Otto Huiswoud, Marcus Garvey en Anton de Kom

Inleiding

In een lezenswaardig artikel over de zoektocht naar de verborgen zwarte geschiedenis van verzet is Mitchell Esajas ingegaan op het opmerkelijk verhaal van Otto Huiswoud en zijn partner Hermien. Dat artikel is het uitgangspunt voor deze bijdrage. Esajas behandelt een debat tussen Marcus Garvey en Otto Huiswoud over de relatie tussen ras en klasse, waarbij Garvey het belang van ras benadrukte en Huiswoud het belang van klasse. Aan het eind van zijn artikel stelt Esajas de vraag: “Wie had gelijk vanuit historisch perspectief, Garvey, Huiswoud of zat er in elk van hun visies een kern van waarheid?”

Deze bijdrage gaat in op die vraag, en nog verder.

Sociaal-democraten en communisten

Het marxisme heeft lange tijd een enorme aantrekkingskracht op anti-koloniale activisten over de hele wereld. De Russische revolutie van 1917 was een inspiratiebron voor veel strijders tegen het kolonialisme.

Ho Chi Min (1890-1969), de leider van de Vietnamese revolutie, vertolkte de gevoelens van anti-koloniale activisten na de overwinning van de Russische arbeiders en boeren op kapitalisme en feodale overblijfselen in Rusland. Zijn autobiografisch verhaal is het verhaal van veel activisten uit de gekoloniseerde wereld. Net als Huiswoud en veel andere activisten vertrok Ho Chi Min uit zijn gekoloniseerde geboorteland naar de Westerse metropool waar hij werkte in allerlei baantjes. Als activist verspreidde hij pamfletten om de misdaden van de Fransen in Vietnam aan de kaak te stellen. De Russische revolutie was een enorme opsteker voor hem: “At that time, I supported the October Revolution only instinctively, not yet grasping all its historic importance. I loved and admired Lenin because he was a great patriot who liberated his compatriots; until then, I had read none of his books.” [1]

De Russische revolutie leidde tot een splitsing in de internationale socialistische beweging, die tot dat toe verenigd was in de Tweede Internationale. Twee stromingen stonden tegenover elkaar: de sociaal-democraten en de communisten.

Ze hadden verschillen op een breed aantal terreinen, o.a.:

  • Kapitalisme: de sociaal-democraten wilden het kapitalisme hervormen, de communisten wilden het afschaffen en een planeconomie vestigen.
  • Strategie en strijdmethode: de sociaal-democraten willen het parlement gebruiken om het kapitalisme te hervormen, de communisten wilden een revolutie organiseren om de parlementaire democratie te vervangen door arbeiders- en boerenraden.
  • Partij-organisatie: de sociaal-democraten wilden een partijorganisatie opbouwen om verkiezingen te winnen voor een parlement, de communisten wilden een strijdbare voorhoede-organisatie die een gewapende revolutie kon leiden om een nieuw politiek systeem te vestigen.
  • Internationaal: de sociaal-democraten waren internationaal verenigd in de Tweede Internationale, de communisten wilden een Derde Internationale oprichten.

De “koloniale” en “neger” kwesties

Op het punt van de koloniën was het verschil ook groot. De sociaal-democraten wilden het behoud van de koloniën, de communisten wilde de bevrijding van de koloniën.

Na de Russische revolutie woedde de discussies in veel socialistische partijen over de twee lijnen. Ho Chi Min vertelt hierover: “Heated discussions were … taking place in the branches of the Socialist Party about the question whether the Socialist Party should remain in the Second International: should a Two and a Half International be founded or should the Socialist Party join Lenin’s Third International? I attended the meetings regularly, twice or thrice a week, and attentively listened to the discussion. First, I could not understand thoroughly. Why were the discussions so heated? Either with the Second, Two and a Half or Third International, the revolution could be waged. What was the use of arguing? As for the First International, what had become of it? What I wanted most to know – and this precisely was not debated in the meetings – was: which International sides with the peoples of colonial countries? I raised this question – the most important in my opinion – in a meeting. Some comrades answered: It is the Third, not the Second International. And a comrade gave me Lenin’s ‘Thesis on the national and colonial questions’ published by l’Humanité to read. There were political terms difficult to understand in this thesis. But by reading it again and again, finally I could grasp the main part of it. What emotion, enthusiasm, clear-sightedness and confidence it instilled into me! I wept for joy. Though sitting alone in my room, I shouted out aloud as if addressing large crowds: ‘Dear martyrs, compatriots! This is what we need, this is the path to our liberation!’. After that I had entire confidence in Lenin, in the Third International.”[2]

De kennismaking van veel activisten uit de koloniën met socialisme en communisme was niet via the Marxistische theorie, maar via de anti-koloniale praktijk, zoals het voorbeeld van Ho Chi Min aangeeft.

Een belangrijke discussie in de internationale socialistische beweging was de discussie op het tweede congres van de Derde Internationale over de zogenaamde stellingen over de nationale en koloniale kwesties in 1920, waar Ho Chi Min naar refereert. Een belangrijke conclusie was dat All communist parties must support by action the revolutionary liberation movements in these countries. The form which this support shall take should be discussed with the communist party of the country in question, if there is one. This obligation refers in the first place to the active support of the workers in that country on which the backward nation is financially, or as a colony, dependent.”[3]

De communisten moesten dus alle steun geven aan de nationale bevrijdingsbewegingen in de koloniën, vooral de communisten in de landen van de kolonisator. Deze stelling kon rekenen op sympathie bij veel activisten uit de koloniën voor de Russische revolutie en het communisme.

De stellingen over de nationale en koloniale kwesties ging over de koloniën. Maar hoe zat het met het rassenvraagstuk in Amerika? Het vierde congres van de Communistische Internationale nam in 1924 een resolutie aan die door Otto Huiswoud (1893-1961) was gepresenteerd onder de naam Billings. Daarin gaf hij een toepassing van de stellingen over de nationale en koloniale kwesties op de zogenaamde “Negro Question”. De eerste twee van de vier stellingen luiden als volgt:

“1. The fourth congress recognizes the necessity of supporting every form of the Negro movement which undermines or weakens capitalism, or hampers its further penetration.

  1. The Communist International will fight for the equality of the white and black races, for equal wages and equal political and social rights.”[4]

Huiswoud had een economische benadering van het “rassenvraagstuk” geheel in lijn met de Marxistische klassenanalyse.

Het is al een opmerkelijke prestatie voor een jongeman uit een Nederlandse kolonie zonder enige intellectueel klimaat om naar Amerika te gaan, daar een leidende figuur te worden in de Amerikaanse communistische beweging en ook nog eens de indiener te zijn op het congres van de Derde Internationale, die toen heel prestigieus was. In veel boeken over de geschiedenis van de Amerikaanse socialistische beweging komt hij prominent voor.

Alleen al om deze reden verdient Huiswoud onze respect en waardering.

Zijn verdiensten lag vooral op het vlak van organisatie. Op het gebied van de Marxistische theorievorming heeft hij geen bijdrage geleverd.

Zwarte marxisten en anti-kolonialisten

Dat is anders voor veel zwarte marxisten uit het Carïbisch gebied. In zijn boek “Black Marxism. The making of the black radical tradition” behandelt Cedric Robinson bijdragen van Marxisten als W.E.B. Du Bois en C.L.R. James.[5] Du Bois is bekend vanwege zijn analyses van de geschiedenis van Zwarten in Amerika en het pan-Africanism. C.L.R. James is ook een grote naam, niet alleen vanwege zijn geweldige analyse van de Haïtiaanse revolutie in The Black Jacobins, maar ook vanwege zijn bijdragen aan de Marxistische theorie (staatskapitalisme, hegeliaanse dialectiek).

Maar er zijn meer zwarte Marxisten, nota bene uit het Caribisch gebied. Oliver Cox – net als C.L.R. James geboren in Trinidad – schreef een monumentaal werk over de relatie tussen ras, klasse en kaste.[6] Daarin probeert hij de marxistische filosofie (historisch materialisme) toe te passen op de relatie tussen ras, klasse en kaste.

Deze marxisten probeerden vanuit de marxistische theorie greep te krijgen op het verschijnsel racisme.

Huiswoud zit helaas niet in dit rijtje.

Het Caribisch gebied leverde wel zwarte denkers die buiten de marxistische theorie analyses leverden over racisme en kolonialisme, maar wel met grote sympathie voor het marxisme. Frantz Fanon is een voorbeeld. Fanon heeft de psychologische effecten van racisme en kolonialisme gefileerd in zijn meesterwerken “Zwarte Huid, Blanke Maskers” en “De verworpenen der aarde”.

Anton de Kom ligt dichter aan tegen Fanon en C.L.R. James. De Kom verkeerde in Nederland in communistische en anti-imperialistische kringen. Hij zag de psychologische effecten van racisme en kolonialisme in Suriname in de wijze waarop haar geschiedenis is vervalst. Hij legt bloot hoe geschiedschrijving de koloniale geest vormt. En net als James heeft hij ook daadwerkelijk met succes gepoogd om de geschiedenis te herschrijven in zijn boek “Wij Slaven van Suriname”. Die bijdrage heeft een enorme impact gehad op veel anti-koloniale activisten in en uit Suriname.

Dekoloniale denkers

De bijdrage van Marcus Garvey is van een heel andere orde. Hij zit volledig buiten het marxistisch kader en presenteert een alternatief theoretisch raamwerk en organisatie.

Garvey zag dat “ras” en racisme niet toevallige of bijkomstige aspecten zijn van het kapitalisme. Het is basis van een wereldsysteem dat met het Westers kolonialisme in het leven is geroepen sinds 1492. Dit systeem had niet alleen een economische dimensie (uitbuiting), maar ook een politieke (onderdrukking en onderwerping), een sociale (de organisatie van sociale relaties langs lijnen van ras en etniciteit) en een culturele (mental slavery). Garvey heeft dat uitgewerkt in een fijnmazige analyse van al deze aspecten. Maar meer nog dan aan theoreticus, was hij ook een geweldige organisator. Hij organiseerde een miljoen zwarten rond zijn filosofie van zwarte bevrijding. Economische bevrijding was niet persé de bevrijding van de heersende klasse, maar bevrijding van een economische mentaliteit waarbij je van anderen afhankelijk bent voor een inkomen. Politieke bevrijding was de bevrijding van Afrika waar uiteindelijk alle Zwarten naartoe konden gaan. Culturele bevrijding was de bevrijding van mental slavery. Huiswoud heeft deze complexe analyse nooit kunnen begrijpen vanuit de marxistische theorie.

De Russische revolutie van 1917 heeft de eerste socialistische staat gevestigd. Die staat is in 1991 ontbonden. De socialistische economieën zijn getransformeerd naar kapitalistische economieën. Dat heeft ertoe geleid dat veel marxisten van kleur – waaronder ik – verder zijn gaan kijken dan de marxistische theorie.

Er is een nieuwe theorie van bevrijding die een kritiek is op zowel het liberalisme als het Marxisme. Die theorie bouwt voort op bijdragen van mensen als Garvey in verschillende delen van de wereld. Er is nog geen coherente en samenhangend theoretisch raamwerk, maar er zijn belangrijke bouwstenen door verschillende denkers geleverd: epistemologie, economische theorie, sociale theorie en zelfs wiskunde.

De uitdaging voor de toekomst is om die coherente theorie verder te ontwikkelen.

Daarin zal geen plaats zijn voor de bijdrage van Otto Huiswoud. Zijn bijdrage en die van zijn partner Hermien ligt op een ander vlak die ook gewaardeerd moet worden en die Esajas heeft behandeld: een zwarte revolutionair die de moed had om het Nederlands kolonialisme te ontstijgen en op internationaal niveau een organisatorische bijdrage geleverd heeft aan de anti-koloniale beweging in Amerika, internationaal en later in Nederland.

Hij hoort thuis in het rijtje van respectabele voorvechters in de strijd tegen kolonialisme, racisme en kapitalisme.

 

Op 25 november vindt de opening plaats van de expositie Zwart & Revolutionair: het verhaal van Hermina en Otto Huiswoud in Vereniging Ons Suriname/The Black Archives, Zeeburgerdijk 19b, 1093 SK Amsterdam. Tijd: 17.30-22.00 uur.

De expositie is open tot 24 februari 2018 van Vrijdag tot zondag van 10:00 tot 18:00 uur. Entree na 25 februari ia vijf euro.

 

 

Bronnen

Cox, O. (1959): Cast, class and race. S study in social dynamics. Monthly Review Press. New York.

Degras, J. (ed.) (1955): The Communist International 1919-1943. Documents. Volume 1: 1919-1923. RIIA.

Duara, P. (ed.) (2004): Decolonization. Perspectives from now and then. Routledge. London.

Ho Chi Minh (2004): The path that led me to Leninism. in: Duara, P. (ed.) (2004), pp. 29-31.

Kom, A. de (2009): Wij Slaven van Suriname. Contact. Amsterdam/Antwerpen.

Robinson, C. (1983): Black Marxism. The making of the black radical tradition. University of North Carolina Press. Chapell Hill.

[1] Ho Chi Minh (2004), p. 30-31.

[2] Idem.

[3] Lenin, V.I. (1920).

[4] Degras, J. (ed.) (1955), p. 401.

[5] Robinson, C. (1983).

[6] Cox, O. (1959).