Waarom een podium delen van links met Thierry Baudet een strategischer misser is

Een strategische fout

Volkeren voor Vrede (VvV) organiseert in juni een bijeenkomst in Den Haag tegen de NAVO. Ze hebben mij uitgenodigd om te spreken, maar ik ben de hele maand op reis in China. Ze vroegen me om een video van twee minuten te maken en heb toegezegd dat te doen.

Nu hoor ik dat VvV Thierry Baudet heeft uitgenodigd om te spreken, omdat hij zich tegen de NAVO keert. VvV vindt dat een brede eenheid opgebouwd moet worden tegen de NAVO en door Baudet te laten spreken kan zijn achterban gemobiliseerd worden in de strijd tegen de NAVO.

Ik vind dit een strategische fout van VvV waardoor ze het tegenovergestelde bereikt van wat ze beoogt: een brede eenheid tegen de NAVO. Daarom trek ik me terug als (digitale) spreker op de bijeenkomst. Hier zal ik dieper ingaan op deze fout.

Wat is het doel van een brede eenheid?

In Europa van de jaren dertig van de twintigste eeuw was de strategie van het bouwen van volksfront van communisten, sociaaldemocraten, liberalen en christenen tegen fascisme een zeer verstandige strategie. Het fascisme was een beweging dat zich tot doel stelde om een staat te vestigen die een einde zou maken aan de infrastructuur van anti-fascistische volksbewegingen door geweld en ontmanteling van hun organisatiestructuren. Het grotere doel was het redden van de westerse beschaving van het communisme. De strategie van de communisten om een volksfront te bouwen om dat tegen te gaan was strategisch heel correct. Het heeft helaas niet gewerkt in Europa.

In China hebben de communisten onder leiding van Mao Zedong een eenheidsfront met de rechtse Kuomintan (KMT) van Chiang Kai-shek gebouwd om te strijden tegen de invasie van het Japanse leger. Die eenheidsfront heeft wel gewerkt. Japan is verslagen, maar de KMT heeft zich tegen de communisten gekeerd die uiteindelijk de rechtse krachten hebben verslagen. Ze trokken zich terug op het eiland Taiwan.

Een eenheidsfront heeft een doel, namelijk een beweging bouwen tegen extreem-rechts. De NAVO is een extreem-rechtse organisatie die tot doel heeft de Westerse beschaving te redden. Hiervoor voert ze een oorlog op twee fronten: Oekraïne en Palestina en is een derde in voorbereiding: Taiwan.

Het doel van de NAVO wordt helder en duidelijk verdedigd door Baudet: het redden van de Westerse beschaving. Baudet is onderdeel van extreem-rechts. Binnen extreem-rechts zijn er meningsverschillen, maar die zijn niet essentieel.

Het bouwen van een eenheidsfront tegen extreem-rechts gaat niet alleen om het organiseren van speeches tegen de NAVO. Het gaat om het ontwikkelen van relaties tussen bewegingen tegen fascisme. In China gingen de legers van de communisten en de nationalisten samenwerking in acties tegen het Japanse leger. Het ging niet om speeches, maar om mobilisatie van krachten.

Als Baudet spreekt, zien we niet zijn oppositie tegen de NAVO, maar zijn verdediging van de Westerse beschaving, zijn aanval op het Palestijns verzet en zijn racistische campagnes in Nederland. Met zo iemand valt niets te bouwen, want zijn verzet tegen de NAVO is een verzet van één deel van extreem rechts tegen een ander deel. Links mensen hebben daar niets in te zoeken. Daar is het delen van een platform van links met Baudet een strategische fout.

VvV wint een eenheid met Baudet, maar verliest de eenheid met anti-fascistische krachten. Dat is een strategische misser.

Sandew Hira

12 juni 2025

De verrassing van de VHP: klein verlies en grote niet-Hindostaanse steun

Sandew Hira

5-6-2025

Inleiding

De verkiezingen van 2025 zijn aanleiding geweest voor mij om na te denken over de geschiedenis van Suriname, waar land en volk nu staan en de lange termijn toekomst in de komende 50 jaar, vooral met de komende gas en olie boom. Rudolf Elias, voormalig directeur van Staatsolie, heeft in een interessant interview aangegeven dat de inkomsten van de staat met een factor vijf tot zes zouden kunnen gaan groeien in de komende regeerperiode. Dat is enorm. Hoe moet Suriname, en de linkse beweging in het bijzonder, zich hierop voorbereiden? Dat is de vraag die mij bezig houdt. Daarvoor heb je een lange termijn visie nodig. Hoe zou Suriname er de komende vijftig jaar uit kunnen zien? Hoe zouden de economie, de sociale verhoudingen, de politiek en de cultuur zich kunnen ontwikkelen? Ik wil een diepgaand essay schrijven die een kleine bijdrage zou kunnen leveren aan deze discussie. Ik ben begonnen met een analyse van de uitgangspositie. Waar staat Suriname nu? Hoe moeten we de resultaten van de verkiezingen plaatsen in die toekomstvisie? Ik kwam tot een verrassende ontdekking die me deed twijfelen aan de uitgangspunten van mijn analyse. Ik concludeer dat etniciteit in de Surinaamse politiek naar de achtergrond wordt gedrongen. De strijd van de toekomst is een strijd om ideologie, niet om etniciteit. Die conclusie is gebaseerd op een analyse van de stemmen die de VHP heeft behaald. Die analyse wijst uit dat ongeveer de helft van de VHP-stemmen van niet Hindostaanse kiezers afkomstig. Omdat ik me afvraag of ik data wel goed heb geanalyseerd, heb ik besloten om dar deel van de analyse alvast te publiceren. Misschien heb ik iets over het hoofd gezien en kunnen andere analisten dat eruit halen. Ik ga dan verder met het langere essay over de toekomstvisie en zal bekijken of ik die moet bijstellen in de loop van het proces van denken en schrijven.

De historische betekenis van de verkiezingen

De verkiezingen van 2025 zijn van een historische betekenis om drie redenen.

De eerste vrouwelijke president

Jennifer Simons wordt de eerste vrouwelijk president van Suriname. En dat is al een historische gebeurtenis. Na het overlijden van Bouterse is zij gekozen tot de nieuwe partijleider van de NDP. Dat is niet zonder slag of stoot gegaan. Maar ze heeft in een korte tijd bewezen dat ze over strategisch inzicht en leiderschapsvaardigheden beschikt waarmee ze Suriname naar een nieuwe fase in haar geschiedenis  kan leiden. Ze heeft ervoor gewaakt om de interne tegenstellingen in haar partij te laten exploderen. Ze heeft de eenheid weten te bewaren en heeft iedereen meegekregen in een nieuw beleid dat erkent dat de NDP in het verleden fouten heeft gemaakt en corruptiebestrijding tot een keerpunt maakt. Een tweede grote verdienste is dat zij snel en met grote voortvarendheid een coalitie heeft weten te smeden met partijen, die de potentie hebben om de historische verandering van Suriname te realiseren. Een coalitie met de VHP heeft minder mogelijkheden hier, zoals ik later zal laten zien.

De breuk met de 8 Decembergroep

De NPS gaat een coalitie aan met de NDP. De NPS onder leiding van Gregory Rusland heeft een historisch besluit genomen om afstand te nemen van de 8 December groep, die iedere samenwerking met de NDP van de hand wijst. Dat betekent een breuk met de kleine maar invloedrijke groep van 8 December mensen, die door Nederland ondersteund wordt. De Waterkant rapporteert over zijn speech op 31 mei 2025 in het partijcentrum: “Volgens Rusland zijn de mensen die betrokken zijn geweest bij de misdaden in 1982 (8 decembermoorden) allemaal veroordeeld terwijl een deel zelf is overleden. Hierdoor is er een andere situatie ontstaan en moet de samenwerking met de NDP geen probleem meer zijn. ‘En wanneer wij dat zien en een kans hebben om een bijdrage te leveren, dan gaat Suriname voor. Zet uw wrok aan een kant. Laten we kijken naar de toekomst van onze kinderen en kleinkinderen’, zei Rusland.”[1]

Het belang van dit besluit is heel groot. Rusland geeft aan dat in 2015 Desi Bouterse de NPS uitnodigde voor een samenwerking ondanks het feit dat de NDP toen met 26 zetels had gewonnen. De NPS had slechts twee zetels, maar mocht zelf bepalen welke posities zij wilde hebben. Rusland zegt: “En the sky is the limit. En ik kan u zeggen dat al die andere oppositionele partijen op dat moment zaten te springen om zo een offer. In eerste instantie heb ik gezegd dat ik terug moet naar mijn structuren. Maar ik kan u nu al zeggen dat als mijn partij zegt dat wij gaan meewerken, u dan niet moet verwachten dat ik een functie of positie ga innemen. Gaandeweg het gesprek kwam ik tot de conclusie en besluit: meneer Bouterse, de NPS is niet beschikbaar.”[2]

Tien jaren later is er veel veranderd. Bouterse is dood. Er staan nieuwe grote uitdagingen voor Suriname met de gas- en olieboom. De VHP is aan de macht geweest en heeft getoond niet in staat te zijn om het land op een goede manier te leiden. De 8 Decembergroep heeft van zich laten horen bij de coalitievorming, maar Rusland had zijn zaakjes op orde. Hij kreeg volledige steun van zijn partij voor de coalitie. Dat is historisch, omdat het Suriname in staat stelt om het 8 Decemberperiode af te sluiten.

De rol van etniciteit is verminderd ten gunste van de rol van ideologie

Ik heb me bezig gehouden met de rol van etniciteit in de Surinaamse. Veel analisten gaat ervan uit dat die rol allesbepalend is, maar ik trek die benadering in twijfel. In mijn analyse probeer ik de vraag te beantwoorden: hoeveel niet-Hindostanen hebben op de VHP gestemd? Als dat een grote groep is, dan roept het de vraag op: waarom stemmen niet-Hindostanen op de VHP? Ik zal eerst de analyse van de data hier voorleggen.

De verwachtingen

De VHP regering heeft veel kritiek gekregen vóór de verkiezingen. Het gecumuleerde koopkrachtverlies in de periode 2020-2025 is rond 500%.[1] De schandalen rond friends and family benoemingen zouden het vertrouwen in de regering behoorlijk hebben aangetast. Twee coalitiepartijen zijn uit de regering getreden: NPS en PL. De verhouding met ABOP was ook niet geweldig. Er zou sprake zijn van etnische polarisatie. De VHP richt zich alleen op Hindostanen. De VHP zou dramatisch gaan verliezen, zoals de NDP dramatisch had verloren in 2020.

Maar dat is niet zo gebleken. De VHP heeft de verkiezingen verloren, maar op niet een dramatische wijze. De NDP heeft gewonnen, maar het was geen eclatante overwinning.

De NDP ging in 2020 terug van 26 naar 16 zetels. Als het evenredigheidsstelsel zou hebben gegolden, dan zou het verlies nog groter zijn geweest, van 26 naar 12 zetels (54%).

Ik zou een dergelijk verlies ook voor de VHP verwachten gegeven de kritiek op de partij, en wel van 20 naar 10. Maar het verlies van de VHP is beperkt gebleven van 20 naar 17. De winst van de NDP was bescheiden, van 16 naar 18. Als je van het evenredigheidsstelsel zou uitgaan, dan was de winst groter, van 12 naar 18.

Hoe moet je het verkiezingsresultaat van de VHP verklaren en interpreteren? Daarvoor ben ik gaan duiken in de etnische achtergrond van de VHP stemmers.

 

De etnische achtergrond van de VHP stemmers

Ik maak een onderscheid tussen Hindostaanse en niet-Hindostaanse stemmen van de VHP. Ik probeer de vraag te beantwoorden: hoeveel Hindostanen en niet-Hindostanen hebben op de VHP gestemd?

Ik doe dat in zeven stappen.

Stap 1 is het vaststellen van het aandeel van Hindostanen in de Surinaamse bevolking in 2025. We hebben geen officieel percentage voor 2025. Volgens de volkstelling van 2012 was het aandeel 27%. Ik geloof dat dit aandeel alleen maar is gedaald en wel om de volgende redenen. Er is in het algemeen sprake van een dalende trend in het aandeel van Hindostanen in de bevolking. In 1980 was het aandeel van Hindostanen nog 37%. De bevolkingsgroei bij andere groepen, met name de Marrons and de “Gemengden”, is groot. Het aandeel van de Marrons is tussen 2004 en 2012 gegroeid van 15% naar 22%. Het aandeel van de “Gemengden” was in 1980 1-2% en in 2012 13,4%. Als ik in mijn berekningen het percentage van 27% van 2025 hanteer, dan is dat een maximumpercentage. Waarschijnlijk ligt het aandeel in 2025 lager.[2]

Stap 2: Ik maak een schatting van hoeveel Hindostanen überhaupt hebben gestemd in 2025. In 2025 hebben 272.218 mensen gestemd. Het aantal stemgerechtigden is 399.932. Het opkomstpercentage is 68%. Bij de analyse gaan we ervan uit dat het opkomstpercentage onder de diverse etnische groepen gelijk is aan 68%. Dat hoeft niet zo te zijn, maar we hebben geen data van de opkomst per etnische groep. Op basis van het aandeel van 27% en een opkomstpercentage van 68% is het maximale aantal Hindostanen dat gestemd heeft 73.688 (27% * 272.218). Als het aandeel lager is dan 27%, dan is het absolute aantal Hindostanen dat gestemd heeft lager dan 73.688.

Stap 3. Laten we eerst aannemen dat alle Hindostanen op de VHP hebben gestemd. De VHP heeft 86.788 stemmen gekregen. Er zijn in deze stap al 13.100 (86.788-73.688) niet-Hindostanen die op de VHP hebben gestemd. Dat is 15% van alle VHP stemmen. Dat is geen gering aandeel.

Stap 4. Op basis van een naamsanalyse probeer ik vast te stellen of een kandidaat een Hindostaan of niet-Hindostaan is. Misschien heb ik hier fouten gemaakt. Soms kan een niet-Hindostaan een Hindostaanse naam hebben en omgekeerd kan een Hindostaan een niet-Hindostaanse naam hebben. Maar dat betekent niet dat die methode waardeloos is. Adhin is een Hindostaan en Brunswijk niet. Dat is duidelijk. Tabel 1 bevat het resultaat van de naamsanalyse van de gepubliceerde voorkeurstemmen per kandidaat.[3]

Tabel 1: Kandidaten naar partij, voorkeurstemmen en Hindostaan zijn

Partij Kandidaat Aantal Hindostaan
VHP Santhoki 45.745 Ja
NDP Simons 41.610 Nee
NDP Adhin 19.173 Ja
ABOP Brunswijk 19.115 Nee
VHP Mathoera 10.571 Ja
VHP Dasai 9.190 Nee
NPS Rusland 8.537 Nee
NDP Ingrid Bouterse 6.880 Nee
NPS Atompai 6.530 Nee
NDP Misiekaba 4.194 Nee
PL Bronto Somohardjo 4.065 Nee
NPS Etnel 3.581 Nee
VHP Jogi 3.089 Ja
NDP Lalbiharie 2.797 Ja
NPS Pawiroredjo 2.784 Nee
NPS Diana Pokie 2.504 Nee
BEP Asabina 2.452 Nee
A20 Reyme 2.430 Nee
A20 Baasaron 2.319 Nee
ABOP Bee 2.247 Nee
PL Ramsaran 2.207 Ja
NDP Akiemboto 2.134 Nee
VHP Sharman 2.074 Ja
NDP Noersalim 1.878 Nee
NPS Hellings 1.837 Nee
ABOP Vorswijk 1.673 Nee
NDP Sadi 1.307 Nee
VHP Gajadien 1.262 Ja
VHP Biharie 1.230 Ja
NDP Asodanoe 1.136 Nee
ABOP Abiamofo 1.004 Nee
VHP Kasdjo 995 Nee
DA’91 Del Castillio 917 Nee
NDP Afonsoewa 910 Nee
NDP Edwards 786 Nee
VHP Koendanlal 778 Ja
OPTSU Taus 768 Ja
NDP Marengo 764 Nee
NDP Baabo 748 Nee
VHP Thakoer 732 Ja
NDP Jones 702 Nee
NPS Jeffrey Lau 640 Nee
VHP Durga 616 Ja
VHP Lalmahomed 603 Ja
ABOP Amafo 603 Nee
BEP Tamin 584 Nee
VHP Amatmohamed 571 Nee
NDP Sapoen 568 Nee
VHP Raghoenandan 565 Ja
VHP Kandhai 557 Ja
ABOP Koniki 553 Ja
BEP Dikan 545 Nee
A20 Breeveld 533 Nee
VHP Abdul Mohamad 511 Ja
NDP Stephen Tsang 507 Nee
VHP Nagessar 497 Ja
BEP Winston Lame 492 Nee
NDP Cotino 486 Nee
VHP Sahadew-Lall 473 Ja
VHP Roy Mohan 465 Ja

 

Het totaal aantal voorkeurstemmen van kandidaten waarvan vastgesteld is of ze wel of niet Hindostaan zijn is 236.024, dat is 86% van de uitgebrachte stemmen.

Stap 5: Ik ga voor de calculatie ervan uit dat de Hindostaanse kandidaten alleen Hindostaanse stemmen trekken en niet Hindostaaanse kandidaten alleen niet-Hindostaanse stemmen trekken. Dat is niet juist, maar we houden het als veronderstelling aan. Als we alle stemmen van de Hindostaanse kandidaten optellen, dan komen we uit op 95.266 stemmen, dat is 21.578 stemmen meer dan het maximaal aantal Hindostaanse stemmen van 73.688. Dat betekent dat 23% van de stemmen van de Hindostaanse kandidaten afkomstig is van niet-Hindostaanse stemmers.

Stap 6. De VHP had twee Javaanse kandidaten, Dasai en Kasdjo. Zij hebben samen 10.185 stemmen behaald. Die trekken we af van het totaal aantal van 86.788 VHP stemmen. Dan blijven er 76.603 VHP stemmen over van wie de etniciteit moet worden ingeschat.

Stap 7: De NDP had twee Hindostaanse kandidaten: Adhin en Lalbiharie. Zij hebben samen 21.970 stemmen behaald. Stel dat dit allemaal Hindostaanse stemmen zijn, dan moet je dat aftrekken van 76.603 VHP stemmen en blijven er 54.633 VHP stemmen, waarvan de etniciteit niet onduidelijk is. Als ze allemaal Hindostaanse stemmen zouden zijn, dan  zou het betekenen dat 63% van alle VHP stemmen Hindostaans is en 37% niet Hindostaan. Dus ruim éénderde van de VHP stemmen komt van niet-Hindostanen.

Ik schat in dat Simons ook Hindostaanse stemmen getrokken heeft en Santhoki ook niet-Hindostaanse stemmen getrokken heeft. Dat betekent dat het aantal Hindostaanse stemmen voor de VHP veel minder kan zijn dan 63%. Ik acht het heel goed mogelijk dat de helft of meer VHP-stemmen van niet-Hindostanen afkomst is.

De berekening in de verschillende stappen is opgenomen in tabel 2.

Tabel 2: Calculatie van Hindostaanse en niet-Hindostaanse stemmen van de VHP

 De implicaties

Wat zijn de implicaties van deze analyse? Ik vestig de aandacht op drie punten.

Het eerste punt betreft een verklaring van de feiten. Als de VHP een groot aantal niet-Hindostaanse stemmen getrokken, mogelijk de helft of meer, wat is dan de reden hiervoor? Veel analisten die zijn blijven steken in etnische analyses van sociale processen in Suriname doen dat niet op basis van feiten, maar op basis van impressies en oude oordelen. Het opleidingsniveau van de Surinaamse bevolking stijgt. De bronnen van informatie over wat er gebeurt in de wereld zijn door internet en sociale media enorm gegroeid. Etnische identiteit is een belangrijke bron voor waarden en normen, maar niet de enige bron. Mensen kijken niet alleen naar etnische identiteit. In onze analyse moeten we ons laten leiden door feiten. En die feiten geven aan dat de VHP, die gezien wordt als een Hindostaanse partij, een relatief groot electoraat heeft van niet-Hindostaanse kiezers. Die moet op andere gronden stemmen voor de VHP dan op grond van etniciteit. Ik denk dat het gaat om ideologie. De VHP staat voor een conservatieve ideologie. Ze is pro-Nederland en pro-Amerika. Ze staat voor neoliberale economische politiek. De NDP staat voor een progressieve ideologie, al is die ideologie niet volledig uitgewerkt. Dekolonisatie is een issue dat vaker voorkomt bij de NDP en afwezig is bij de VHP.

Er is een brede ideologische steun voor conservatisme in Suriname. De Vereniging van Economisten in Suriname propageert een neoliberale economische politiek en presenteert dat als deskundigheid in plaats van ideologie. De media zijn over het algemeen pro-Nederland en pro-Amerika. In tegenstelling tot andere landen is de universiteit niet het centrum van kritisch en dekoloniaal denken, maar onderdeel van de infrastructuur voor de promotie van Eurocentrische kennis. De VHP hoeft niet veel te doen om haar conservatieve ideologie in de samenleving te gronden. Het is er al.

De Surinaamse bevolking van 2025 is niet die van 1950. Het opleidingsniveau is gestegen. Het formele onderwijs is niet de enige toegang to educatie. Sociale media zijn een nieuwe belangrijke bron van educatie. Mensen lopen niet als een kip zonder kop achter politieke leiders aan en stemmen niet alleen meer op mensen op wie ze lijken en kijken ook naar mensen waar ze een ideologische verwantschap mee hebben.

Het tweede punt is de betekenis van deze conclusie voor politieke strijd. Politieke strijd zal in de toekomst in toenemende mate ideologische strijd zijn, een strijd om ideeën. Die strijd win je niet met scheldpartijen en verwijten. De liberaal-conservatieve ideologie moet een antwoordt krijgen in een progressieve ideologie. Vroeger was dat socialisme. Intussen is er veel veranderd in het progressieve spectrum met name door de val van het Soviet blok. Progressief stond gelijk aan seculier vanwege de scheiding van kerk en staat. Internationaal worden ook niet seculiere bewegingen die anti-imperialistisch zijn gerekend tot het progressieve kamp.

Een kernverschil tussen conservatieve en progressieve ideologieën is het vraagstuk van sociale rechtvaardigheid. In het liberalisme is dat geen aandachtspunt. In het socialisme werd gedacht dat staatseigendom van productiemiddelen en een planeconomie zou leiden tot sociale rechtvaardigheid. De ervaringen van de Sovjet Unie heeft laten zien dat dat niet zo is. Sociale rechtvaardigheid kan verschillende ideologische bronnen hebben zowel seculiere (socialisme) als niet-seculiere (Christendom, Islam, Afrikaanse Ubuntu filosofie, Hindoeïsme).

De regering van Jennifer Simons en Gregory Rusland heeft sociale rechtvaardigheid hoog in het vaandel staan. De intentieverklaring van de zes partijen stelt: “Wij kiezen voor een bestuur dat luistert, handelt en verenigt. Een bestuur dat zich inzet voor sociale rechtvaardigheid, duurzame groei en nationale eenheid. In een tijd van mondiale onzekerheid en lokale uitdagingen zijn transparantie, daadkracht en samenwerking onmisbaar.”

De komen jaren moet die intentie worden ontwikkeld naar een lange termijn visie over hoe de Surinaamse samenleving in te richten op basis van sociale rechtvaardigheid.

Mijn derde punt betreft de NDP. Zij kan in de toekomst een cruciale rol spelen in de ontwikkeling van een lange termijn visie gebaseerd op sociale rechtvaardigheid en dekolonisatie. De partij heeft zich hersteld van het verlies van 2015, maar dat herstel is niet volledig. In 2015 had ze 117.571 stemmen. In 2025 was dat gedaald tot 93.278, een verlies van 24.293 stemmen in tien jaar. De VHP heeft een vergelijkbaar verlies geleden in vijf jaar. In 2020 had ze 108.378 stemmen en vijf jaar later 86.788, een verlies van 21.590.

De komende jaren zal niet alleen een politieke strijd zijn tussen NDP en VHP, maar ook een ideologische strijd. De VHP is in het voordeel omdat de conservatieve ideologie sterkt geworteld is in het Surinaamse intellectuele klimaat. Het antwoord van de NDP zou moeten liggen in kadervorming en een Surinaamse uitwerking van de theorie van dekolonisatie.

Het is een grote uitdaging voor de komende jaren om dat op te bouwen.

Hoe verder

Ik werk aan een diepgaand essay dat dekoloniale theorie vertaalt naar een lange termijn visie voor Suriname en praktisch beleid. Het is gebaseerd op het theoretisch kader dat in ontwikkeld heb in mijn boek Decolonizing The Mind – a Guide to Decolonial Theory and Practice (Amrit Publishers, 2003).

Ik onderscheid drie invalshoeken om te komen tot een lange termijn visie voor de sociaal-economische ontwikkeling van een land:

  • De theoretische invalshoek. Hoe hebben theoretici nagedacht over de lange ontwikkelingen van samenlevingen? Wat zijn hun opvattingen en in hoeverre zijn ze relevant voor Suriname?
  • De ervaringen van anderen landen. Welke landen hebben met succes lange termijn visie geïmplementeerd en wat kunnen we daarvan leren?
  • De ervaringen van Suriname. Hoe is er in Suriname nagedacht over een lange termijn visie?

Op basis van deze invalshoeken maak ik uitwerkingen voor een dekoloniale toekomstvisie voor Suriname. Ik baseer me niet alleen op literatuurstudie. Ik heb de waarde gezien van gesprekken met intellectuelen van andere landen uit de Global South, liefst face-to-face interacties.

Ik verkeer in de gelukkige omstandigheid dat ik als secretaris van Decolonial International Network Foundation (DIN) een internationaal netwerk heb opgebouwd van denkers over een nieuwe wereldbeschaving. Ze komen uit verschillende landen met verschillende ervaringen en visies. Daar leer ik veel van. Ik zou willen bevorderen dat denkers uit Suriname mee gaan doen in dit netwerk.

Een belangrijke discussie die daar plaats vindt, gaat over een lange termijn visie op de wereld. We zijn aan het eind van historische fase van vijf honderd jaar waarin het Westers kolonialisme de wereld heeft gedomineerd: economisch, sociaal, politiek, militaire cultureel. Er is een nieuwe wereld in opkomst met Rusland, China en Iran in de voorhoede, met BRICS als een nieuwe economische macht en dekolonisatie als een alternatieve ideologie. Een lange termijn visie voor Suriname zou ingebed moeten zijn in een lange termijn visie over een nieuwe wereldbeschaving. Dat is het meest effectieve antwoord op neoliberalisme en conservatisme. In het essay wil ik die verbinding maken.

Ik hoop het essay voor het eind van dit jaar nog te kunnen publiceren. In de maand juni zal ik door China reizen en twee lezingen in Beijing en één in Shanghai geven. Later in het jaar ben ik in Rusland en Qatar. In Rusland ben ik uitgenodigd door een denktank (Foundation for Development and Support of the Valdai Discussion Club) om deel te nemen aan een conferentie in Sochi dat gaat over de transitie naar een nieuwe wereld. In Qatar ga ik op uitnodiging van de Nortwestern University in Qatar in discussie met Arabische intellectuelen over hun visie op de toekomst van de wereld. Twee vakgroepen van de universiteit hebben mijn boek als leerstof voorgeschreven voor hun studenten.

Ik wil deze ervaringen meenemen in mijn essay. Ik hoop hiermee een kleine bijdrage te leveren aan de discussie waar over de lange termijn toekomst van Suriname.

[1] https://www.waterkant.net/suriname/2025/06/01/rusland-aan-npsers-suriname-gaat-voor-zet-uw-wrok-aan-een-kant/.

[2] Idem.

[1] https://surinamenieuwscentrale.com/gecumuleerde-inflatie-afgelopen-4-jaar-boven-de-400-procent.

[2] ABS (2013): Resultaten Achtste Volks- en Woningtelling in Suriname. Volume 1, Paramaribo, p. 23.

[3] De bron bestaat uit verschillende artikelen in Starnieuws.

Stellingen Sandew Hira Kleur de Kamer

Stelling 1

De toekomst van het slavernijverleden is een kwestie van beschaving. Het gaat niet alleen om individuele woede, pijn en verdriet van nazaten van totslaafgemaakten. Het gaat om de transformatie van de Europese beschaving van een koloniale naar een dekoloniale beschaving.

Onderbouwing

De huidige positionering van het slavernijverleden is gefocust op de woede, pijn en het verdriet van nazaten over het historisch onrecht dat het zwarte volk is aangedaan. Een toekomstige positionering zou moeten gaan om het plaatsen van dat onrecht in de context van de meest misdadige beschaving in de wereldgeschiedenis: de Europese beschaving. De beleidsimplicaties van die twee benaderingen zijn heel erg verschillend.

Laat mij beginnen met een definitie van beschaving. Een beschaving is een collectie van samenlevingen gebaseerd op een specifieke vorm van kennisproductie, die aangeeft hoe een samenleving economisch, sociaal, politiek en cultureel moet worden ingericht en welke normen en waarden de basisuitgangspunten zijn voor de maatschappij. De Europese beschaving is in de eerste 150 jaar gebaseerd op Christelijke theologie en daarna op de Witte Verlichting. Daarvoor leefde wit Europa in een intellectuele duisternis. Daarom heet het de Verlichting.

Het economisch fundament van de Europese beschaving is de koloniale wereldeconomie, die begon in de zestiende eeuw met het tot slaaf maken van de volkeren van Abya Yala, wier goud, zilver en andere mineralen werden gestolen en die gedwongen waren om gratis te werken voor Europeanen. Dat leidde tot een genocide van ongekende orde. Binnen een paar generaties is 95% van de bevolking van 75-150 miljoen mensen vermoord door bruut geweld en een systeem dat miljoenen mensen tot gratis arbeid heeft gedwongen. Dan volgt de Europese slavernij van Afrikanen, die ten onrecht de trans-Atlantische slavernij wordt genoemd. Je noemt een misdaad niet naar de route die de misdadiger heeft gelegd, maar naar de misdadiger zelf. Je noem Hitler’s genocide van de Joden de genocide van Hitler, en niet de Berlijn-Dachau route. Het was ook geen handel. Het was een misdaad en die is bekend. Noem de misdaad naar de misdadiger. Dat systeem liet vierhonderd miljoen Afrikanen drieënenhalve eeuw gratis hebben laten werken. De Europese slavernij heeft 20-50 miljoenen jonge Afrikanen vermoord in Afrika om het mogelijk te maken dat 12 miljoen levend aankwamen aan de Afrikaanse kust. Twee miljoen zijn overleden onderweg naar Abya Yala en hun kinderen en kindskinderen hebben 350 jaar gratis gewerkt voor Europeanen. Met deze miljarden gratis arbeidsuren en grondstoffenroof  is de internationale economische basis van Europa gelegd.

Als beleid uitsluitend gefocust is op pijn en verdriet, dan verlies je de economische dimensie uit het oog. Als je een beschavingsoptiek neemt, dan ligt de vraag levensgroot op tafel: Wat is de omvang van de schuld van Europa voor de gestolen mineralen en gestolen arbeid van honderden miljoenen mensen? Hoeveel ga je betalen voor de compensatie van menselijk leed? Je koppelt zwarte woede, pijn en verdriet aan het economische fundament van de Europese beschaving. Herstelbetalingen zijn voor veel mensen een ongemakkelijke discussie, net zoals Zwarte Piet dat decennialang was. Maar ongemak is geen reden om moeilijke discussie te vermijden. Als je over herstelbetalingen praat, dan moet je niet alleen praten over de schuld van westerse landen aan de slachtoffers van kolonialisme, maar ook om herstelbetalingen die door westerse landen afgedwongen zijn van de koloniën.

In twee oorlogen (1839-1842 en 1856-1860) dwongen Europese mogendheden het Chinese volk tot het betalen van herstelbetalingen aan drugsdealers die miljoenen Chinezen tot drugsverslaving hadden verleid in de opiumoorlogen.

In 1825 kwamen de Fransen met 14 oorlogsschepen en 528 kanonnen voor het eiland Haïti en stelden ze voor de keuze: 150 miljoen goudfranken betalen als herstelbetalingen en ervoor zorgen dat Haïti als een vrije natie erkend wordt door Frankrijk en andere Europese landen of te maken krijgen met een economische blokkade, hongersnood, oorlog en de herinvoering van de slavernij. Ze werden gedwongen het bedrag te lenen van Franse banken, die een rente van 6% rekenden. Haïti voltooide de herstelbetalingen aan Frankrijk in 1947.

Na de onafhankelijkheidsoorlog werd Indonesië onder druk van de Amerikanen gedwongen om 4,5 miljard gulden aan Nederland te betalen als compensatie van verloren goederen tijdens de oorlog. Dat is € 25 miljard nu. De discussie over herstelbetalingen gaat ook over het teruggeven van herstelbetalingen die Nederland heeft ontvangen.

Het sociale fundament van de Europese beschaving is ligt in racisme: het idee dat er superieure en inferieure sociale groepen zijn. De Europese beschaving kent drie vormen van racisme. In de eerste honderd vijftig jaar werd inferioriteit en superioriteit beargumenteerd vanuit de Christelijke theologie. Het beruchte debat van 1550 in de Spaanse universiteitsstad Valladolid tussen Bartholomé de Las Casas en Juan Gines Sepúlveda ging over de vraag of het volgens de Christelijke theologie gerechtvaardigd was om de Inheemsen volkeren van Abya Yala te onderwerpen omdat ze inferieur waren. Dat heet theologisch racisme.

De tweede vorm van racisme is biologisch racisme. Inferioriteit en superioriteit worden gekoppeld aan biologische kenmerken zoals huidskleur, gelaat en haar. De belangrijkste filosofen van de Verlichting waren dieharde racisten: Hume, Kant, Hegel, Montesquieu. Ik heb hun citaten verzameld in mijn boek Decolonizing The Mind. Dat vond plaats tussen 1650 en 1850. Dat is precies de periode van de Europese slavernij van Afrikanen.

Na de wettelijke afschaffing van de slavernij komt cultureel racisme op. Superioriteit en inferioriteit worden niet vanuit theologie of biologie beargumenteerd, maar vanuit cultuur. Er zijn inferieure en superieure culturen. Islam is volgens 2,5 miljoen Nederlanders die op de PVV hebben gestemd een achterlijke cultuur. De Westerse cultuur is een superieure cultuur. De opkomst van extreem rechts is nauw verbonden met het vraagstuk van identiteit van de Europese beschaving en daarmee met slavernij die de basis ervoor legde.

Als je uitsluitend uitgaat van woede, pijn en verdriet, dan zie je die verschillende vormen van racisme niet en blijf je gefocust op biologisch racisme, terwijl de erfenis van racisme nu vooral in de vorm van cultureel racisme is. Als je die verbinding niet kunt maken met cultureel racisme, dan kun je geen bijdrage leveren in de strijd tegen extreem-rechts die meer spreekt over cultuur dan over ras.

Het politieke fundament van de Europese beschaving is de politieke hegemonie van Westerse landen in de wereld en binnen de Westerse landen de politieke hegemonie van de witte bevolking. Dat komt op een groffe manier tot uiting in Wilders, maar is op minder groffe manieren te merken bij andere partijen. En die hegemonie is terug te voeren op het kolonialisme. De huidige wereldorde, die flink aan het veranderen is, is een orde gebaseerd op de westerse overheersing. Zowel op wereldschaal als op nationaal niveau treden er scheuren op in de heersende macht.

Als je uitsluitend uitgaat van woede, pijn en verdriet, dan zie je de relatie niet tussen kolonialisme, slavernij en politieke hegemonie. De strijd van de sociale bewegingen om die hegemonie te breken gaat helemaal aan je voorbij.

Het culturele fundament van de Europese beschaving is kennisproductie. De Westerse wetenschap uit de Verlichting heeft kennis geproduceerd om de geest te koloniseren. Ik zal daar niet uitgebreid op ingaan, omdat dat genoegzaam bekend is. Ik geef één voorbeeld. De economische wetenschap doet voorkomen alsof er geen alternatief is voor het kapitalistische economisch systeem en een sociaal rechtvaardige samenleving onwenselijk is omdat dat tegen economische wetten ingaat. Er zijn geen economische wetten. Er zijn ethische keuzes voor of tegen sociale rechtvaardigheid.

Als je uitsluitend uitgaat van woede, pijn en verdriet, dan zie je de relatie niet tussen de noodzaak om de geest te dekoloniseren en de Eurocentrische kennisproductie aan te pakken. Het is een strijd om die helemaal aan je voorbij.

Hoe zet je woede, pijn en verdriet om in een strategie gebaseerd op het concept van beschaving? Ik verwijs naar een interview van Dave Chappelle met Maya ​​Angelou in een documentaire serie getiteld Iconoclasts. In elke aflevering komen twee ‘creatieve visionairs’ – vaak uit verschillende vakgebieden – samen om hun leven, invloeden en kunst te bespreken. In de aflevering van 30 november 2006 bespreken ze invloed van de moorden van Martin Luther King en Malcolm X in de jaren zestig, die Angelou persoonlijk heeft meegemaakt.

Chapelle vraagt: “Wat doet dat met een generatie, als je dat hebt meegemaakt en die mensen hebt gekend? Als ik dit was, denk ik dat ik nog steeds boos zou zijn. Ik zou boos zijn op mijn land, ik zou boos zijn op iedereen die dit mijn vrienden laat overkomen.

Angelou: Als je niet boos bent, ben je ofwel een steen, ofwel te ziek om boos te zijn. Je zou boos moeten zijn.

Chappelle: Maar wat doe je dan…

Angelou: Let wel, er is een verschil. Je mag niet verbitterd zijn.

Chappelle: Dat is een moeilijke… (lacht)

Angelou: Laat me je nu uitleggen waarom. Verbittering is als kanker. Het vreet aan de gastheer. Het doet niets met het object van zijn ongenoegen. Dus gebruik die woede, ja, je schrijft het, je schildert het, je danst het, je marcheert ermee, je stemt ermee, je doet er alles aan. Je praat erover. Stop er nooit mee.

Ik vroeg er aan toe: gebruik de woede, pijn en verdriet om de samenleving te veranderen en voorkom dat je komt vast te zitten in verbittering.

Stelling 2

Het initiatief voor de toekomst van het slavernij moet in handen worden gelegd van de sociale beweging die excuses en een verandering in overheidsbeleid heeft afgedwongen en niet overgelaten worden aan de overheid of door overheid gefinancierde instituten.

Onderbouwing

De excuses van de regering en de koning komen niet uit de lucht vallen. Lange tijd is de geschiedenis van slavernij en kolonialisme geschreven door witte mensen en hun house negroes. Die hebben nooit geroepen om excuses. Integendeel. Ze hebben aan systematische geschiedvervalsing gedaan en hebben de autoriteit van de universiteit gebruikt om te voorkomen dat slavernij en kolonialisme gezien werden als een misdaad tegen de menselijkheid.

De ultieme house negro in Suriname is de historicus prof. R.A.J. van Lier. Dit is wat hij schrijft over slavernij: “Op de plantages werden dus twee economische werelden bij elkaar gebracht en geconfronteerd: de wereld van het kapitalistische West-Europa met zijn winststreven, vertegenwoordigd door de produktieleiding, de planter en zijn personeel, en de wereld van de stam-economie, gericht op onmiddellijke behoeftenbevrediging vertegenwoordigd door de zwarte en de gekleurde arbeiders. De verschillende gerichtheid van beide groepen deed ook een verschillend arbeidstempo ontstaan. De situatie waarin de leden uit de meer statistische culturen in aanraking kwamen met de dynamische economie van het Westen, verhinderde bovendien dat er zich bij hen een prikkel tot verhoogde produktie ontwikkelde. Zij waren arbeiders die geen initiatief konden ontwikkelen en zij ontvingen ook geen beloning. Waar twee zo verschillende werelden elkaar ontmoetten zo verschillend in streven, en waar de produktieleider genoodzaakt was zowel het arbeidstempo als de continuïteit van de arbeid te beheersen, ontstond vanzelf een dwangsysteem.

Dit is professorale geklets op hoog niveau.

Over Anton de Kom’s boek Wij slaven van Suriname schrijft hij dat deze “voornamelijk waarde heeft als document om de geestesgesteldheid van de Surinamer uit de lagere middenklasse te leren kennen. In zijn woorden is de herinnering aan het leed dat de voorouders van de slaven ondergingen, die nog onder het volk leeft, merkbaar. Maar deze herinnering werd een deel van een pathetische gegriefdheid en rancune die hoe verklaarbaar ook uit de situatie waarin de lagere bevolking verkeerde, het juiste inzicht in het verleden belemmeren.” Het juiste inzicht komt van de house negro Van Lier.

Jarenlang hebben activisten gepleit voor erkenning van slavernij en kolonialisme als misdaden tegen de menselijkheid. Die strijd is in een stroomversnelling gekomen met de beweging tegen Zwarte Piet en Black Lives Matters. Maar de bredere achtergrond is de val van het Westen als een culturele macht. Haar kennisproductie wordt op allerlei terreinen bekritiseerd.

Wat vandaag bereikt is met de excuses en middelen voor de herdenking van slavernij is bereikt dankzij strijd. Het is niet het resultaat van academisch werk van koloniale historici. Het is niet het resultaat een theekransje van lobbyisten en politici. Het gevaar ligt op de loer dat de toekomst van het slavernijverleden verkwanseld wordt door instituten die overheidsbeleid uitvoeren. De overheid gaat hun vertellen wat ze wel of niet mogen doen of zeggen. Praat niet over de misdaden tegen de menselijkheid die begaan zijn door het koningshuis. Praat niet over herstelbetalingen. Leg geen verbinding tussen extreem rechts, gematigd rechts en slavernij en kolonialisme. Focus je op pijn en verdriet.

Om dat gevaar te voorkomen, is het nodig om een onafhankelijk trainings- en vormingsinstituut in het leven te roepen dat geworteld is in de sociale beweging. Het moet een curriculum ontwikkelen voor de kaders van de sociale beweging op verschillende niveaus, van de middelbare school tot en met de universiteit. Het curriculum moet gebaseerd zijn op het werk dat door radicale denkers over kolonialisme is gedaan sinds 1492. Het gaat om oude denkers als Anacaona, Cuauhtémoc en Tupac Amaru uit Abya Yala. Het gaat ook om moderne denkers als Frantz Fanon, Aimé Cesaire en C.L.R. James. Er is een scala aan dekoloniale denkers, die het curriculum kunnen voeden. Het zou een instituut moeten zijn die online en face-to-face cursussen en trainingen aanbieden zodat activisten de discussie kunnen aangaan op school, op hun werk, in de buurten en in de media over wat slavernij en kolonialisme zijn, hoe die doorwerken in de samenleving nu en in de toekomst en hoe een nieuwe beschaving op te bouwen. De trainingen hebben tot doel om activisten te trainen om de discussie aan te gaan met witte en zwarte mensen die gekoloniseerd zijn in hun geest over de doorwerking van het slavernij en koloniaal verleden.

De docenten moeten uit de sociale beweging komen.

Ik pleit voor de naam Toussaint L’Ouverture Instituut genoemd naar de man, die leiding heeft gegeven aan een revolutie die belangrijker was dan de Franse revolutie: de Haïtiaanse revolutie. Die heeft niet alleen Haïti bevrijd, maar ook Venezuela en de rest van Latijns-Amerika.

Dit instituut kan vanuit de sociale bewegingen een partner zijn van instituten die door de overheid gefinancierd en geloeid wordt. Ik pleit niet voor het afzetten tegen deze instituten, maar voor een samenwerking waarbij erkend wordt dat het bestaansrecht van die instituten te danken is aan de strijd van de sociale beweging.

Ik dank u voor uw aandacht.

Sandew Hira

2 juni 2025

Analyse van de definitieve uitslag van de Surinaamse verkiezingen van 2025

 

Sandew Hira
1 juni 2025

Wijzigingen in de analyse

Mijn vorige analyse was gebaseerd op de door Starnieuws gepubliceerde verkiezingscijfers. De definitieve cijfers zijn nu binnen.

Ik heb ze in onderstaande tabel verwerkt.

Qua analyse verandert er niet veel. De grootste verandering is in de opkomst. Er moesten nog 39.006 stemmen worden toegevoegd, waardoor het opkomstpercentage van 58% in de vorige versie naar 68% is gegaan. Er is nog steeds sprake van een daling van de opkomst, maar met 5% i.p.v. 15%. Het aantal kiesgerechtigden is met 16.737 (4%) toegenomen ten opzicht van 2020, maar het aantal mensen dat daadwerkelijk is gaan stemmen is met 6.297 afgenomen (-2%). De conclusie blijft staan: Het Surinaamse volk is moe van polarisatie en gekissebis en laat de politiek links en rechts liggen. Dat is heel zorgelijk.

De analyse per partij is min of meer hetzelfde gebleven.

De VHP heeft 21.590 stemmen verloren, maar als de partij uitsluitend het van Hindostanen had moeten hebben (27% van de bevolking), dan hadden ze 73.688 stemmen moeten krijgen in plaats van 86.788. Dat betekent dat er minimaal 13.100 niet-Hindostanen op de VHP hebben gestemd. Minimaal, omdat niet alle Hindostanen op de VHP hebben gestemd. Dat is een indicatie dat de VHP de etnische barrière nog steeds weet te breken en mensen steeds meer om ideologische redenen stemmen.

De NDP is gegroeid met 27.416 stemmen, maar in 2015 had ze 117.571 stemmen. Ze heeft nog steeds 24.293 (20%) niet kunnen terughalen.

Coalitievorming

Ik ben aangenaam verrast door de snelheid en doortastendheid waarmee Jenny Simons de zaken aanpakt. Ze is in staat geweest om de eenheid binnen de NDP te bewaren door het beëindigen van een strijd om het presidentschap. Ze heeft een intentieverklaring tot stand weten te brengen met NPS, ABOB, PL, A20 en BEP, daardoor ze een tweederde meerderheid in het parlement heeft voor de verkiezing van het presidentschap.

In mijn vorige analyse pleitte ik nog voor een coalitie tussen NDP en VHP, omdat dat de meest brede basis zou zijn voor een regering. Ik heb me vergist. Een andere brede basis is mogelijk en bied zelfs nog meer mogelijkheden om de problemen van de toekomst aan te pakken.

Het argument van etnische vertegenwoordiging in de regering kan gemakkelijk worden opgevangen door een etnische samenstelling van de regering die recht doet aan etnische diversiteit. Bovendien zien we dat ideologie in toenemende mate een belangrijke rol speelt in de politiek, en daar zal het in de toekomst ook om gaan. Als de regering een beleid voert die merkbare verbetering brengt in het leven van alle Surinamers, dan maakt de etnische samenstelling van de regering niet veel uit.

Visie op lange termijn

Daarom blijft de grootste uitdaging hoe de economie zodanig in te richten dat grote delen van de bevolking de vruchten van de gas- en olie boom gaan plukken. Rudolf Elias, voormalig directeur van Staatsolie, heeft in een zeer interessant interview aangegeven dat de inkomsten van de staat met een factor vijf tot zes zouden kunnen gaan groeien in deze regeerperiode. Dat is enorm. Elias maakt een belangrijk punt. Hij zegt: “We moeten een brede maatschappelijke discussie houden want, en dat kan ik je garanderen, geen enkel plan hoe mooi het ook is werkt als het niet breed gedragen wordt. Dus we moeten eerst ervoor zorgen dat we scenario’s draaien, dat we naar de partijen toe gaan, dat we naar het bedrijfsleven gaan, dat we naar de vakbonden gaan, dat we naar de sociale gemeenschappen gaan en naar de politieke partijen en dat we een soort consensusmodel vinden over waar we naartoe willen met het land… Als we niet een plan hebben waar iedereen achter staat dan betekent dat automatisch dat de wetten die daaruit voortvloeien op zichzelf staan en dat die misschien wel niet werken in de toestand waarin je het wil hebben.”

Hij heeft gelijk. De grootste uitdaging voor de progressieve beweging is niet af te wachten totdat “deskundigen” met een plan komen. Ze moet een eigen lange termijn visie ontwikkelen op de economie en samenleving voor de komende vijftig jaar op basis waarvan beleidsplannen voor de komende jaren worden ingevuld. Die visie brengt ze in in de maatschappelijke discussie die gaat komen.