Categorie archieven: Strategie in Nederland

Een nieuwe strategie voor sociale strijd in Nederland

Inleiding

Op 22 maart heb ik deelgenomen aan de demonstratie tegen racisme en fascisme in Amsterdam die door het Comité 21 Maart is georganiseerd. Er waren naar schatting 20.000-30.000 mensen op De Dam in plaats van 2.000 vorig jaar. Dit is een uitdrukking van een enorm gevoel van onbehagen over waar we naar toe gaan met de wereld: oorlog, genocide, de opmars van extreem rechts, klimaatcrisis en economische neergang. Het draagt allemaal bij tot een klimaat waarbij iedereen zich realiseert dat er een urgentie is in het zoeken naar oplossingen voor een betere toekomst.

Dit artikel is een bijdrage aan de discussie over de eeuwenoude vraag in sociale strijd: waar staan we nu en waar willen we naartoe?

Waar staan we nu?

Er is een breed palet aan sociale strijd in Nederland, van zwarte piet tot boerenprotesten, van klimaatactivisme tot vredesactivisme. De demonstraties worden groter in aantal. In 2013 was de gemiddelde grootte van een demonstratie ongeveer 2.000 personen. In 2021 was dat opgelopen tot 5.000.

Sommige strijd heef tastbare resultaten opgeleverd. De vrouwenstrijd van de afgelopen decennia heeft geleid tot de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen in 1980. In 1984 werd abortus gelegaliseerd. In 2021 werd de Wet bestuursquotum van kracht, die een wettelijk quotum (30%) voor vrouwen in raden van bestuur instelde. De strijd van de homogemeenschap leidde in 2011 tot de legalisering van het homohuwelijk.

De strijd tegen Zwarte Piet heeft geleid tot de afschaffing van de figuur van Zwarte Piet bij de Sinterklaasintochten. De strijd voor erkenning van het slavernijverleden heeft geleid tot formele excuses van de regering en de koning voor het Nederlandse aandeel in deze misdaad tegen de menselijkheid en het beschikbaar stellen van € 200 miljoen voor activiteiten in het kader van de verwerking van het slavernij en koloniaal verleden.

En toch werd de PVV in 2023 de grootste partij van Nederland met 37 zetels (2,5 miljoen van de 10,5 geldige stemmen). Het lijkt een contradictie, maar dat hoeft niet het geval te zijn, afhankelijk van de bril die je opzet om de vraag te beantwoorden: waar staan we nu?

Het Marxistisch antwoord

Lange tijd was Marxisme de theoretische leidraad voor sociale strijd. Het doel was socialisme. Economisch betekende dit de nationalisatie van de productiemiddelen die eigendom zijn van kapitalisme en de vestiging van een planeconomie om de markt te vervangen in de productie, distributie en financiering van goederen en diensten. Politiek betekende dit de afschaffing van de parlementaire democratie en de vervanging door radendemocratie waarin arbeiders- en boerenraden een communistisch regering vormen. Sociaal betekende dit de afschaffing van sociale klassen en de vestiging van een klasseloze maatschappij. Cultureel betekende dit dat wetenschap de leidraad is voor educatie en cultuur en religie en spiritualiteit een natuurlijke dood sterven.

Met de overgang van kapitalisme naar communisme zou de mensheid terechtkomen in de eindfase van de geschiedenis van de mensheid. Waar staan we nu? Bij de strijd voor die overgang: socialisme of barbarisme.

De eerste socialistische revolutie vond plaats in 1917 in wat de Sovjet Unie zou worden. Amper 74 jaar later, in 1991, werd de Sovjet Unie ontbonden en opgeheven. China is nu de grootste economische macht geworden dankzij de introductie van markteconomie in combinatie met planning.

De geschiedenis heeft Marxisme in diskrediet gebracht en de keuze is niet socialisme of barbarisme, maar iets anders. Wat dan?

Het liberale antwoord

De neergang van het Marxisme heeft de ruimte geschapen voor de introductie van liberalisme sociale bewegingen. Dat komt het duidelijkst tot uiting in de strijd tegen racisme. Liberalisme is een filosofie waarin het individu en individuele vrijheid het basisconcept is voor haar theorieën. In Marxisme is klasse het basisconcept. In het Marxisme is racisme een instrument in de verdeeldheid van de arbeidersklasse. De liberale theorieën over racisme zijn geworteld in een gemeenschappelijke benadering die het individu centraal stelt in de analyse van racisme.

Het liberalisme kent zes theorieën over racisme:

  1. De psychologische theorie gebaseerd op het concept van vooroordelen. Meningen beïnvloeden het gedrag van individuen. Negatieve stereotypering wordt gezien als de oorzaak van racistisch gedrag. De veronderstelling is dat alle mensen geboren worden met een geest die dient als een onbeschreven blad (Tabula Rasa) dat gevuld is met ideeën en percepties door ervaring en opleiding. Vooroordelen maken deel uit van deze ideeën. Racisme wordt bestreden door de juiste informatie te geven zodat meningen en dus gedrag gebaseerd zijn op “juiste” informatie. En “juiste” informatie is informatie die bewijst dat vooroordelen onjuist zijn.
  2. De persoonlijkheidstheorie gebaseerd op het concept van de autoritaire persoonlijkheid. Volgens de theorie leiden ervaringen uit de kindertijd tot de constructie van een bepaald type persoonlijkheid dat de ene persoon kwetsbaarder maakt dan de andere voor fascistische propaganda. De theorie construeert een F-schaal (F staat voor fascist) die aangeeft hoe kwetsbaar een persoon is op basis van negen eigenschappen. Een bepaald type persoonlijkheid maakt het voor een individu gemakkelijker om een ​​fascist te worden.
  3. De theorie van wit privilege. Het is gebaseerd op concept van de verandering van onrecht van zwarte mensen naar voorrecht van witte mensen, wat een belediging is voor de slachtoffers van onrecht. Stel je voor dat het onrecht van slachtoffers van de Joodse Holocaust wordt gepresenteerd als een voorrecht van de Nazi’s. De wereld zou te klein zijn voor alle verontwaardiging.
  4. De theorie van het alledaags racisme is gebaseerd op het concept van dagelijkse interactie tussen witte en zwarte individuen waarbij gevoelens, ideeën en handelingen van witte superioriteit zichtbaar worden gemaakt.
  5. De theorie van intersectionaliteit. Het basisconcept in deze theorie is dat onderdrukking en bevrijding, en dus sociale strijd, niet via sociale groepen loopt, maar via het individu. Het concept van intersectionaliteit is dat een individu op een kruispunt (intersection) kan zijn van verschillende wegen van onderdrukking: racisme, patriarchaat, homofobie.
  6. De theorie van Critical Race is gebaseerd op het concept dat de meest brute uitingen van racisme in de Verenigde Staten is vervangen door subtielere vormen die verhuld worden door het idee van kleurenblindheid: iedere individu is in principe gelijk voor de wet, terwijl de realiteit leert dat dat niet zo is.

De vraag “Waar staan we nu en waar gaan we naartoe in de strijd tegen racisme?” kan door liberale theorieën over racisme niet beantwoord worden omdat het geen visie heeft op wereldgeschiedenis. Deze theorieën zijn uitsluitend een kritiek. Ze geven geen routekaart voor een fundamentele verandering van de samenleving. Ze hebben geen economische theorie over welk economisch systeem het beste is voor een samenleving. Ze hebben geen politieke theorie over welk politiek systeem is het beste is voor de samenleving. Ze hebben sociale theorie over hoe een samenleving het beste te organiseren noch hebben ze een culturele theorie over hoe het systeem van kennisproductie het beste te organiseren. Het is primair een kritiek op onrecht.

Het liberalisme als levensfilosofie heeft wel een visie op wereldgeschiedenis. Het is treffende geformuleerd door de Duitse Verlichtingsfilosoof Georg Hegel (1770-1831) die stelt dat de mensheid aan heet einde van haar geschiedenis is gekomen met Europa als haar hoogtepunt. Alle samenlevingen zullen uiteindelijke worden als de Europese waar liberalisme heeft gewonnen. Europese instituties (economische, sociale, politieke en culturele) zullen universele instituties worden en in alle samenlevingen van de wereld worden gekopieerd.

Het dekoloniale antwoord

Dekoloniale theorie, en met name de theorie van Decolonizing The Mind (DTM), is gebaseerd op het concept van beschaving in plaats van klasse of individu. Een beschaving is een geheel van samenlevingen gebaseerd op een specifieke productie van kennis die de opvattingen levert over hoe economische, sociale, politieke en culturele instituties moeten worden ontwikkeld en ingericht. De Europese beschaving is ontstaan tijdens het kolonialisme. Gedurende de eerste 150 jaar was de basis van haar kennisproductie de Christelijke theologie. Vanaf 1650 wordt ze vervangen door de Europese verlichting. De basisprincipes van de kennisproductie van de Europese Verlichting zijn:

De westerse wetenschap is gebaseerd op de volgende aannames:

  1. Wetenschap is ontstaan in Europa en gebaseerd op rationalisme. Mensen denken voor het eerst met hun verstand (ratio). Dit is een racistische opvatting dat in niet-Europese beschavingen mensen niet met hun verstand dachten
  2. Sociale en natuurwetenschappen zijn gebaseerd op dezelfde methodologie, ethiek is verwijderd uit sociale wetenschappen en concepten van Eurocentrische sociale wetenschappen (economische, sociale, politieke en culturele instellingen en relaties) zijn universele concepten.
  3. Racisme werd geïntroduceerd in kennisproductie met het concept dat menselijke relaties georganiseerd zijn langs lijnen van superioriteit en inferioriteit. Drie lijnen van argumenten werden gebruikt in de geschiedenis van het kolonialisme:
    1. Theologisch racisme: het concept van superioriteit/inferioriteit in religie dat wordt beargumenteerd vanuit de theologie en is gekoppeld aan theologen als de autoriteit van kennisproductie. Christelijke religie is superieur aan niet-christelijke religies.
    2. Biologisch racisme: het concept van superioriteit/inferioriteit in de menselijke biologie dat wordt beargumenteerd vanuit de filosofie en de natuurwetenschappen en is gekoppeld aan filosofen en natuurwetenschappers als de autoriteit van kennisproductie. Er zijn verschillende biologische rassen waarbij blanke mensen bovenaan staan ​​als biologisch superieur en zwarte Afrikanen onderaan staan ​​als biologisch inferieur.
    3. Cultureel racisme: het concept van superioriteit/inferioriteit in culturen dat wordt beargumenteerd vanuit de sociale wetenschappen en wordt gekoppeld aan sociale wetenschappers als de autoriteit van kennisproductie. Er zijn cultureel geavanceerde samenlevingen en culturen met superieure sociale en culturele instellingen vergeleken met cultureel achtergebleven samenlevingen en culturen.

De Westerse beschaving heeft de wereld gedomineerd: economisch, politiek, militair en cultureel. De kolonisatie van de geest is een cruciaal instrument geweest om haar overheersing te behouden.

We leven nu in een wereld waarin de Westerse beschaving aan het eind van haar overheersing is. In economisch opzicht heeft China de Verenigde Staten overtroffen en is nu de grootste economie op aarde. De BRICS landen vormen 40% van de wereldbevolking, 35% van het globaal bruto nationaal product en 18% van de wereldhandel. In politiek opzicht is het Westen niet meer alleenbepalend. De wereld transformeert van een unipolaire naar een multipolaire wereld. In militair opzicht is het Westen niet meer in staat op middels militaire middelen haar wil op te leggen aan de rest van de wereld.

Maar de elites van het Westen willen zich niet neerleggen bij de overgang van een universele Westerse beschaving naar een nieuwe pluriversele wereldbeschaving die gebouwd wordt uit beschavingen in de Global South. Daarom verzetten ze met alle middelen hiertegen: economisch, cultureel en militair.

Met een uitgebreid systeem van economische boycot proberen ze de economieën van anti-imperialistische landen te schaden, ook al lijdt tot schade voor hun eigen bevolking. De hoge prijzen in de winkels komen niet door vraag en aanbod, maar door irrationeel economisch beleid waardoor Nederland dure energie moet kopen van Amerika, terwijl goedkope energie voorhanden is van Rusland en Iran.

De NAVO en de oorlogsindustrie worden versterkt zodat ze militair haar concurrenten uit de Global South kan vernietigen, als kan dit tot een kernoorlog leiden.

En deze hele operatie is alleen mogelijk omdat de geest van haar bevolking wordt gemanipuleerd. De kolonisatie van de geest is een essentieel onderdeel van het beleid om de westerse overheersing te kunnen behouden. Het acht uur journaal is de bron van informatie voor grote groepen in de samenleving. Haar echt naam zou moeten zijn de acht uur leugens.

Waar gaan we naartoe?

Met DTM kunnen we nu een helder antwoord formuleren op de vraag: “Waar staan we nu en waar gaan we naartoe?”

We staan aan het einde van de overheersing van de Westerse beschaving en gaan naar een nieuwe wereldbeschaving waarin het Westen slechts één van de spelers is en in de toekomst niet eens meer de belangrijkste. Die overgang gaat gepaard met de grootste dreiging voor de mensheid: een nucleaire oorlog. Dat is de grootst denkbare ecologische crisis, maar in de milieubeweging staat het voorkomen hiervan nog geen hoog op de agenda.

De drijvende kracht achter deze dreiging is niet extreem rechts, maar extreem liberalisme. Extreem liberalisme is de politieke stroming die de overheersing van de Westerse beschaving met economische, politieke en militaire middelen wil continueren. Extreem rechts is de politieke stroming die de overheersing van de Westerse beschaving met economische, politieke en culturele middelen wil continueren. Maar het verschil is gradueel. Als het erop aankomt, zal ook extreem rechts militaire middelen inzetten en extreem liberalisme culturele middelen inzetten.

De economische middelen zijn de economische boycots. De politieke middelen is het misbruiken van de internationale politieke orde voor Westerse belangen. Binnen de westerse landen gaat het om het afbreken van de rechtstaat en de inzet van het repressieapparaat (politie, inlichtingendiensten, de rechtspraak) tegen activisten. De culturele middelen is de mobilisatie van cultuur. Daarvoor grijpt men terug naar een kernconcept van de Westerse beschaving: het concept van westerse superioriteit en niet-westerse superioriteit. Extreem rechts schildert niet-westerse bevolkingsgroepen consistent af als inferieur, misdadig en achterlijk. Extreem liberaal doet dat soms wel en soms niet. Daardoor lijkt het alsof liberalisme tegen extreem rechts is. Maar in werkelijkheid is extreem rechts niet het tegenovergestelde, maar een radikaal onderdeel van de Westerse beschaving en van het liberalisme.

De overgang van een wereld met de dominantie van de Westerse beschaving naar een wereld waarin mensen uit verschillende beschavingen op basis van dialoog, gelijkwaardigheid en respect met elkaar omgaan is een gevaarlijke overgang. We leven nu in dit gevaar.

De drijvende kracht om die overgang vreedzaam te lopen verlopen komt van de Global South, en met name Rusland, China en Iran. Maar in de Global North, inclusief Nederland, zal de vredesbeweging in potentie de belangrijke sociale beweging van de toekomst worden. De anti-racisme beweging, de LGBTQ+ beweging en de milieubeweging zullen belangrijk blijven. Maar vroeg of laat zal er een beweging komen die het gevaar van een nucleaire oorlog zal onderkennen en de noodzaak om daartegen te mobiliseren zal weten te vertalen in massademonstraties.

In de jaren 80 was er een vredesbeweging die protesteerde tegen het besluit van de Nederlandse regering om Amerikaans kruisraketten met kernwapens in Nederland te plaatsen. Het was aan ongelooflijke massabeweging die de meeste mensen op straat heeft weten te brengen: 400.000 in Amsterdam in 1981 en twee jaar later 550.000 in Den Haag. Het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV, opgericht in 1966) en Pax Christi (katholieke vredesbeweging) speelden een centrale rol. Het besluit werd uiteindelijk teruggedraaid.

Als de krachten achter de oorlogsindustrie doorgaan met het scheppen van een klimaat voor een nucleaire oorlog, dan zal een vredesbeweging enorm in kracht toenemen. De nieuwe vredesbeweging is al een eerste begin.

Wat te doen?

Hoe gaan we verder met de sociale strijd? Ik zie vijf punten voor de toekomst:

  1. De koppeling van de vredesbeweging met de anti-racisme en anti-fascisme beweging. Die koppeling ligt in het dekoloniale concept van oorlog als een instrument om de overgang van een universele Westerse beschaving naar een pluriversele wereldbeschaving te stoppen. Achter dit concept zijn veel discussies over theorievorming, sociale strijd en strategie en tactiek. Die discussies moeten we in de toekomst gaan voeren.
  2. De vredesbeweging zal één van de meest radicale bewegingen worden omdat zij met vreedzame middelen acties zal ondernemen die de heersende orde op haar grondvesten zal doen schudden. Dat is wat we moeten stimuleren. Neem het basisconcept “niet vechten, maar praten”. Wat nu als deze beweging Hamas, Hebollah en Iran wil uitnodigen op regelmatige basis om hun versie aan te horen van de strijd in West Azië? Hoe zal de heersende macht hierop reageren? Met repressie, verdachtmakingen van steun aan terrorisme en de manipulatie van de geest. De acht uur leugens van de NOS zal feministen en LGTBQ+ voorlieden uitnodigen om te praten over vrouwen- en homo-onderdrukking in Iran, Libanon en Palestina. Praatprogramma’s zullen zwarte activisten uitnodigen om te praten over Arabische slavernij tijdens het kolonialisme. Probeer daarin stand te houden. En toch zijn dit soort eenvoudige, maar radicale, acties nodig in de toekomst, wil je een effectieve vredesbeweging bouwen.
  3. Vaak scanderen we tijdens demonstratie leuzen over eenheid: een verenigd volk zal nooit verslagen worden. Het is niet zomaar een leus. Het is een samenvatting van honderden jaren bittere ervaring met nederlagen die voortgekomen zijn door verdeel en heers en zwak leiderschap waarbij ego’s boven gemeenschapsbelangen staan. De invloed van liberalisme in sociale strijd heeft de sociale beweging verzwakt door het individu centraal te stellen. Concept als safe space (een veilige omgeving) en “what’s in it for me” (hoe word ik er beter van) vervangen concepten als de noodzaak om offers te brengen en je bloot te stellen aan gevaar. De grote vraag voor de toekomst in sociale strijd zal zijn: hoe kunnen we eenheid bouwen met respect voor de diversiteit aan opvattingen die er in sociale bewegingen zijn? Wat heb je nodig? Vredestichters misschien; mensen die getraind worden om dialoog te bevorderen tussen strijders met een diversiteit aan opvattingen?
  4. Een kaderschool voor activisten. Er vindt goede en effectieve educatie plaats, vooral via sociale media, voor en door activisten. Soms zijn dat YouTube video’s, of educatieve berichten op sociale media. Soms zijn gebaseerd op levensverhalen van mensen met de doorleving van ervaringen met onrecht. Deze vorm van educatie is een goede vorm zijn en dat zal in de toekomst ook zo blijven. Maar een grote beweging van de toekomst heeft een kaderschool nodig, een opleiding met een curriculum voor activisten die expert kennis tot zich nemen en verwerken en dat vertalen in strategie, tactiek en praktische acties. Dat is geen gemakkelijke klus en kent veel obstakels. Maar dat is wel misschien de belangrijkste uitdaging in de toekomst. Het vereist een samenwerking van verschillende organisaties, een uitgekiend plan voor meerjarige kaderontwikkeling, de afstemming met verschillende experts uit sociale bewegingen en een infrastructuur. Omdat het lastig en complex is, betekent dat niet dat het niet nodig is.
  5. Een antwoord op de acht uur leugens van de NOS. “Zij hebben de leugens, wij hebben de waarheid,” riep Saïda Derrazi, voorzitter van het Comité 21 maart, op De Dam. Stel je eens voor dat je dit in de praktijk brengt. Iedere avond, na het NOS “journaal”, kun je op YouTube en sociale media een goed gefundeerde kritiek op de NOS leugens horen in tien minuten. Als dit niet zomaar algemene kritiek is, maar gebaseerd op actuele feiten (zie het voorbeeld van de berichtgeving over de Macabi Hooligans in Amsterdam waarvan de beelden op sociale media al voorhanden waren voor het journaal), dan kan dit uitgroeien tot een vast ritueel voor veel mensen die op zoek zijn naar het andere nieuws en dominante media wantrouwen. Maar het is een enorme klus. Het vereist een netwerk van goed getrainde activisten, een infrastructuur voor redactie en het probleem van offers die gebracht moeten bij gebrek aan financiering.

Sandew Hira

Den Haag

23 maart 2025

Moet Gandhi’s standbeeld vallen?

Sandew Hira

Den Haag, 21-6-2020

Email: sandew.hira@iisr.nl

Inleiding

Is het bekladden en neerhalen van standbeelden van Gandhi een progressieve stap in de strijd tegen racisme? Voor sommige activisten is het antwoord eenduidig: “Ja”. Gandhi heeft een aantal racistische uitspraken gedaan over zwarte mensen. Zo iemand verdient geen standbeeld. Voor veel mensen in met name de Hindostaanse gemeenschap is Gandhi de leider van de Indiase bevrijdingstrijd tegen het Brits kolonialisme en wordt hij geëerd op allerlei manieren. Het bekladden en neerhalen van zijn standbeeld wordt daar met afgrijzen bekeken. Hoe moet je hiermee omgaan als dekoloniale activist?

Je moet beginnen met proberen om de feiten te achterhalen over Gandhi en de zwarte strijd? Wat is die waarheid?

Alle bronnen over uitspraken van Gandhi gaan terug naar zijn verzamelde werken die op internet gratis te downloaden zijn. Het gaat om 98 delen van gemiddeld 500 pagina’s, dus ongeveer 50.000 pagina’s. Het is in opdracht van de Indiase regering samengesteld. Het materiaal is verzameld tussen 1956 en 1994 en is nu beschikbaar. De samenstellers hebben geen censuur gepleegd, dus heb je ook de uitspraken van Gandhi waar hij zich voor zou moeten schamen.

Gandhi is geboren in Gujarat, India, op 2 oktober 1869 en werd op 79-jarige leeftijd vermoord door een Hindu fundamentalist op 30 januari 1948, een half jaar nadat India haar onafhankelijkheid had uitgeroepen op 15 augustus 1947.

Gandhi was op 22-jarige leeftijd in London als advocaat afgestudeerd en keerde terug naar zijn geboorteland waar hij moeilijk een praktijk van de grond kon krijgen. In april 1893 vertrok hij naar Zuid-Afrika om juridisch adviseur te worden van een Indiase zakenman. Hij zou er 21 jaar verblijven en nauw betrokken raken bij de strijd van de Hindostaanse gemeenschap tegen apartheid. In 1915 keerde hij op 45-jarige leeftijd terug naar India, waar hij met succes de strijd tegen het Brits kolonialisme leidde die resulteerde in de onafhankelijkheid van India.

De relatie van Gandhi met de zwarte gemeenschap heeft betrekking op twee gemeenschappen:

  • Zuid-Afrika.
  • De zwarte gemeenschap in de VS.

De beschuldiging van racisme heeft betrekking op zijn periode in Zuid-Afrika.

Zuid-Afrika

Zuid-Afrika zoals we haar nu kennen is in 1948 ontstaan als een eenheidsstaat. De Westerse kolonisatie van Zuid-Afrika met de vestiging van een militaire vesting en handelspost op de Kaap door de Nederlandse Verenigde Oost Indische Compagnie in 1652 onder leiding van Jan van Riebeeck. Ze dwongen de zwarte bevolking tot slavernij. In 1795 kregen de Nederlanders concurrentie van een andere koloniale macht, Engeland, die uiteindelijk de controle kreeg over het gebied in 1815. De Nederlanders en Britten voerde regelmatig oorlog tegen elkaar. De Nederlandse Boeren scheidden zich af in een viertal onafhankelijke republieken: Transvaal, Oranje Vrijstaat, Natal en de Kaap. In 1869 werd diamant gevonden in Transvaal en Oranje Vrijstaat en in 1886 goud in Transvaal. De Britten probeerde controle te krijgen over deze gebieden. In 1880 werd de eerste Anglo-Boers oorlog uitgevochten die gewonnen werd door de Nederlandse Boeren. In 1899 vond de tweede Anglo-Boers oorlog plaats die de Britten de definitieve overwinning bracht op de Boeren in 1902. Gandhi zou deze oorlog meemaken en koos de zijde van de Britten. Hij bood de Britten hulp aan in de vorm van ziekenverzorgers uit de Hindostaanse gemeenschap.

De Hindostaanse gemeenschap in Zuid-Afrika kent twee bronnen van oorsprong: enkele duizenden totslaafgemaakten uit Bengalen en Zuid-India die door Van Riebeeck en consorten werden gebracht naar de Kaap in de zeventiende eeuw en 150.000 contractarbeiders die tussen 1860 en 1911 werden gebracht onder het systeem van “indentured labour”. Ze werden geworven in India en naar Zuid-Afrika gebracht om te werken op de suikerplantages in Natal. Ze waren Britse onderdanen. Gandhi was actief in deze gemeenschap. De verhouding tussen de Hindostanen en Afrikanen was complex. Aan de ene kant werden beide groepen onderdrukt voor de witte bevolking middels apartheidswetgeving. Het land van Afrikanen was door de witte kolonisator gestolen. Die zette vervolgens zwarte politie-agenten in om de contractarbeiders met bruut geweld in toom te houden: de oude verdeel-en-heers tactiek.

In 1888 werd in Natal de pasjeswet voor Indiërs ingevoerd die hun bewegingen in de apartheidssamenleving moest controleren. Gandhi kwam in 1893 aan in Zuid-Afrika en begon vrij snel de beweging tegen de pasjeswet te leiden. Hij werd vier keer de gevangenis ingestuurd vanwege zijn verzet.

De kritiek op Gandhi in Zuid-Afrika betreft drie punten:

  • Gandhi was een bewonderaar van het Britse systeem.
  • Gandhi steunde de Britten tijdens een opstand van zwarte Afrikanen o.l.v. Bambatha kaMancinza in 1906.
  • Ghandi heeft racistische uitspraken gedaan over zwarte mensen.

Bewonderaar van het Britse systeem

Twee Zuid-Afrikaanse historici – Ashwin Desai en Goolam Vahed – maken hier een punt in hun boek “The South African Gandhi. Stretcher-bearer of the Empire”.[1] Ze citeren Gandhi uit zijn afscheidsspeech in Cape Town in 1914 toen hij besloot terug te keren naar India: “I have always believed there is something subtle, something fine in the ideals of the British Constitution. Tear away those ideals and you tear away my loyalty to that Constitution; keep those ideals and I am ever a bondman. [Cheers] Both races should see that those ideals of the British Constitution always remained a sacred treasure.”[2]

 

Je vraagt je af hoe met deze attitude hij de onafhankelijkheidsstrijd van India heeft kunnen leiden? Het antwoord is simpel. Gandhi was gekoloniseerd in zijn geest in 1914 en heeft een mentale bevrijding moeten ondergaan om de rol van leider van de onafhankelijkheidsbeweging te kunnen nemen. Is het moeilijk om te begrijpen dat mensen groeien in hun geestelijke ontwikkeling?

De bewondering voor het Westerse systeem zien we bij meer anti-koloniale leiders. In 1964 geeft Nelson Mandela een vergelijking tussen communisme en het Westerse systeem. “From my reading of Marxist literature and from conversations with  Marxists, I have gained the impression that Communists regard the parliamentary system of the West as undemocratic and reactionary. But, on the  contrary, I am an admirer of such a system.  The Magna Carta, the Petition of Rights and the Bill of Rights, are documents which are held in veneration by democrats throughout the world.  I have great respect for British political institutions, and for the country’s  system of justice. I regard the British Parliament as the most democratic  institution in the world, and the independence and impartiality of its judiciary  never fail to arouse my admiration.  The American Congress, that country’s doctrine of separation of powers,  as well as the independence of its judiciary, arouse in me similar sentiments.”[3]

Moet je om deze redenen standbeelden van Mandela verwijderen?

Steun voor de Britten in de opstand van 1906

In 1906 voerden de Britten nieuwe belastingwetten in. Afrikanen onder leiding van de Bambatha kaMancinza uit de Zulu gemeenschap organiseerden een gewapende opstand tegen de Britten. De opstand werd bloedig neergeslagen. Gandhi had de Britten aangeboden om ziekenbroeders uit de Hindostaanse gemeenschap te mobiliseren voor de kolonisator.

Desai en Vahed maken hier een punt van en ze hebben gelijk: The Gandhian pattern that emerges during the South African War and the Bhambatha Rebellion is the erasure of Africans as a people who suffered and resisted a brutal system. Alongside this was the use of war and violence as opportunities to display loyalty to local settlers and, by extension, to the British Empire.”[4] Vandaag de dag pleiten we voor solidariteit met andere onderdrukte groepen. De strijd tegen kolonialisme en imperialisme is internationaal. Gandhi heeft in 1906 aan de verkeerde kant van de geschiedenis gestaan. Zelf verklaart Gandhi zijn houding als volgt: We are in Natal by virtue of British power. Our very existence depends upon it. It is therefore our duty to render whatever help we can.”[5]

Later zou zijn houding radicaal veranderen, maar daarover straks meer.

Racistische uitspraken

Docenten van de universiteit van Ghana hebben een petitie ingediend waarin ze het bestuur vragen om het standbeeld van Gandhi te verwijderen van het universiteitsterrein. In die petitie hebben ze een aantal racistische citaten gevonden uit de collected works waar Gandhi zich voor moet schamen. Hier zijn enkele citaten:

  • “A general belief seems to prevail in the Colony that the Indians are little better, if at all, than savages or the Natives of Africa. Even the children are taught to believe in that manner, with the result that the Indian is being dragged down to the position of a raw Kaffir.”[6]
  • “In the face, too, of financial operations, the success of which many of their detractors would envy, one fails to understand the agitation which would place the operators in the same category as the half-heathen Native and confine him to Locations, and subject him to the harsher laws by which the Transvaal Kaffir is governed.”[7]
  • “So far as the feeling has been expressed, it is to degrade the Indian to the position of the Kaffir.”[8]
  • Desai en Vahed voegen toe: “In The Green Pamphlet Gandhi objected to the fact that ‘Indians are classed with the natives of South Africa—Kaffir races’. For example, Indians had to use the same entrance as Africans at the post office in Durban. ‘We felt the indignity too much and . . . petitioned the authorities to do away with the invidious distinction and they have now provided three separate entrances for natives, Asiatics and Europeans.’ Gandhi was irate that ‘the sons of this land of light [India] are despised as coolies and treated as Kaffirs’ “.[9]

 

Het algemene beeld uit dit soort citaten is dat Gandhi zwarte Afrikanen als minderwaardig beschouwde vergeleken met Indiërs. Als je dit leest en moet je verontwaardigd zijn over deze uitspraken en niet proberen om daar begrip voor op te brengen. De vraag die je echter ook moet stellen is of Gandhi deze opvattingen heeft behouden in de rest van zijn leven of daar afscheid van heeft genomen.

 

In de verzamelde werken zul je ook dit soort citaten van Gandhi treffen:

  • “I regard the Kaffirs, with whom I constantly work these days, as superior to us. What they do in their ignorance we have to do knowingly.”[10] (Citaat uit 1910)
  • “In cocoa plantations,. Negro workers are subjected to such inhuman treatment that if we witnessed it with our own eyes we would have no desire to drink cocoa.”[11] (Citaat uit 1913)
  • Among the Negroes, the tallest and the most handsome are the Zulus. I have deliberately used the epithet ‘handsome, in connection with Negroes. A fair complexion and a pointed nose represent our ideal of beauty. If we discard this superstition for a moment, we feel that the Creator did not spare Himself in fashioning the Zulu to perfection. Men and women are both tall and broad-chested in proportion to their height. Their muscles are strong and well set. The calves of the legs and the arms are muscular and always well rounded. You will rarely find a man or woman walking with a stoop or with a hump back. The lips are certainly large and thick, but as they are in prefect symmetry with the entire physique, I for one would not say that they are unshapely. The eyes are round and bright. The nose is flat and large, such as becomes a large face and the curled hair on the head sets off to advantage the Zulu’s skin which is black and shining like ebony. If we ask a Zulu to which of the various races inhabiting South Africa he will award the palm for beauty, he will unhesitatingly decide in favour of his own people, and in this I would not see any want of judgment on his part. The physique of the Zulu is powerfully built and finely shaped by nature without any such effort as is made by Sandow and others in Europe in order to develop the muscles. It is a law of nature that the skin of races living near the equator should be black. And if we believe that there must be beauty in everything fashioned by nature, we would not only steer clear of all narrow and one-sided conceptions of beauty, but we in India would be free from the improper sense of shame and dislike which we feel for our own complexion. If it is anything but fair.”[12] (Citaat uit 1926).

De eerdere citaten stammen uit zijn vroege periode in Zuid Afrika en de later zijn van 1910, 1913 en 1926.

Zijn opvattingen over zwarten werd later vooral bepaald door zijn visie op de strijd van de zwarte gemeenschap in Amerika.

De zwarte gemeenschap in de VS

Gandhi schreef veel. Hij schreef ook regelmatig over de situatie van de zwarten in Amerika. In 1926 schreef hij: “The Negroes of the United States have accepted Western civilization. They have embraced Christianity. But the black pigment of their skin constitutes their crime, and if in the Northern States they are socially despised, they are lynched in the Southern States on the slightest suspicion of wrongdoing.”[13]

Hij publiceerde regelmatig over het onrecht dat de zwarten werd aangedaan. Zo meldde hij: “In South Carolina (U.S.A.) a white man stole a motor car. He got four weeks. The same Court of Justice condemned a Negro to three years’ penal servitude for stealing a bicyle. A Delaware (U.S.A.)”coloured” man was sentenced to death for committing rape on a white girl. At Alabama (U.S.A.) two whites were fined $. 250 each for committing rape on coloured girls.”[14]

Hij maakte in 1929 een vergelijking tussen het kaste systeem in India en de VS: “There can be no true comparison between the two. They are dissimilar. Depressed and oppressed as the untouchable is in his own land, there is no legal discrimination in force against him as it is in the case of the Negro in America. Then, though our orthodoxy sometimes betrays a hardness of heart that cannot but cause deep anguish to a humanitarian, the superstitious prejudice against the untouchable never breaks out into such savage fury as it does sometimes in America against the Negro. The lynching of the Negrois not an uncommon occurrence in America. But in India such things are impossible because of our tradition of non-violence. Not only that, the humanitarian sentiment in India has so far prevailed against caste prejudice as to result even in the canonization of individual untouchables. We have several untouchable saints. I wonder whether you have any Negro saints among you. The prejudice against untouchability is fast wearing out. I wish somebody could assure me that the tide of colour prejudice had spent itself in America.”[15]

Acht jaar later komt hij terug op de vergelijking en benadrukt hoe in India het kaste-systeem onderdeel was van de Hindu religie, terwijl dat in de VS niet het geval was. Gandhi: “Can it be a divine law that some persons are born untouchables and remain so for generations? Even men do not have such a law. It does not exist anywhere in this world. The plight of Negroes in America is very bad. They are untouchables but they are not considered to have been born so. Treating them as untouchables is not considered a dharma. There are a vast number of people who treat Negroes as untouchables but such behaviour is not considered a part of religion.”[16]

In 1946 had Gandhi een gesprek met zwarte Amerikaanse soldaten in Madras. Een soldaat vroeg hem: “There are several religions in the world. They were all orginated in foreign countries. Which one of these should Africa follow? Or should she discover her own religion? If so, how ?”

Dit is het antwoord van Gandhi: “It is wrong to say that all religions were originated in foreign countries. I had fairly extensive contact with Zulus and Bantus and I found that the Africans have a religion of their own, though they may not have reasoned it out for themselves. I am not referring to the rites, ceremonies and fetishes that are prevalent among African tribes but the religion of one Supreme God. You pray to that God.”[17]

Hier begint hij te erkennen dat je moet redeneren buiten de bestaande kaders en erkennen dat er zoiets bestaat als een Inheemse Afrikaanse filosofie met haar eigen wortels.

Een andere soldaat vroeg: “How can a continent like Africa fight down the fetters of slavery when it is so hopelessly divided?”

Gandhi: “The moment the slave resolves that he will no longer be a slave, his fetters fall. He frees himself and shows the way to others. Freedom and slavery are mental states. Therefore the first thing is to say to yourself: ‘I shall no longer accept the role of a slave. I shall not obey orders as such but shall disobey them when they are in conflict with my conscience.’ The socalled master may lash you and try to force you to serve him. You will say: ‘No, I will not serve you for your money or under a threat.’ This may mean suffering. Your readiness to suffer will light the torch of freedom which can never be put out.”[18]

Gandhi pakte het vraagstuk op van mental slavery en de noodzaak voor de dekolonisatie van de geest. In 1931 schrijft hij over het Britse onderwijssysteem in India: “We know what history we learn in schools and what we have to unlearn by bitter experience. We are taught to imagine the blessings and virtues of British rule; we learn, as we grow, to know the contrary. Our greatest enemy is therefore ignorance spread often willfully to prejudice us.”[19]

Tot slot vraagt een soldaat: “Africa and India both drink of the cup of slavery. What necessary steps can be taken to unite the two nations so as to present a common front?”

En Gandhi maakt de volgende verbinding: “India is not yet free and yet Indians have begun to realize that their freedom is coming, not because the white man says so but because they have developed the power within. In as much as India’s struggle is non-violent, it is a struggle for the emancipation of all oppressed races against superior might. I do not propose mechanical joint action between them. ‘Each one has to find his own salvation’ is true of this as well as of the other world. It is enough that there is a real moral bond between Asiatics and Africans. It will grow as time passes.”[20]

Hij kreeg gelijk. Zwarte leiders uit Amerika maakten contact met Gandhi. De meest opmerkelijke is Marcus Garvey. Garvey had een internationale organisatie opgebouwd van radicale zwarte activisten met ruim een miljoen leden. Garvey was heel goed op de hoogte van de spanningen tussen Afrikanen en andere gekoloniseerde gemeenschappen, ook tussen Hindostanen en Afrikanen. Maar Garvey zag de betekenis van Gandhi voor de internationale strijd tegen het kolonialisme. In 1924, toen zijn organisatie op de hoogtepunt was van haar ontwikkeling, stuurde Garvey een telegram aan Gandhi met de volgende tekst: “The Negroes of the world through us send you greetings for fight for the freedom of your people and country. We are with you. Fourth Annual international Convention Negro Peoples of the World. Marius Garney, Chairman.”[21] Twee jaar later stuurde zijn vrouw, Amy Jacques Garveytwee boeken van Garvey naar Gandhi (”The Philosophy and Opinions of Marcus Garvey” en ”Africa for Africans”). Gandhi stuurde haar op 12 mei 1926 een bedankbriefje terug.[22]

Een andere belangrijke zwarte leider, de grondlegger van de NAACP, W.E.B. du Bois, was regelmatige contact met Gandhi. Du Bois publiceerde artikelen van Gandhi in zijn maandblad Crisis. Du Bois was een Pan-Africanist. Veel Pan-Africanisten in West Afrika waren geïnspireerd door Gandhi.

De kern van die inspiratie lag in de strategie die Gandhi had ontwikkeld mb.t. geweldloos verzet. Een van de vroegere leiders van de burgerrechtenbeweging in Amerika was Howard Thurman (1899-1981). Hij was een Afro-Amerikaanse theoloog en een mentor van Martin Luther King. Thurman schrijft in zijn autobiografie over zijn reis naar India en de ontmoeting met Gandhi: “He had questions. Never in my life have I been a part of that examination: persistent pragmatic questions about American Negroes, about the course of slavery, and how we had survived it. One of the things that puzzled him was why the slaves did not become Muslems. “Because,” he said, “the Moslem religion is the only religion in the world in which no lines are drawn from within the religious fellowship. Once you are in, you are all the way in. This is not true in Christianity, it is’t true in Buddhism or Hinduism. If you would have become Moslem, then even though you were a slave, in the faith you would be equal to your master…. He wanted to know about voting rights, lynching, discrimination, public school education, the churches and how they functioned. His questions covered the entire sweep of our experience in American society.”[23]

Thurman was belangrijk in de Amerikaanse burgerrechtenbeweging, omdat hij een mentor was van Martin Luther King Jr. King had Gandhi’s technieken van geweldloos verzet bestudeerd vooral met de bus boycott in Montgomery. King schrijft in zijn autobiografie: “Like most people, I had heard of Gandhi, but I had never studied him seriously. As I read I became deeply fascinated by his campaigns of nonviolent resistance. I was particularly moved by his Salt March to the Sea and his numerous fasts. The whole concept of Satyagraha (Satya is truth which equals love, and agraha is force; Satyagraha, therefore, means truth force or love force) was profoundly significant to me. As I delved deeper into the philosophy of Gandhi, my skepticism concerning the power of love gradually diminished, and I came to see for the first time its potency in the area of social reform.”[24]

The strategie, tactieken en technieken die Gandhi had ontwikkeld werden toegepast door grote groepen zwarte activisten in Montgomery. King: “In the summer of 1957 the name of Mahatma Gandhi was well known in Montgomery. People who had never heard of the little brown saint of India were now saying his name with an air of familiarity. Nonviolent resistance had emerged as the technique of the movement, while love stood as the regulating ideal. In other words, Christ furnished the spirit and motivation while Gandhi furnished the method.”[25]

King heeft zijn strategie van geweldloos beschreven, uitgelegd en verdedigd in zijn boek Stride Toward Freedom. Hij gaat in detail in op alle filosofische, strategische, tactische en technische aspecten van geweldloos verzet, inclusief de argumenten tegen deze strategie. Bij iedere stap grijpt hij terug naar wat hij van Gandhi heeft geleerd.

In 1956 was premier Nehru van India in de VS en nodigde King en zijn vrouw Coretta uit voor een bezoek aan India. Gandhi was toen al dood.

King beschrijft zijn ervaring in India: “We had a grand reception in India. The people showered upon us the most generous hospitality imaginable. Almost every door was open so that our party was able to see some of India’s most important social experiments and talk with leaders in and out of government, ranging from Prime Minister Nehru, to village councilmen and Vinoba Bhave, the sainted leader of the land reform movement. Since our pictures were in the newspapers very often it was not unusual for us to be recognized by crowds in public places and on public conveyances. Occasionally I would take a morning walk in the large cities, and out of the most unexpected places someone would emerge and ask: “Are you Martin Luther King?” We had hundreds of invitations that the limited time did not allow us to accept. We were looked upon as brothers, with the color of our skins as something of an asset. But the strongest bond of fraternity was the common cause of minority and colonial peoples in America, Africa, and Asia struggling to throw off racism and imperialism. We had the opportunity to share our views with thousands of Indian people through endless conversations and numerous discussion sessions. I spoke before university groups and public meetings all over India. Because of the keen interest that the Indian people have in the race problem these meetings were usually packed. Occasionally interpreters were used, but on the whole I spoke to audiences that understood English. The Indian people love to listen to the Negro spirituals. Therefore, Coretta ended up singing as much as I lectured. We discovered that autograph seekers are not confined to America. After appearances in public meetings and while visiting villages, we were often besieged for autographs. Even while riding planes, more than once pilots came into the cabin from the cockpit requesting our signatures. We got good press throughout our stay. Thanks to the Indian papers, the Montgomery bus boycott was already well known in that country. Indian publications perhaps gave a better continuity of our 381-day bus strike than did most of our papers in the United States. We held press conferences in all of the larger cities—Delhi, Calcutta, Madras, and Bombay—and talked with newspapermen almost everywhere we went. They asked sharp questions and at times appeared to be hostile, but that was just their way of bringing out the story that they were after. As reporters, they were scrupulously fair with us and in their editorials showed an amazing grasp of what was going on in America and other parts of the world.”[26]

Het is interessant om te zien hoe King en zijn metgezellen kennis maakten met het vraagstuk van reparations and affirmative action in India voor de “untouchables” in een gesprek met Nehru. Hij vergelijkt dat beleid met het beleid in de VS m.b.t. zwarte emancipatie. King schrijft: “The Indian government spent millions of rupees annually developing housing and job opportunities in villages heavily inhabited by untouchables. Moreover, the prime minister said, if two applicants compete for entrance into a college or university, one of the applicants being an untouchable and the other of high caste, the school is required to accept the untouchable. Professor Lawrence Reddick, who was with me during the interview, asked: “But isn’t that discrimination?” “Well, it may be,” the prime minister answered. “But this is our way of atoning for the centuries of injustices we have inflicted upon these people.” From the prime minister down to the village councilmen, everybody declared publicly that untouchability is wrong. But in the United States some of our highest officials declined to render a moral judgment on segregation, and some from the South publicly boasted of their determination to maintain segregation. That would be unthinkable in India. Although discrimination has not yet been eliminated in India, it is a crime to practice discrimination against an untouchable.”[27]

King gaf de essentie weer van de relatie tussen Afrikanen en Indiërs: “The strongest bond of fraternity was the common cause of minority and colonial peoples in America, Africa, and Asia struggling to throw off racism and imperialism.”

Eenheid maakt macht, verdeeldheid breekt kracht

De kwestie van eenheid tussen onderdrukte volkeren is voor veel leiders in de gekoloniseerde een belangrijk thema geweest. Europese mogendheden hadden de wereld gekoloniseerd en hun volkeren meedogenloos onderdrukt en uitgebuit. Ze hebben de strategie gebruikt van verdeel-en-heers en de kolonisatie van de geest. Alle leiders van de bevrijdingsstrijd tegen het kolonialisme realiseerden zich deze essentiële regel: eenheid maakt macht, verdeeldheid breekt kracht.

De strategie van verdeel-en-heers was vaak heel effectief. Onder alle gekoloniseerde gemeenschappen heerst er angst voor de kolonisator en woede over de vernedering, onderdrukking en uitbuiting. De strategie van verdeel-en-heers richt de focus van angst en woede weg van de kolonisator en binnen de eigen gemeenschappen. In de zwarte gemeenschappen werd de kleurschakering gebruikt als instrument: hoe lichter de huidskleur, hoe beter de sociale, economische en culturele positie. In de multiculturele gemeenschappen werden Afrikanen opgezet tegen Aziaten en omgekeerd. En als die strategie gecombineerd werd onderling geweld, dan zijn de gevolgen voor generaties niet te overzien: de woede is direct verbonden met leed die elkaar is aangedaan.

In Suriname zijn Hindostanen en Afro-Surinamers tegen elkaar opgezet bij verkiezingen. Politiek was gebaseerd op de manipulatie van de spanningen tussen deze bevolkingsgroepen. Pas na de coup van 25 februari 1980 is het element van dekolonisatie onderdeel geworden van de politiekvoering. In Suriname heeft de verdeel-en-heers strategie van Nederland niet geleid tot geweld, maar in het buurland Guyana wel.

In 1950 richten de Marxist Chedi Jagan (Hindostaanse komaf) en Forbes Burnham (Afro-Guyanese komaf) samen de People’s Progressive Party (PPP) op als een socialistische partij die de strijd voor onafhankelijkheid tegen Engeland zou leiden. De PPP won de verkiezingen van 1953 en begon sociale hervormingen door te voeren op weg naar de onafhankelijkheid, die uiteindelijk in 1966 werd bereikt. De Engelsen stuurden militairen naar Guyana en zetten Jagan af. De Britse en Amerikaanse inlichtingendiensten begonnen in te werken op de PPP en een scheiding te bewerkstelligen tussen Hindostanen en Afro-Guyanezen. Dat was effectief. In de verkiezingen van 1957 namen twee fracties van de PPP (Jagan en Burnham) apart deel aan de verkiezingen, maar Jagan won 9 van de 14 zetels en Burnham 3. Veel Afro-Guyanezen hadden toch op Jagan gestemd. De CIA zetten met steun van de Engelsen een campagne op om de twee bevolkingsgroepen uit elkaar te drijven. De woede over racisme en kolonialisme werden gericht op elkaar. Gekoloniseerde Hindostanen vertellen racistische verhalen van de witte kolonisator over de minderwaardigheid van Afro-Guyanezen en hun wens om Hindostaanse vrouwen te verkrachten. Afro-Guyanezen vertellen racistische verhalen van de kolonisator over gierige Hindostanen die zwarten willen uitbuiten. Die spanningen worden gecombineerd met stakingen en demonstraties en monden uit in honderden doden in de beginjaren zestig. Het heeft de etnische relaties in Guyana voor decennia verstoord. Stephen Rabe, die de campagne van de Amerikaanse inlichtingendienst met steun van de Britten in Guyana uitvoerig heeft gedocumenteerd, concludeert: U.S. policymakers generated political instability and economic chaos and incited racial warfare in the British colony.”[28]

Sociale bewegingen krijgen vaak te maken met inlichtingendiensten. De Black Panthers Party in Amerika is ten onder gegaan door infiltranten van de FBI. De Russische revolutionair Victor Serge heeft een handboek samengesteld voor revolutionairen met de titel: “What everyone should know about repression“. De archieven van de Russische inlichtingendienst was na de revolutie van 1917 in handen gevallen van de revolutionairen. Serge heeft in zijn handboek uitgelegd hoe inlichtingendiensten werken om sociale bewegingen te ondermijnen. Een belangrijk element is de inzet van provocateurs die verdeel-en-heers strategieën toepassen en onderling wantrouwen creëert.[29]

Een soortgelijk handboek werd vijftig jaar later samengesteld door de Amerikaanse CIA agent Philip Agee met de titel “Inside the Company – CIA diary“.[30] Agee werkte 12 jaar voor de CIA in Latijns Amerika tegen anti-imperialistische organisaties. Hij kreeg er later spijt van en verzamelde zijn ervaringen in de vorm van een handboek die door sociale bewegingen gebruikt zijn geworden over hoe om te gaan met inlichtingendiensten.

De algemene les is: verdeel-en-heer bestrijd je door de focus te leggen waar het hoort: de strijd tegen kolonialisme. Leiders van de Aziatische en Afrikaanse bevrijdingsbewegingen hebben dat goed begrepen. Ze kennen de woede in hun gemeenschappen over vernedering en onderdrukking heel goed en beseffen dat die woede een focus moet hebben: de kolonisator. Als die focus verschuift naar onderlinge strijd, dan heb je een belangrijke slag verloren.

De focus van de strijd in Nederland is institutioneel racisme. Het verwijderen van standbeelden van slavenhouders heeft een duidelijk focus: de kolonisator. Het verwijderen van het standbeeld van Gandhi is daar geen deel van. Gandhi was geen deel van de kolonisator. Hij was gekoloniseerd in zijn geest zoals veel gekleurde mensen. Hij is uiteindelijk gedekoloniseerd in zijn geest. De focus te verschuiven van de kolonisator naar hem is onderdeel van verdeel-en-heers. Daarom is die actie niet goed te keuren. Die afkeuring betekent niet dat niet gesproken moet worden over de problematische aspecten van zijn leiderschap en in het algemeen van leiderschap van sociale bewegingen. Dat gesprek is hard nodig. Maar het moet gebaseerd zijn op feiten en het totaalplaatje. Dan is het deel van de groei van sociale bewegingen, anders wordt het deel van de strategie van verdeel-en-heers.

Bronnen

Agee, P. (1975): Inside the Company. CIA diary. Stonehill Publishing Company. London.

Carson, C. (1998): The Autobiography of Martin Luther King Sr.. IPM/Warner Books. New York.

Desai, A. and Vahed, G. (2016): The South African Gandhi. Stretcher-bearer of the Empire. Stanford University Press. Stanford.

Gandhi, M.K. (1956-1994 (xx)): The Collected Works of Mahatma Gandhi. https://www.gandhiheritageportal.org/the-collected-works-of-mahatma-gandhi. Accessed 19-6-2004. De referentie naar de verschillende delen is opgenomen tussen haakjes (xx).

King, M.L (1958): Stride Toward Freedom. The Montgomery Story. Beacon Press. Boston.

Mandela, N. (1964): I am not a communist. From speech in his defence at the Rivonia Trial while Secretary General of the ANC, in June 1964. The speech is known by the title ‘I Am Prepared to Die’. in: Bragança, A. de and Wallerstein, I. (eds.) (1982), p. 91-95.

Petition (2016): Gandhi’s Statue at the University Of Ghana Must Come Down. https://www.change.org/p/the-members-of-the-university-of-ghana-council-gandhi-s-statue-at-the-university-of-ghana-must-come-down. Accessed 20-6-2020.

Rabe, S. (2005): U.S. intervention in British Guiana. A cold war story. Univ. Of North Carolina Press. Chapel Hill.

Serge, V. (1979): What everyone should know about repression. New Park Publications. Original: 1926.

[1] Desai, A. and Vahed, G. (2016): The South African Gandhi. Stretcher-bearer of the Empire. Stanford University Press. Stanford.

[2] Desai, A. and Vahed, G. (2016), p. 36.

[3] Mandela, N. (1964), p. 95.

[4] Desai, A. and Vahed, G. (2016), p. 89.

[5] Gandhi, M.K. (1956-1994 (1)), p. 179.

[6] Gandhi, M.K. (1956-1994 (1)), p. 193.

[7] Idem, p. 225.

[8] Idem, p. 229.

[9] Desai, A. and Vahed, G. (2016), p. 30.

[10] Gandhi, M.K. (1956-1994 (11)), p. 107.

[11] Gandhi, M.K. (1956-1994 (12)), p. 432.

[12] Gandhi, M.K. (1956-1994 (34)), p. 11-12.

[13] Idem, p. 79.

[14] Gandhi, M.K. (1956-1994 (36)), p. 397.

[15] Gandhi, M.K. (1956-1994 (45)), p. 148.

[16] Gandhi, M.K. (1956-1994 (63)), p. 351.

[17] Gandhi, M.K. (1956-1994 (89)), p. 280.

[18] Idem.

[19] Gandhi, M.K. (1956-1994 (52)), p. 102.

[20] Gandhi, M.K. (1956-1994 (89)), p. 280.

[21] Gandhi, M.K. (1956-1994 (29)), p. 28.

[22] Gandhi, M.K. (1956-1994 (36)), p. 361.

[23] Thurman, H. (1979), p. 132.

[24] Carson, C. (1998), p. 34.

[25] Carson, C. (1998), p. 72.

[26] Carson, C. (1998), p. 127-128.

[27] Carson, C. (1998), p. 136-137.

[28] Rabe, S. (2005), p. 175.

[29] Serge, V. (1979).

[30] Agee, P. (1975).