Sandew Hira, 5-10-2018
Inleiding
In de serie “Marxisme en de dekoloniale beweging” zal ik Marxistische theorieën vanuit een dekoloniale bril bekijken. In deel 1 ga ik na een algemene inleiding in op de visies op ondernemerschap en zwarte Marxisten.
Marxisme als inspiratie voor anti-kolonialisme
De strijd tegen kolonialisme heeft in delen van de socialistische beweging belangrijke bondgenoten gevonden. De houding ten aanzien van het kolonialisme was een breekpunt tussen communisten en sociaal-democraten. Communisten zagen zichzelf als de ware erfgenamen van het gedachtegoed van Marx en Engels. Zij eisten een breuk met het kolonialisme als onderdeel van de strijd tegen het wereldwijde kapitalisme en steunden anti-koloniale bewegingen in de gekoloniseerde gebieden. Sociaal-democraten vochten niet voor een wereldwijde revolutie, maar verdedigden vooral de eigen landen die koloniën hadden en waar ze via het parlement regeermacht wilden verwerven. Voor veel anti-koloniale activisten vormde het Marxisme daarom een aantrekkelijke inspiratiebron. Dat was ook in Nederland zo.
De Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP), de voorganger van de PvdA, was tegen de onafhankelijkheid van Indonesië omdat de “Indonesische bevolking ‘physiek, verstandelijk en moreel’ nog niet voldoende ontwikkeld was voor onafhankelijkheid.”[1] De communisten daarentegen waren voor een onmiddellijke onafhankelijkheid, zowel van Indonesië als van Suriname.
Anton de Kom was de leidende anti-koloniale activist van Suriname in de jaren dertig. Hij pleitte voor onmiddellijke onafhankelijkheid van Suriname. Hij werd na de opstand van 1933 in Suriname, waarin hij een leidende rol speelde, verbannen naar Nederland. Hij werd veelvuldig gevraagd door communisten om te spreken op hun bijeenkomsten. Veel anti-koloniale activisten voelde zich aangetrokken tot het Marxisme vanwege dat sterke anti-kolonialisme, zoals Otto Huiswoud. Huiswoud heeft in de jaren zestig invloed gehad op jonge studenten en arbeiders die anti-imperialisme combineerden met Marxisme.
Zwarte Marxisten
Binnen het Marxisme was een stroming van zwarte activisten en denkers die het vraagstuk van ras en klasse aanpakten. Deze zwarte Marxisten hadden hun vertrekpunt in de basisbeginselen van het Marxisme:
- De filosofie van het dialectisch materialisme, die toegepast op de wereldgeschiedenis leidde naar de theorie van het historisch materialisme. Dialectiek is een filosofische methode die de motor voor ontwikkeling en verandering zien in tegengestelde krachten die met elkaar in conflict zijn. De tegenstellingen tussen onderdrukte en onderdrukkende klasse leiden tot verandering en vooruitgang. De theorie van het historisch materialisme verklaart sociale en culturele veranderingen (de bovenbouw van de samenleving) uit veranderingen in de economie, techniek en natuur (de onderbouw).
- De economische theorie van de meerwaarde. Marx definieert meerwaarde als de waarde van goederen en diensten die een arbeider produceert minus de kosten van haar levensonderhoud. De kapitalist eigent zich deze meerwaarde toe, omdat hij eigenaar is van de productiemiddelen waarmee de arbeiders de goederen en diensten produceert. Particulier eigendom van produktiemiddelen gekoppeld aan loonarbeid is daarom per definitie uitbuiting.
- De klassentheorie. De sociale verhoudingen in iedere samenleving is gebaseerd op het begrip klasse. De samenlevingen die zijn ontstaan in de afgelopen eeuwen, zijn klassensamenlevingen. De klasse van uitbuiters en de klasse van mensen die uitgebuit worden. Sociale strijd is klassenstrijd.
- De culturele theorie van basis- en bovenbouw en de plaats van de Europese Verlichting in de wereldcultuur. De cultuur van een samenleving wordt bepaald door de economische en technische basis. De Europese Verlichting was een hoogtepunt in de culturele ontwikkeling van de mensheid omdat het een scheiding bracht tussen wetenschap en geloof.
- De politieke theorie van de socialistische wereldrevolutie geleid door een communistische voorhoedepartij, die een einde moet maken aan het kapitalisme.
Dit is het kader waarbinnen veel zwarte Marxisten opereerden. Cedric Robinson heeft het werk van een aantal van hen beschreven in zijn boek Black Marxism – the making of the black radical tradition[2]. Sommigen, zoals W.E.B. Du Bois, C.L.R. James en Oliver Cox, hebben baanbrekend werk verricht op het gebied van de beschrijving en analyse van de ervaringen van zwarte mensen. Maar in essentie beschouwden ze racisme als een instrument van verdeel-en-heers van de heersende klasse.
Marcus Garvey
De grootste uitdager van de zwarte Marxisten was Marcus Garvey. Garvey zag particulier bezit van productiemiddelen niet als een instrument van uitbuiting, maar een instrument van bevrijding van de zwarte gemeenschap. Hij baseerde zich daarbij op de filosofie van Booker T. Washington, een belangrijke leider van Amerikaanse zwarten na de afschaffing van slavernij, die economische zelfstandigheid als een basis voor de algehele bevrijding van zwarte Amerikanen beschouwde.
Die filosofie zette Garvey om in daden. Hij bouwde de grootste zwarte organisatie op in de geschiedenis met meer dan een miljoen leden en een netwerk van bedrijven die zijn activisme ondersteunde. Garvey introduceerde het concept van mental slavery en decolonizing the mind. Zijn nadruk op geestelijke bevrijding werd echter niet gecombineerd met het uitdagen van de heersende politieke macht, zoals later zou gebeuren door Malcolm X.
Voor Marxisten is het idee van particulier eigendom van productiemiddelen als een instrument van bevrijding absoluut onacceptabel. Waar Garvey in navolging van Washington ondernemerschap zag als creativiteit, zelfstandigheid en trots, zagen de Marxisten op basis van de meeraarde theorie alleen maar uitbuiting.
C.L.R. James was heel hard over Garvey. Hij noemde hem “a reactionary”, een “born demagogue”, een “Adolph Hitler”, “Everything that Hitler was to do afterwards in the way of psychological appeal, Garvey was doing in 1921”.[3]
Miljoenen zwarten zagen dat anders. Garvey zag niet alleen een economische functie in arbeid (het produceren van goederen en diensten), maar ook een sociale, culturele en mentale functie. Het verdienen van een eigen inkomen als zelfstandige ondernemer versterkt het zelfvertrouwen van mensen die eeuwenlang hebben moeten meemaken hoe hun zelfvertrouwen werd neergehaald. Zwarte bedrijven kunnen een sociale functie vervullen en de economische basis vormen voor een onafhankelijke sociale beweging van zwarte mensen. Daardoor krijgt ondernemerschap ook een politieke functie.
Dit zijn overwegingen die Marxisten niet kunnen accepteren, omdat hun theorie over de meerwaarde alleen maar één aspect zien van ondernemerschap, namelijk mogelijke uitbuiting. Daardoor hebben zij hun aantrekkingskracht verloren op zwarte activisten die de andere dimensies van ondernemerschap hebben ervaren.
[1] https://www.sp.nl/spanning/2010/spanning-november-2010-muiterij-op-zeven-provincien.
[2] Cedric Robinson: Black Marxism – the making of the black radical tradition. The University of North Carolina Press. 2000.
[3] Citaten uit: https://www.marxists.org/archive/james-clr/works/1940/06/garvey.html. Hij publiceerde het artikel onder zijn pseudoniem J.R. Johnson: Marcus Garvey. (1940).