Vol verwachting kocht ik het boek van Alice Boots en Rob Woortman: Anton de Kom. Biografie 1898-1945 / 1945-2009. Wat een teleurstelling is het geworden!
De figuur van Anton de Kom is in de jaren zestig herondekt door de progressieve Surinaamse studentenbeweging in Nederland onder leiding van mensen als Ruben Liew Paw Sam en Eddy Jharap. Zij brachten een roofdruk uit nadat het boek sinds de eerste publicatie in de jaren dertig in de vergetelheid was geraakt.
Wat was zo bijzonder aan Anton de Kom? Hij was de eerste Surinamer die het durfde om het kolonialisme te beschrijven zoals het echt was: als een systeem van uitbuiting en onderdrukking. Zijn boek Wij Slaven van Suriname leverde een totaal ander perspectief van slavernij en koloniale geschiedenis: die van strijd tegen onderdrukking en uitbuiting.
Zijn benadering staat haaks op de traditionele geschiedenisboeken over Suriname waarin het kolonialisme wordt verheerlijkt.
Dat is de kern van het verhaal van Anton de Kom.
Wat hebben Boots en Woortman van zijn verhaal gemaakt? Ze beschrijven het kolonialisme vanuit het perspectief van de kolonisator: als een systeem dat erop gericht was achtergestelde mensen naar een hoger niveau te tillen.
En De Kom was iemand dat dat eigenlijk ook vond en eigenlijk een mooischrijver was in plaats van een analyticus.
Laten we kijken naar enkele passages uit het boek.
De Kom heeft veel ontleend aan het 19de eeuwse boek van Wolbers over de geschiedenis van Suriname. De auteurs schrijven: “Omdat hij ook van Wolbers’ boek veel tekst letterlijk overneemt, slaagt hij er niet in het perspectief van de blanke gouverneurs naar de opstandelingen te verleggen.” (p.85).
Ze hebben het over Wij Slaven van Suriname en hebben daarin geen ander perspectief kunnen ontdekken dan die van de blanke gouverneurs. Welke boek hebben ze gelezen, vraag ik me af.
Als De Kom feiten vermeldt vanuit dat ander perspectief, dan maken ze een vergelijking met Multatulti en diens verzonnen verhaal over Saïdjah en Adinda, waarmee ze suggereren dat De Kom fantaseert over slavernij: “Zijn inspanning om de slaven zo menselijk mogelijk voor te stellen komt voort uit dezelfde motieven die Multatuli heeft als hij de Max Havelaar verlevendigt met vertellingen over de inlanders, zoals in het beroemde verhaal van Saïdjah en Adinda. Zo schrijft Anton meelevend over de slavin Sery, die door blanke soldaten wordt gegeseld maar haar broeders en zusters niet verraadt.” (p. 84-85).
De terminologie – ze praten over slaven, terwijl tegenwoordig antikolonialisten de term enslaved (tot slaaf gemaakt) gebruiken – verraadt hun opstelling in de slavernijdiscussies. Maar erger nog is de suggestie alsof het verhaal van de moedige strijd van vrouwen tijdens slavernij een verzonnen verhaal is.
Boots en Woortman wantrouwen De Kom’s intenties om eenheid onder Surinamers te brengen, waarvoor hij zo hartstochtelijk pleitte in zijn daden en woorden. Zo beschrijven ze een reactie in het koloniale blad De Banier: “In De Banier van 25 januari verschijnt een ingezonden stuk waarin de aantrekkingskracht van Anton wordt verklaard door het feit dat Hindostanen en Javanen de meest ´eenvoudigen van geest´ zijn.”
Vervolgens vragen de auteurs zich af: “Heeft Anton zich bewust gewend tot de contractarbeiders om daar zijn succes te behalen zoals vaker wordt beweerd? Was de aandacht van Anton voor deze arbeiders een kwestie van tactiek?”
Ze concluderen: “Vanuit zijn concept van eenheid en organisatie vond Anton dat alleen een gesloten front tegen het koloniaal bewind uitkomst kon brengen en dat de reden zijn waarom hij zich ingespannen heeft voor de Javanen en de Hindostanen. Maar zijn bedoelingen zijn, zoals wel vaker, door de omstandigheden ingegeven.” (p. 122-123).
Waar baseren ze dit wantrouwen op: niet op feiten, maar op hun eigen koloniale visie over de geschiedenis van Suriname en de strijd tegen het kolonialisme. Ze nemen de koloniale gedachte over dat Javanen en Hindostanen ‘eenvoudigen van geest’ waren en geen legitieme redenen hadden om zich te verzetten tegen het kolonialisme. Ze gaan vervolgens door op die redenering en proberen uit te leggen dat De Kom uit opportunistische redenen zich tot deze simpele geesten heeft gericht. Het is een interpretatie en geen onderbouwing met feiten. Ze kunnen gewoonweg niet geloven dat de intenties van De Kom oprecht waren.
Hun koloniale visie komt het duidelijkst tot uiting in de volgende passage: “Anton mag zijn gepassioneerde lezingen in het communistisch circuit dan beëindigen met de leuze die hij overneemt van de CPH: ‘ Indonesië, Curaçao en Suriname los van Holland, NU!’, het is in wezen niet het pleidooi dat hij in zijn boek Wij slaven van Suriname houdt. Intelligent als Anton is, beseft hij heel goed dat er meer verschillen zijn tussen Nederlands-Indië en Suriname, dan alleen de omvang van land en bevolking. Indië heeft een eigen oude cultuur en een eigen bestuurselite. Suriname kent maar weinig intellectuelen en de enkeling die zich roert, zoals Doedel is van gemengde afkomst. De voormalige slaven krijgen nauwelijks een kans zich te ontwikkelen en de contractarbeiders komen uit de armste lagen van de bevolking in hun thuislanden. Het ontbreekt de Surinaamse bevolking aan een bestuurlijke elite, een basis waarop de onafhankelijkheid kan drijven. Omdat Anton zich nergens uitspreekt over de aard van een zelfstandig Suriname,blijft het moeilijk na te gaan wat zijn exacte ideeën daarover waren. Het is zeker dat hij autonomie voor het Surinaamse volk opeiste, maar de vorm die deze moest aannemen, blijft onduidelijk.” (p. 190)
Hier praat niet Anton de Kom maar het duo Boots en Woortman die gewoonweg niet accepteren dat De Kom al voor de Tweede Wereldoorlog – vooruitlopend op de Surinaamse nationalistische beweging – al de roep om onafhankelijkheid had gelanceerd. Ze construeren een eigen redenering die ze in de schoenen van De Kom schuiven.
De Kom moet wel erg dom zijn, om te pleiten van onafhankelijkheid van het kolonialisme, zoals de ongeletterde slaven van Haïti wel erg dom zouden zijn om te strijden voor afschaffing van het kolonialisme. De ongeletterde Creolen, Hindostanen en Javanen hadden geen reden om tegen het kolonialisme te willen zijn. Ze moesten gewoon meer onderwijs krijgen en dan zouden ze wel begrijpen dat de Nederlandse kolonisator het zo goed meende met hen. Dat is wat De Kom volgens deze Nederlandse auteurs zouden hebben gevonden, maar leveren niet de feiten om hun argumentatie te onderbouwen.
De Kom vertelt in Wij Slaven van Suriname gepassioneerd over onderdrukking en de strijd daartegen. Die passie is overgenomen door nieuwe generaties van Surinamers, waaronder veel Afro-Surinamers. De auteurs zijn daar niet blij mee. Ze schrijven: “Toch vindt menigeen dat de Afro-Surinamers zich niet te veel met dat verleden moeten bezighouden, dat zij afstand moeten nemen om vooruit te kunnen kijken. Zij vinden dat mensen die voortdurende blijven wijzen op het slavernijverleden en dat aanvoeren als bron van hun problemen in hun persoonlijk of maatschappelijk functioneren, kiezen voor de ‘slachtofferrol’.” (p. 444)
Het is opvallend dat de auteurs het alleen over één aspect van de Surinaamse slavernij-geschiedenis hebben (de onderdrukking) en niets vermelden over het andere aspect: de strijd tegen onderdrukking. Ze vinden het gepraat over de slavernijgeschiedenis, maar gezeur, omdat dat gezeur een kant laat zien van de Nederlandse (!) geschiedenis die ze liever willen verzwijgen: een geschiedenis van een barbaarse en ongeciviliseerde misdaad tegen de menselijkheid, zoals de Verenigde Naties nu de periode van slavernij heeft bestempeld.
Hun pleidooi komt erop neer dat Surinamers niet meer over hun geschiedenis moet zeuren. Maar gedurende enkele honderden jaren kende Suriname geen andere geschiedenis van de geschiedenis van slavernij. Er was geen geschiedenis van grote schilders en zwarte koningen in Suriname. In Nederland wordt geschiedenis zo essentieel geacht in de identiteit van een land, dat er een nationaal historisch museum is opgericht en er een canon is ontworpen voor een 50-tal thema’s in de Nederlandse geschiedenis die de identiteit van het land bepalen.
Als het aan deze auteurs ligt, moeten Surinamers ophouden met hun geschiedenis te bestuderen.
Waar Anton de Kom een daad verricht waar ze nu echt achter staan (geweldloos verzet), dan beschrijven ze die daad niet als Surinaams, maar als Nederlands (!):“Na zijn arrestatie zal het gerucht dat Anton een opstand zou hebben willen ontketenen tot op de dag van vandaag hardnekkig voortleven. Eens te meer blijkt dat Anton weliswaar een revolutionair was, maar zijn doelen niet met geweld wilde bereiken. Met zijn inmiddels Nederlandse visie heeft hij de zaak juridisch bestudeerd.” (p. 127).
“Zijn inmiddels Nederlandse visie”! Hoe verzinnen ze het? De Nederlandse visie in Suriname kwam tijdens de opstand van De Kom neer op het vermoorden van geweldloze demonstranten die de vrijheid eisten van De Kom!
De auteurs proberen maar steeds duidelijk te maken dat De Kom geen revolutionair en geen communist was.
Ze stellen zich de vraag (en geven het antwoord): “Wat was Anton de dan wel? In de eerste plaats was Anton schrijver, zo voelde hij dat zelf ook. Daarnaast was hij een activist, die opkwam voor zelfbestuur van zijn land.” (p. 456)
Dit boek gaat niet over de visie van De Kom, maar over de visie van Boots en Woortman over kolonialisme in Suriname: en die staat aantoonbaar haaks op die van De Kom.
Sandew Hira
p.s. Dit artikel verscheen eerder als een column in
Starnieuws