nederland haar slachtoffers van het Nazisme en de Tweede Wereldoorlog hier op De Dam. Op 5 mei viert Nederland de bevrijding van het Nazisme. En nu op 3 mei komen mensen op De Dam voor een herdenking met de boodschap: jullie waren niet alleen slachtoffers van Nazisme. Jullie waren ook daders. Vandaag herdenken we de slachtoffers van de Nederlandse misdaden tegen de menselijkheid, van het Nederlands Nazisme.

Er is een ander initiatief op 3 mei die in 2012 is begonnen: de dag van empathie. Op haar website beschrijft ze haar doel: “Om 3 mei uit te roepen tot de de Dag van Empathie – de dag voorafgaand aan de Nationale Herdenking en Bevrijdingsdag. De Dag van Empathie is een pleidooi om de empathie in de samenleving te vergroten en om de tijdens de herdenking getoonde empathie niet alleen dan te voelen – maar op alle dagen van het jaar, voor elke medemens. Uiteindelijk streven we naar een nationale dag op 3 mei waarop we elkaar (opnieuw) leren kennen, waarna we op 4 mei samen herdenken, op 5 mei samen onze vrijheid vieren en vanaf 6 mei met elkaar in gesprek blijven.” Dit initiatief wordt geleid door Jerry Afriyie.

De kracht van beide initiatieven is dat ze de nationale herdenking van 4 mei gebruiken als een manier om het verleden met het heden te verbinden. De eerste doet het via rituelen en herdenking van de voorouders. De tweede door gespreksbijeenkomsten en culturele evenementen.

Ik ben betrokken geweest bij de oprichting van het eerste initiatief. Bij de vijfjarige herdenking heb ik mijn evaluatie gemaakt van de uitdagingen voor de toekomst.

Stichting 3 mei opereert in een veranderende politieke omgeving. De Nederlandse regering en de koning hebben excuses gemaakt voor het slavernij verleden. Ik verwacht dat niet onder deze regering, maar ergens in de toekomst 1 juli een nationale vrije dag wordt. De Antillianen herdenken 17 augustus en niet 1 juli. De Indonesiërs vieren op 17 augustus hun onafhankelijkheid. Officieel hanteerde Nederland de datum van 27 december 1949 als de onafhankelijkheidsdatum. Pas in 2023, 78 jaar later, heeft Nederland officieel 17 augustus als onafhankelijkheidsdatum erkend.

Een strategisch vraagstuk voor beide initiatieven op 3 mei is: hoe verhoudingen deze ontwikkelingen zich tot 3 mei en wat voor beleid ontwikkelt je naar wat gaat komen: een officiële erkenning van Nederland dat haar koloniaal verleden verwerpelijk is en dat koppelen aan activiteiten op bijzondere dagen. Wat gaat je eis zijn naar het overheidsbeleid toe? Is 3 mei de dag voor heling en voorouder herdenking? Is het een kwestie van empathei. Is dat voldoende om op lange termijn te kunnen blijven bestaan?

Een tweede daarmee samenhangend vraagstuk is: hoe landelijk is de 3 mei? Bij de slavernijherdenking is er nadrukkelijk voor gekozen om naast de landelijke herdenking een plaatselijk netwerk op te bouwen voor de 1 juli herdenkingen. NiNsee heeft dat getrokken en nu heeft de regering een nieuwe commissie in het leven geroepen en veel geld gegeven om een regionaal netwerk van herdenkingen op te zetten.

Een soortgelijke ontwikkeling hebben we bij de anti Zwarte Piet beweging gezien. Die beweging richtte zich eerst op de landelijke intocht. Dat was al krachtig. Maar haar kracht groeide in veelvoud toen ze zich regionaal ging organiseren. En dat heeft er uiteindelijk toe geleid dat die beweging daadwerkelijke een landelijk beweging is geworden en succesvol is geweest met de afschaffing van Zwarte Piet.

Wat is het lange termijn beleid van Stichting 3 mei m.b.t. het landelijk karakter van de herdenking en hoe verhoudt het zich tot de regionale netwerken van 1 juli? De dag van de empathie is al bezig met een regionale worteling.

Een derde vraagstuk is het vraagstuk van organisatie-opbouw. Het is al een hele klus om het evenement in Amsterdam te organiseren. Wat is de organisatorische implicatie van een lange termijn strategie die daadwerkelijk naar een landelijke herdenking gaat? Hoe ga je om met vraagstukken van leiderschap en kadervorming? Dat zijn lastige vragen waar iedere sociale beweging mee te maken krijgt.

Een vierde strategisch vraagstuk is hoe het koloniaal verleden zich verhoudt tot het koloniaal heden. Die discussie zie je bij de 4 mei herdenking, waar een groep uit de samenleving de oorlog en genocide in Gaza nadrukkelijk verbindt met de Tweede Wereld Oorlog en de Holocaust. Sommige mensen uit de conservatieve hoek van de samenleving vinden dat onterecht. Veel progressieve mensen vinden dat moreel juist heel correct.

Een vijfde vraagstuk is het vraagstuk van eenheid. Waarom twee initiatieven op 3 mei. Waarom niet geduldig werken aan het bouwen van een eenheid tussen de beide initiatieven. Is het een kwestie van strategische inzichten. Die zou je kunnen oplossen met discussies. Is het een kwestie van ego’s. Dat is niet oplosbaar.

 

Hieronder is de tekst van mijn toespraak.

 

Lieve, moedige mensen,

 

Ik wil beginnen met Rishma Khubsing en het team van 3 mei – een liefdevol verzoek, van harte te feliciteren met haar vijfjarig bestaan. Het is een enorme prestatie om dit initiatief van de grond te krijgen en ieder jaar weer verder te ontwikkelen.

Vijf jaar geleden hadden Rishma en ik een gesprek over het initiatief? Wat wilde ze ermee bereiken? Hoe wilde ze dat bereiken? Moet je een online community worden? Moet je een plek veroveren in de publieke ruimte, zoals nu op De Dam in Amsterdam. Dat laatste vereist moed. Online kun je van alles en nog wat roepen en je verschuilen achter je laptop of mobiele telefoon. Maar de stap om je in de publieke ruimte dit specifieke verhaal neer te zetten vereist moed. Waarom?

Het verhaal van 3 mei is een radicaal verhaal, een revolutionair verhaal. Op 4 mei herdenkt Nederland haar slachtoffers van het Nazisme en de Tweede Wereldoorlog hier op De Dam. Op 5 mei viert Nederland de bevrijding van het Nazisme. En nu op 3 mei komen mensen op De Dam voor een herdenking met de boodschap: jullie waren niet alleen slachtoffers van Nazisme. Jullie waren ook daders. Vandaag herdenken we de slachtoffers van de Nederlandse misdaden tegen de menselijkheid, van het Nederlands Nazisme. Zoals Frantz Fanon zei: kolonialisme was Nazisme in de koloniën. Dat is een keiharde boodschap.

Je kunt het net zo liefdevol brengen als je wilt, maar de boodschap is snoeihard.

Rishma noemt het een liefdevol verzoek om erkenning, heling en verbondenheid. Haar boodschap is vanuit licht en liefde, niet vanuit boosheid en strijd. Ik respecteer dat. Maar ik kijk er iets anders naar.

Het is strijd en het vereist een enorme moed om die boodschap te brengen en hier te staan, vooral in dit politieke klimaat met de opkomst van extreem rechts en een wereld die lijdt onder genocide in Palestina, een oorlog in Ukraïne en de dreiging van een nucleaire oorlog.

Laat mij dieper ingaan op die boodschap. Hoe zag het Nederlands Nazisme in de koloniën er uit? Het Duits Nazisme voerde voor de Joden de Jodenster in. Dat was een gele lap stof in de vorm van een zeshoekige Davidster , met het woord “Jood” in zwarte letters erop gedrukt. Vanaf 1941-1942 verplichtten de nazi’s in Nederland de Joodse mensen om deze ster zichtbaar op hun kleding te naaien, meestal op de linkerborst. Het was bedoeld om Joden in het dagelijks leven direct herkenbaar te maken. Het was een vorm van menselijke vernedering.

In de Nederlandse koloniën werd de totslaafgemaakten gebrandmerkt met een brandijzer dat roodgloeiend was. Het hete ijzer werd gedrukt schouder, borst, rug, arm en soms ook het gezicht. De totslaafgemaakte werd door de Nederlandse Nazi’s gezien als een dier dat eigendom was van de mens. Het merk gaf aan wie de eigenaar was van dit menselijk dier. De Duitse Nazi’s hebben de Joden nooit als dieren beschouwd, die ze in eigendom konden hebben. Daarom gebruikten ze geen brandmerk, maar een lap stof.

Het verhaal van het Nederlands Nazisme in de koloniën is het verhaal van dehumanisering van de gekoloniseerde. Het verhaal van Duits Nazisme in Nederland is het verhaal van dehumanisering van de Joden. Op 4 mei wordt die dehumanisering bestreden door de verhalen te vertellen van het menselijk lijden van het Joods volk. Daar kunnen wij wat van leren. Het verhaal dat we op 3 mei vertellen is het verhaal van het menselijk lijden van de door Nederland gekoloniseerde volkeren.

Ik wil stil staan bij een aantal van die verhalen. In mijn boek Van Priary tot en met De Kom staat het verhaal van het eerste contact van Nederlanders met Inheemsen. In 1613 was Stoffel Alberts bij een handelspost in Paramaribo. De schipper Jan Jacobs Benz was getuige van twee voorvallen en vertelt hierover. Op een kwade dag nam Stoffel Alberts een geweer en liep naar een Inheemse jongeman, die als tolk werkte op de handelspost. Zonder enige aanleiding schoot hij op de jongen, die dood neerviel. Waarom? Gewoon. Hij had er zin in. Wie was die jongen? Wat waren zijn dromen? Wie was zijn familie? We weten het niet, maar we weten wel dat Stoffel Alberts een mens heeft vermoord. Jan Jacobs Bens vertelt dat twee jaar later Albert Stoffel samen met zijn neef Jeuriaen en ene Claes de Fries een Inheemse vrouw en later nog een Inheemse jongen zomaar zonder reden heeft vermoord. Vandaag moeten onze gedachten bij deze naamloze Inheemsen zijn. Ze waren kinderen van een vader en een moeder. Ze zijn leden van een gemeenschap. Ze zijn mensen, die vermoord zijn omdat een Nederlandse Nazi dat leuk vond.

Een ander verhaal wordt verteld door Anton de Kom in zijn boek Wij Slaven van Suriname, het verhaal van Flora, Sery en Patienta. Zij waren ontsnapt uit de concentratiekampen van die tijd, die toen plantages werden genoemd. Op zondag 26 november 1711 vertrok een militaire expeditie naar de Boven-Suriname rivier om de ontsnapte vrijheidsstrijders op te sporen. Ze hadden een klein kamp ontdekt en probeerde de mensen in hun slaap te overrompelen. Door oplettendheid van de kampbewoners mislukte dat en het kamp was ontruimd voordat de actie kon plaatsvinden. Wel was men er in geslaagd om een vrouw Sery met haar kind Patienta en een andere vrouw Flora gevangen te nemen. Het rapport van de expeditie vertelt dat de vrouwen verhoord werden met als doel informatie te achterhalen over de andere vrijheidsstrijders. Het was een uitgebreid verhoor, waarbij ze werden gemarteld en hun huid met vuur gebrand. Ondanks de marteling weigerden ze iets los te laten. Ze wezen met hun vingers naar de hemel, namen een lang stuk haar van hun hoofd en maakten het gebaar dat ze onthoofd konden worden, maar toch niets zouden zeggen. Ze sloegen met hun vingers op hun mond om aan te geven dat ze hun mensen nooit zouden verraden. De militairen besloten om de vrouwen naar de stad te brengen voor verder verhoor, maar ze weigerden om mee te gaan. Ze weigerden te staan of te lopen. Sery was door de marteling en een pijl die door haar lichaam was gegaan dusdanig verwond dat ze amper tegenstand bood. Flora was sterker en die weigerde op te staan. De militairen besloten ze dood te schieten en te onthoofden. Ze hebben de hoofden meegenomen naar Paramaribo als bewijs van hun misdaad, die ze als een heldendaad beschouwden. Het verslag vertelt niet wat met Patienta is gebeurd, maar waarschijnlijk is ze meegenomen en tot slaaf gemaakt.

De Kom probeert zich in te beelden wat ze hebben meegemaakt. Hij schrijft: “Men kan zich onmogelijk menselijke wezens voorstellen, meer hulpeloos en verlaten dan deze Séry met haar kind Patienta, en Flora. De nood van het kindje vermengde zich in de gedachten van de moeder met het verbijsterende bedwelmende gevoel van hetgeen zij zelve zal moeten doorstaan. Daarbij kwam het verlies van de vrijheid, die zo heel kort is geweest, het scheiden van de plaats waar zij met haar kind zo’n korte poos het geluk gekend had.

Séry voelde nog sterker dan alles de moederliefde, door het vreselijk dreigend gevaar tot een aan waanzinningheid grenzende overspanning gedreven. Haar kindje was nog zo jong en de gedachte slechts, dat straks ruwe blanke handen haar Patienta uit haar armen zou rukken, deed haar huiveren. Zij drukte het, terwijl zij met angstige blikken naar de troep blanke soldaten keek, met stuipachtige kracht aan haar borst.

Iedere stap die de blanke soldaat nader tot haar bracht deed haar beven. Zij trilde als een blaadje, het bloed dreef naar haar hart terug. En toch was Séry een dapper vrouwtje. Zij drukte de zachte armpjes van haar kind om haar hals en kuste het nogmaals, terwijl men de kleine Patienta ruw uit haar armen losrukte.”

Volgens De Kom was die moeder hulpeloos, maar niet zwak: “Geen gil kwam van haar lippen, ze keek slechts met fonkelende ogen de militair aan, stond vervolgens op en monsterde de blanke soldaten fier, zonder de minste vrees hen allen uitdagend. Ze was zelf verbaasd over de kracht, die haar scheen gegeven te worden. want ze wist wel, nu haar kind in de handen der soldaten was, dat geen mens zich erover zou ontfermen. En toch, trots dit alles was ze onbevreesd. Elke vlaag van angst scheen door een macht verdreven te worden. De zwakke vrouw was een heldin geworden. Het was alsof stromen van kracht door haar lichaam liepen.”

De Kom beschrijft de martelingen die ze moet doorstaan en haar ongelooflijke moed om desondanks haar eigen mensen niet te verraden: “Na een poos greep de bende ruwe soldaten Séry vast, bond haar de handen en voeten, smeet de arme vrouw op de grond en begon haar te geselen met scherpe roeden, om hierdoor te trachten haar tot verraad van haar landgenoten te brengen. Na deze bloedige kastijding scheen Séry halfdood te zijn. Toch trachtte men haar in deze toestand te ondervragen. Maar het gelukte de blanken niet iets uit haar te krijgen. Zo ging men in woede ertoe over om de arme Séry met vuur en tangen te bewerken. In weerwil van al deze pijnigingen, die voor een vrouw haast onverdragelijk waren, bleef ze zich toch halsstarrig verzetten om haar broeders en zusters te verraden.

Haar vriendin Flora toonde zich niet minder standvastig. Séry moest het aanzien hoe zij voor haar ogen vermoord en onthalsd werd.”

Hij eindigt het verhaal van Séry en Flora met een belofte: “Dappere Séry. Dappere Flora. Wij zullen uw namen steeds in eerbied gedenken.”

En dat is wat wij vandaag, 3 mei 2025, 314 jaar later doen: Wij gedenken in eerbied de namen van dapper Séry, dappere Flora en baby Patienta.

En daarmee leggen we de vraag op het bord van het geweten van het Nederlandse volk. Jullie weten hoe het is de dehumanisering van het Duitz Nazisme te ervaren. De Duitsers zijn in het reine gekomen met hun Nazistisch verleden. Ze vertellen de verhalen over dehumanisering van Joden in musea, documentaires, monumenten en overheidsbeleid inclusief herstelbetalingen. Wanneer komen de Nederlanders in het reine met hun Nazistisch verleden tijdens kolonialisme? Wanneer wordt 3 mei een nationale herdenking van de slachtoffers van het Nederlands kolonialisme?

Ahmet Daskapan en Sandew Hira over de nieuwe vredesbeweging

Op 3 mei 2025 hebben Ahmet Daskapan en Sandew Hira een interview gegeven aan Sjoerd de Groot, woordvoerder van Volkeren voor Vrede. Daskapan en Hira kennen elkaar al vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw, toen ze samen streden tegen racisme en voor rechten van migranten. Hun bijdrage aan het interview is gebaseerd op het artikel dat Hira geschreven heeft over een nieuwe strategie voor sociale strijd in Nederland.

Het interview is op YouTube te zien: