Categorie archieven: 2018 12

De koloniale geest van Hans Ramsoedh

Sandew Hira 7-12-2018

Historicus Hans Ramsoedh zit met veel onbehagen, zeg maar gerust, veel frustraties. Zijn boek Surinaams onbehagen[1] is geen wetenschappelijke studie over de geschiedenis van Suriname, maar een groot brok onbehagen en frustraties, over het proces van dekolonisatie.

Het boek is niet gebaseerd op originele bronnenmateriaal. Ramsoedh heeft geen archieven geraadpleegd die tot nu toe onbekend waren. Dat hoeft ook niet. Hij kan uit de bestaande bronnen misschien iets nieuws gevonden hebben, waar anderen niet op hebben gewezen. Maar ook dat is niet het geval. Of als hij geen nieuwe feiten naar boven heeft gebracht, zou hij misschien een nieuwe theorie hebben ontwikkeld op basis van bestaande feiten. Ook dat is niet het geval.

Wat is het boek dan wel?

Het is vooral een ode aan het Nederlands kolonialisme. Ramsoedh doet alle mogelijke moeite om het kolonialisme in een gunstig daglicht te stellen en de beweging voor dekolonisatie te criminaliseren.

Het begint al heel vroeg. Nederland is de gulle gever aan ontwikkelingshulp en ondanks hun rijkdom hebben de Surinamers een potje ervan gemaakt. Ramsoedh: “Zo is ondanks miljarden aan Nederlandse ontwikkelingshulp en de rijkdom aan grondstoffen als bauxiet, olie en goud nauwelijks een sociaaleconomische vooruitgang gerealiseerd.”[2]

Niet ondanks, maar dankzij Nederlandse ontwikkelingshulp is Suriname nooit tot ontwikkeling gekomen. Ramsoedh kent de studies over hoe ontwikkelingshulp leidt tot verarming van de bevolking en verrijking van multinationals. Hij heeft ze in zijn literatuurlijst, maar die gegevens komen niet terug in zijn conclusie, omdat hij maar één doel heeft: het Nederlands kolonialisme verheerlijken. Zo haalt hij gegevens aan over de rol van buitenlandse investeringen in Suriname: “In de periode 1955-1975 bedroegen de buitenlands investeringen Sf 460 miljoen, terwijl de buitenlandse overmakingen in diezelfde periode Sf 950 miljoen bedroegen.”[3] Is dit een inconsistentie in zijn verhaal? Ja, maar dan op de manier waarop een bakba wenkri wordt gerund. Een beetje met de Franse slag noem je wat feiten, zet je daar wat bananen, maar er is geen samenhang in het verhaal. Er is geen systematische analyses die conclusies onderbouwt. Het is een allegaartje van vertellingen die vooral de misdaden van het Nederlands kolonialisme moet verhullen.

Kijk naar de terminologie die hij hanteert. Ramsoedh: “Hoewel Suriname al in 1667 in Nederlandse handen kwam, laat ik de koloniale periode in 1865 beginnen.”[4]

Niks militaire campagne van Nederland om land dat niet van hen is te bezetten. Het kwam in hun handen alsof het uit de lucht is komen vallen. Stel je voor dat de Duitse bezetting van Nederland zo worden omschreven: Nederland kwam in Duitse handen in plaats van Duitsland bezette Nederland. De bakba wenkri stijl is overduidelijk in het tweede deel van de zin. Hij laat de koloniale periode in 1865 beginnen? Waarom? Zomaar. Er is geen discussie met andere auteurs die kolonialisme dateren vanaf het begin waarop de kolonisatie land bezette in de koloniën. Er zijn geen argumenten waarom je niet in 1667 moet beginnen. Het is net al in de Surinaamse bananenwinkel: er is geen systeem, gewoon willekeur afhankelijk van hoe de eigenaar de vorige avond heeft geslapen. Stel je voor: iemand zegt over de Duitse bezetting van Nederland die in 1940: “Ach, laten we de bezetting vanaf 1944 beginnen, zomaar omdat ik het leuk vind.” Hoe serieus neem je iemand, die zich als historicus profileert?

Ramsoedh vindt het problematisch om de misdaden van het Nederlands kolonialisme te beschrijven. De moorden die Nederlanders plegen bij de opstanden op de plantages Zoelen en Zorg en Hoop worden niet als moorden aangeduid. Deze opstanden werden “bedwongen, waarbij op de laatst genoemde plantage zeven doden vielen.”[5]

De Nederlandse moordpartij op Mariënburg in 1902 werd zo beschreven: “Met inzet van een detachement militairen kon de rust op Mariënburg worden hersteld waarbij vierentwintig Brits-Indische contractarbeiders de dood vonden.”[6]

De arbeiders zochten en vonden de dood. De militairen brachten rust voor de kolonisator en onrust voor de arbeiders. Dat laatste laat hij achterwege.

Surinamers houden van de Nederlandse kolonisator, is zijn boodschap. Verzet wordt aangeduid als “onbehagen”. Ramsoedh: “In deze publicatie wordt onbehagen gedefinieerd als een moment binnen een proces van politisering waarbij door (een deel van) de bevolking sluimerende onvrede over maatschappelijke thema’s wordt geuit al dan niet resulterend in acties of verzet.”[7]

Onderdrukking, uitbuiting, racisme, moord, vernedering is verdwenen achter een psychologische term “onbehagen”. Hij vervolgt: “Problematisch aan onbehagen is dat het gepaard kan gaan met gevoelens van onmacht bij groepen in de samenleving. Die gevoelens zijn niet zonder risico’s. Het kan sociale relaties in de samenleving onder druk zetten bijvoorbeeld door een denken in wij-zij tegenstellingen en het ontstaan van een sfeer van achterdocht en argwaan, en leiden tot (etnische) strijd, volksverzet, stakingen en opstand.”[8]

Ramsoedh wil niet dat de gekoloniseerde denkt in termen van wij-zij. We moeten denken in termen van solidariteit met de kolonisator.

Om dat te benadrukken schetst hij een beeld alsof er tijdens het kolonialisme nooit echt verzet is geweest. De gekoloniseerde was blij met de kolonisator en werd gemanipuleerd door anderen.

Ramsoedh: “Ondanks de weinig rooskleurige situatie van de stedelijke bevolking was van verzet geen sprake.”[9]

Waar hij verzet bespreekt, haalt hij de verzetstrijders neer. Verzet is het werk van gefrustreerde labiele mensen. Dat is conform de lijn van zijn grote intellectuele held, de house-negro Rudolf van Lier. De onzin die Van Lier verkondigt onder de naam van wetenschap heb ik hier uitgebreid geanalyseerd. Zijn racistische stereotypering van zwarte mensen als irrationele mensen wier handelen gericht is op onmiddellijke behoeftebevrediging tegenover de rationele witte westerse mens alsmede zijn beledigingen aan het adres van Anton de Kom en andere verzetstrijders als labiele figuren zijn daarin geanalyseerd. De Surinaamse bewonderaars van Van Lier waaronder Ruben Gowricharn, Maurits Hassankhan, Anil Ramdas en Hans Breeveld komen niet verder dan te herhalen hoe geweldig hun intellectuele held is zonder een degelijk antwoord te kunnen geven op de kritiek. Ramsoedh en Maurits Hassankhan hebben een poging gewaagd, maar mijn weerwoord op hun koeterwaals heeft ze tot zwijgen gebracht.

Ramsoedh brengt zijn frustraties over dekoloniale geschiedschrijving naar voren in zijn behandeling van het Killinger complot. Killinger was een revolutionair die met een militaire actie het koloniaal bewind omver wilde werpen in 1911. Dit is wat Ramsoedh over hem schrijft: “Van enige motivering in revolutionaire of anti-koloniale zin was bij Killinger geen sprake. Om die reden was zijn coup d’état beslist geen revolutionaire of anti-koloniale actie. Hij was een in financiële nood verkerende geestelijk labiele en gefrustreerde man die gebruik wilde maken van de heersende onvrede onder de bevolking en op nogal amateuristische wijze een greep naar de macht wilde doen.”[10]

Dit is geschiedvervalsing en Ramsoedh weet het, want in zijn literatuurlijst is mijn boek Van Priary tot en met De Kom opgenomen waarin ik het politieke programma van Killinger uitgebreid heb behandeld. [11]  Killinger had namelijk wel degelijk een politiek programma. Je mag dat programma maar niks vinden, maar je kunt niet verzwijgen dat hij een politiek programma had.

Wat waren de programmapunten van Killinger?

  1. De vervanging van de koloniale staatsvorm door een onafhankelijke republiek met een gekozen president.
  2. De vervanging van de Koloniale Staten door twee kamers van afgevaardigden zoals veel democratische landen die kennen.
  3. De gouverneur en enkele hoge ambtenaren zouden teruggestuurd worden naar Nederland.
  4. Er moest een grote elektriciteitscentrale komen die het land zou voorzien van goedkope energie.
  5. Er moest een programma komen voor de opvang van verwaarloosde jongeren met kleding, voedsel (er heerste hongersnood) en scholing.
  6. Er moest een ontwikkelingsprogramma worden uitgevoerd met leningen op de internationale kapitaalmarkt voor investeringen in de landbouw, handel en industrie.
  7. De corruptie van het overheidsapparaat dat bestond uit Hollanders en lichtgekleurde Afro-Surinamers moest worden aangepakt door hen te ontslaan en te vervangen door integere mensen.
  8. De inperkingen op de persvrijheid moest worden opgeheven. De overheid oefenende censuur uit.
  9. De Aziatische contactarbeiders die in 1902 in opstand waren gekomen die bloedig werd neergeslagen, moesten met respect behandeld worden.

Al in 1910 was er een groep Surinamers die onafhankelijkheid nastreefden met felle kritiek op het Nederlands kolonialisme. Die mensen zijn niet goed bij hun hoofd, wil Ramsoedh ons doen geloven. Maar een ooggetuige uit die tijd schetst een heel ander beeld. Ramsoedh kent zijn verhaal, want het is ook opgetekend in Van Priary tot en met De Kom. Het is de observatie van dominee A.E. Boers, een predikant die zich veelvuldig onder de werkende en werkloze klassen bewoog. Boers schreef rond 1911 n.a.v. de uitingen van sympathie voor Killinger onder het volk: “Men haat de regering. ’t Nederlandsche in de regering haat men. De Nederlander heeft ’t gedaan. Men verdraagt hem in de kolonie niet. Ik hoor zeggen, de Surinamer heeft geen deel in de regering. Alleen de ondergeschikte positie is voor hem. Ik voor mij zie geen heil in een suggereeren dat deze bevolking Nederlandsch en Oranje lievend is. De kleurling in deze dagen, wil den Nederlanders niet. De zwarte populatie wil den kleurling niet. Onder de bovenkant en den schijn van vriendelijkheid en onderwerping aan ’t gezag is iets anders. Haat is een woord dat te groot is. ’t Juiste woord heb ik niet. Maar een gevoel dat men wel opstaan wou. Wij zijn uit den vreemde. En wij komen voor geld en pensioen. En ’t wordt onder ’t volk en in de straten beredeneerd, wat wij voor arbeid doen. En of voor zoo luttel arbeid zooveel geld betaald moet worden. De menschen hier voelen ’t op hun manier. De Hollander heeft een groot salaris en hij doet weinig werk. En daarmee is een verandering gekomen in de gedachten der bevolking. Men gaat de beteekenis van ’t Hollandsche werk taxeeren. De arbeid – de geestelijke arbeid der Hollanders – wordt niet zoo hoog meer geschat. Men denkt de gedachte uit: men zou zelf ’t zelfde kunnen doen. En hier is men genaderd – aan ’t geen ik al heb genoemd – de onafhankelijkheidsgedachte.”[12]

Dit verhaal kent Ramsoedh, maar hij verzwijgt het omdat het niet past in de lofzang op zijn witte meesters. Hoever hij daarin gaat, blijkt uit zijn schets van het verhaal van de verzetsheldin Janey Tetary. Dit verhaal heeft jonge Hindostaanse vrouwen geïnspireerd om een campagne op te zetten om het standbeeld van haar moordenaar – de Hollander Barnet Lyon – te vervangen door een standbeeld van haar. De campagne was succesvol. Zeer tegen de zin van Ramsoedh en de zijnen werd Barnet Lyon neergehaald en rees Tetary uit haar anonimiteit. Ramsoedh doet nu voorkomen als het hele verhaal van Tetary een verzonnen verhaal is. Uit zijn literatuurlijst blijkt dat hij de bronnen van het verhaal wel degelijk kent (de studie van Radjinder Bhagwanbali), maar toch doet hij het verhaal van Tetary af als een verzinsel: “Tetary was een contractarbeidster die een ‘heldenrol’ zou hebben vervuld bij de opstand van plantage Zorg en Hoop (Commewijne) in september 1884 en bij het neerslaan van de opstand door de militairen werd doodgeschoten. Zij was tot voor kort een tamelijk onbekende persoon, niet alleen in de (koloniale) bronnen, maar ook in de orale overleveringen.”[13]

De koloniale bronnen kennen geen Tetary volgens Ramsoedh, terwijl die bronnen controleerbaar zijn. Zover gaat Ramsoedh in de verdediging van het Nederlands kolonialisme: moedwillig verdraaien van de feiten.

Het grootste probleem heeft Ramsoedh met de dekoloniale beweging is de moderne tijd. De coup van 25 februari 1980 en de politieke tegenstellingen die dat met zich meebrachten, hebben geleid tot een periode van politiek geweld waarin minimaal 450 doden zijn gevallen. De 15 doden van 8 December 1982 hebben in Nederland de meeste aandacht gehad. De overige 435 doden die tijdens de Binnenlandse Oorlog zijn gevallen zijn grotendeels verzwegen. De Binnenlandse Oorlog werd met NF 31 miljoen gefinancierd door Nederland en gesteund door witte huurlingen. Het was een wrede oorlog waarin het Nationaal Leger en het leger van Brunswijk gruweldaden hebben gepleegd. Die misdaden heb ik uitvoerig gedocumenteerd. Daaronder zijn ook de misdaden van het Jungle Commando waaronder een onthoofding, het in stukjes kappen van een jonge soldaat en de aanval op het dorp Pokigron waar de bevolking onder mitrailleur bedreigen verzameld werden op een voetbalveld om te worden vermoord. Ramsoedh kent die verhalen want mijn boek hierover heeft hij opgenomen in zijn literatuurlijst. Maar hij verzwijgt de feiten. De gruwelijke misdaden van witte huurlingen en het Jungle Commando van Brunswijk gesteund door Nederland met miljoenen guldens wordt gebagatelliseerd. Ramoedh spreekt over plaagstootjes en speldenprikken van Brunswijk: “Veel stedelijke Surinamers waardeerden de plaagstootjes van de rebellenleider maar leefden niet op bij de gedachte van een machtsovername door hem. Door de gebrekkige bewapening was het Jungle Commando niet tot meer in staat dan het uitdelen van tartende speldenprikken.”[14]

Voor Ramsoedh zijn de 8 Decembermoorden de enige gebeurtenis van politiek geweld die telt. De andere gebeurtenissen en hun slachtoffers tellen niet. Zijn boek is geen historische analyse van de periode, maar een emotionele herhaling van de propaganda van de 8 Decembergroep over politiek geweld. Het traject dat ik in 2015 ben gestart naar politieke geweld, waaronder een interview met president Bouterse, wordt niet geanalyseerd zoals een historicus dat zou doen, maar gedemoniseerd zoals propagandisten dat doen. Ramsoedh noemt mij een “ideologische hofnar” en een “pajongwaaier”. Het traject zou gestart zijn “in opdracht” van Bouterse. Zijn bewijsvoering? Niets. Van een historicus zou je verwachten dat hij of zij wetenschappelijk onderzoek doet naar de feiten, met alle betrokkenen praat en vervolgens met een onderbouwde conclusie komt. Niet bakba wenkri historicus Ramsoedh. Niks onderzoek. Niks feiten. Gewoon presenteren wat de propagandisten van de 8 December beweging aan leugens, verdraaiingen en scheldpartijen produceren.

Ramsoedh wijdt een deel van zijn verhaal(tjes) aan dekolonisatie van de Surinaamse geschiedschrijving. Daarbij gebruikt hij argumenten die ronduit lachwekkend zijn. Hij brengt de racist Pieter Emmer naar voren als autoriteit. Emmer schrijft dat Suriname er trots op zou moeten zijn dat buitenlanders haar geschiedenis interessant vinden.[15] Diezelfde Emmer schrijft dat Afrikanen van slavernij hielden. Ze hadden geen belangstelling voor vrijheid. Ze wilden graag onder slavernij leven met wat meer bewegingsvrijheid, die ze ook kregen.[16]

Over het brandmerken van de totslaafgemaakten schrijft Emmer dat het twee keer werd uitgevoerd: “Een keer als ze aan boord van het Europese slavenschip kwamen en een keer als ze aan het einde van de reis op de plantage arriveerden.” Volgens de racist werd dat als positief ervaren: “Ze zagen het als bewijs dat hun nieuwe eigenaar voor hen zou zorgen.”[17]

Deze beledigingen worden door Ramsoedh gezien als een bewijs dat “buitenlanders” (zeg maar de historici van de kolonisator) belangstelling hebben voor de Surinaamse geschiedenis en Surinamers daar heel blij mee moeten zijn.

Ramsoedh heeft zich met zijn verdediging van het Nederlands kolonialisme neergezet als een typische house negro, in zijn geval een house coolie. En hoe ze tewerk gaan is het beste uiteengezet door Malcolm X.


Hans Ramsoedh: Surinaams onbehagen. Een sociale en politieke geschiedenis van Suriname 1865-2015. 376 blz. ISBN: 978 90 8704 781 1. Prijs € 29,-.

Referenties

[1] Hans Ramsoedh: Surinaams onbehagen. Een sociale en politieke geschiedenis van Suriname 1865-2015. Verloren. Hilversum 2018.

[2] Idem, p. 7.

[3] Idem, p. 103.

[4] Idem, p. 11.

[5] Idem, p. 42.

[6] Idem.

[7] Idem, p. 8.

[8] Idem, p. 9.

[9] Idem, p. 41.

[10] Idem, p. 41-42.

[11] S. Hira: Van Priary tot en met De Kom. Futile, Rotterdam 1982, p. 246 e.v..

[12] Idem, p. 254-255.

[13] H. Ramsoedh, idem, p. 282-283.

[14] Idem, p. 175.

[15] Idem, p. 278.

[16] Emmer, P.C. (2008): Who abolished slavery?. Resistance and accommodation in the Dutch Caribbean. Paramaribo.

[17] P.C. Emmer: De Nederlandse slavenhandel 1500-1850. De Arbeiderspers. Amsterdam/Antwerpen 2003, p. 250-252.