Categorie archieven: Suriname

Essay Sandew Hira over Aziatische dwangcontractarbeid

Op woensdag 29 mei organiseren het Collectief Contractarbeid en minister Dijkgraaf van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en coördinerend minister van het Herdenkingsjaar Slavernijverleden een conferentie met als titel “Contractarbeid uit de Schaduw” in Den Haag. Vooruitlopend op deze conferentie heeft Sandew Hira een essay geschreven met als titel “Kolonialisme en Aziatische dwangcontractarbeid”. Daarin behandelt hij de geschiedenis van Aziatische contractarbeid en de vergelijking met slavernij. Ook trekt hij enkele conclusies m.b.t. een beleid ten aanzien van kolonialisme en Aziatische dwangcontractarbeid.

Een opmerkelijk resultaat van deze studie is dat het jaarlijkse sterftecijfers onder Hindostanen gemiddeld 4% was; dat is tweemaal hoger dan het sterftecijfer onder de totslaafgemaakten in de periode van slavernij tussen 1833 en 1842, toen de discussie begon over de afschaffing van slavernij.

Het essay is hier te downloaden: https://iisr.nl/wp-content/uploads/2024/05/Sandew-Hira-Kolonialisme-en-Aziatische-dwangarbeid-in-Suriname.pdf.

Zijn Surinamers gek geworden?

Sandew Hira, 24-2-2020

Inleiding

Hoe is het mogelijk dat een regering die verantwoordelijk is voor torenhoge prijzen, stijgende wisselkoersen, desastreuze leningenbeleid, korruptie-schandalen en nog veel ergere wandaden 35.000 man op de been krijgt om haar steun te betuigen terwijl de oppositie die met nationale en internationale steun van de media en onophoudelijke campagnes amper 4.000 mensen op de been kan brengen om te protesteren tegen de regering? Zijn Surinamers gek geworden?

Als je de media mag geloven, dan is dat de enige conclusie die je kunt trekken. Wie nu nog de media gelooft, gelooft ook in sprookjes. De twee demonstraties van 17 en 24 februari was een confrontatie tussen pro- en anti-koloniale stromingen in de Surinaamse politiek. Dit artikel gaat dieper in op de betekenis van de verkiezingsstrijd die nu gaande is in Suriname.

Het artikel behandelt de volgende onderwerpen:

  1. De historische ontwikkeling tussen de pro- en anti-koloniale stromingen in Suriname.
  2. De krachtsverhoudingen tussen oppositie en coalitie nu.
  3. De mogelijke scenario’s na de verkiezingen.

1. De historische ontwikkeling

De historische ontwikkeling

Vanuit een historische kader bekeken zijn de verkiezingen van 2020 deel van een lange strijd in Suriname voor dekolonisatie. Tussen 1980 en 1987 werd die strijd gevoerd met militaire middelen. Sinds 1987 wordt die strijd gevoerd in de arena van de parlementaire democratie. Tussen 1987 en 2015 zijn er zeven verkiezingen geweest. Dat heeft geresulteerd in 21 partijen en partij-combinaties die een DNA-zetel hebben kunnen bemachtigen. Die partijen kunnen we grofweg indelen in partijen die pro- en partijen die anti-koloniaal zijn. Dit zijn globale scheidslijnen, want sommige partijen kunnen duidelijk gekarakteriseerd als pro- of anti-koloniaal, terwijl dat bij sommige partijen niet het geval is. Vaak hebben partij-combinaties meegedaan aan de verkiezingen die bestonden uit een mengelmoes van pro- en anti-koloniale krachten.

De partijen rond de NDP karakteriseer ik als de anti-koloniale stroming en de partijen rond het Front als de pro-koloniale stroming. Dit zijn de verschillen tussen de twee stromingen.

Politiek: De anti-koloniale stroming wil daadwerkelijke onafhankelijkheid en wil geen directe of indirecte politieke invloed van Nederland in Suriname. De pro-koloniale stroming heeft nauw contact met de kolonisator en stemt haar beleid af met de kolonisator.

Sociaal: De anti-koloniale stroming is multi-etnisch en verenigd in één partij. De pro-koloniale stroming is gebaseerd op etnische segregatie en georganiseerd in politieke partijen die op etnische leest zijn geschoeid.

Economisch: De anti-koloniale stroming wil economische onafhankelijkheid van Nederland. De oprichting van Staatsolie is daarvan het levend bewijs. De pro-koloniale stroming zoekt altijd naar de verbinding met Nederland. Toen ze aan de macht kwam in 1980 en daarna in 1987 heeft ze de ontwikkelingshulp als een belangrijke bron gezien voor de ontwikkeling van Suriname.

Cultureel: De anti-koloniale stroming gaat uit van vertrouwen in eigen kunnen en het versterken van de Surinaamse identiteit en trots. De anti-koloniale beweging is geworteld in de anti-koloniale traditie die gesymboliseerd wordt door Anton de Kom. Ze hebben de universiteit naar Adek genoemd. De pro-koloniale stroming haalt het vertrouwen in eigen kunnen neer, praat in negatieve termen over wat er mis is met Suriname en hemelt anderen op en zwijgt over de historische strijd tegen het Nederlands kolonialisme. Dit zijn grofweg de verschillen. Het kan uitgewerkt en verfijnd worden.

Hoe hebben de krachtsverhoudingen tussen deze stromingen zich ontwikkeld in de verkiezingsstrijd tussen 1987 en 2015?

Grafiek 1 geeft de verkiezingsuitslagen weer (gebaseerd op tabel 2). Ik heb daarbij de globale indeling gehanteerd naar koloniale en anti-koloniale stroming. Die indeling is soms enigszins arbitrair. Zo heb ik de VVV-combinatie die in 2005 aan de verkiezingen deelnam onder de anti-koloniale kracht geschaard omdat de DNP o.l.v. Wijdenbosch in die combinatie zat en president werd. Maar de overige partijen van die combinatie kwamen uit de oude politiek (BVD, KTPI, PL, PPRS); zie tabel 2.

Grafiek 1: De verhouding pro- en anti-koloniale stromingen bij de verkiezingsuitslag voor de DNA zetels

De historische trend is overduidelijk. In de afgelopen veertig jaar heeft er een dramatische shift plaatsgevonden van de dominantie van pro-koloniaal naar anti-koloniaal. De grafiek laat dat visueel zien.

Tabel 1 toont dezelfde data in cijfers. In 1987 hadden de pro-koloniale krachten een overweldigende meerderheid van 44 zetels. In veertig jaar tijd zijn ze gehalveerd. De anti-koloniale stroming is enorm gegroeid van 7 naar 27 zetels.

Tabel 1: De verhouding pro- en anti-koloniale stromingen bij de verkiezingsuitslag voor de DNA zetels

Tabel 2 geeft een gedetailleerd inzicht in de krachtsverhoudingen in het parlement. Daaruit blijkt de NDP de centrale kracht is in de anti-koloniale stroming. In 1987 had de NDP maar drie zetels. Ze heeft de verdeeldheid die er voor 2015 was onder progressieve krachten weten te overkomen en een eenheidsbeweging gevormd. Ze heeft op eigen kracht 26 zetels weten te behalen in 2015. De PALU begon goed in 1987 met vier zetels, maar wist dat niet vast te houden. Haar betekenis is nu niet significant.

Bij de pro-koloniale krachten is etniciteit de basis voor politiekvoering waardoor er een enorme verscheidenheid is aan partijen, maar de spil die dit geheel aan elkaar bindt is de VHP. Zij is in alle combinaties de belangrijkste partij. De NPS die in het begin een even belangrijke factor was als de VHP is verschrompeld tot twee zetels.

Tabel 2: De specificatie van de pro- en anti-koloniale stromingen bij de verkiezingsuitslag voor de DNA zetels

Hoe moeten we deze dramatische omslag verklaren? Het gaat namelijk niet om een verandering in één jaar, maar om een historische trend van bijkans 30 jaar. Je moet de oorzaak dan ook niet zoeken in een gebeurtenis rond een verkiezingsjaar, maar in de historische krachten achter de uitslag.

De eerste verklaring ligt in de verandering van de sociale samenstelling van de bevolking, met name de etniciteit.

Tabel 3 geeft de verandering weer in de etnische samenstelling van de bevolking in Suriname op basis van de volkstellingen.

Tabel 3: Bevolking van Suriname naar etniciteit

Hieruit blijkt dat er een grote groep “Gemengd” is ontstaan, Surinamers die geboren zijn uit ouders van verschillende etnische groepen. Hun aandeel is gestegen van 0% in 1971 naar 13% in 2012. Dit percentage zal de komende jaren alleen maar stijgen en zal in 2020 hoger zijn dan 13%. De categorie “overigen” zijn Brazilianen, Haitianen en de nieuwe Chinezen die niet in de historische periode van contractarbeid naar Suriname zijn gekomen, maar met de nieuwe migratie uit China. Omdat de bestaande partijen een etnische identiteit hebben is er voor deze groep geen natuurlijke binding met deze partijen. De twee grote etnische groepen – Hindostanen en Afro-Surinamers – zijn in hun aandeel gedaald. De Hindostanen met 10% en de Afro-Surinamers met 15%. Daartegenover staat dat het aandeel van de Marrons is gestegen van 10% naar 22%. De VHP was geprofileerd als de partij van de Hindostanen en de NPS als de partij voor de Afro-Surinamers inclusief de Marrons. Maar die laatste groep heeft eigen politieke partijen opgezet die met succes hebben deelgenomen aan de verkiezingen.

Als je verkiezingen puur op basis van etnische politiekvoering zou bekijken, dan zouden bij een evenredige kiesstelsel (Suriname heeft een districtenstelsel) de zetelverdeling naar etniciteit (op basis van de verhoudingen uit 2012) er als volgt uitzien. We koppelen de etnische groepen aan bestaande partijen in de DNA. Dan krijgen we het volgende plaatje. De Marrons koppelen we aan ABOP/BEP. Zij hebben samen 7 zetels (2015), maar hebben een etnisch maximum van 11. De Afro-Surinamers koppelen we aan de NPS. Zij hebben nu 2 zetels met een etnisch maximum van 8. De Hindostanen koppelen we aan de VHP met nu 9 zetels en een etnisch maximum van 14. De Javanen zijn gekoppeld aan PL met 5 zetels nu en een etnisch maximum van 5. De rest is gekoppeld aan NDP/PALU/DOE met nu 28 zetels en een etnisch maximum van 11.

Tabel 4: Zetelverdeling op basis etnische groep

Een tweede element is sociale klasse. Doordat politiek partijen op etnische basis waren georganiseerd, hadden de armste sociale klassen geen afzonderlijke stem. De SPA was gelieerd aan de vakbeweging maar toch vooral een Afro-Surinaamse partij. De multi-etniciteit van de NDP heeft de poort geopend naar een partij die sociale klasse als basis heeft. De armste delen van de samenleving uit verschillende etnische groepen laten nu via de NDP hun stem laten horen.

Welke conclusie kun je trekken uit deze exercitie? De belangrijkste conclusie is dat etniciteit niet de primaire basis vormt voor de uitslag van de verkiezingen. De “Overige” hebben nu 28 zetels, terwijl ze maximaal 11 zouden moeten hebben. De NPS zit ver onder haar maximum en de VHP en ABOP/BEP ook redelijk ver. Alleen PL zit redelijk dicht bij haar etnische maximum. Het betekent niet dat etniciteit totaal geen rol meer speelt, maar partijvorming op etnische leest heeft haar langste tijd gehad.

De derde factor die de historische shift verklaart is opleiding en bewustwording. En bewustwording is belangrijker dan opleiding. De afgelopen jaren hebben steeds meer mensen onderwijs genoten. Het onderwijs is geschoeid op koloniale leest, van het lager onderwijs tot en met de universiteit. Daarom is het belangrijk om te kijken naar hoe het proces van anti-koloniale bewustwording zich heeft ontwikkeld.

Daarvoor moeten we teruggaan naar de lange traditie van verzet tegen het kolonialisme van de Inheemsen, de totslaafgemaakte Afrikanen en de Marrons, de Aziatische contractarbeiders en het arbeidersverzet in de jaren dertig. De pro-koloniale beweging heeft niets met die traditie, maar de anti-koloniale beweging plaatst zich binnen deze traditie.

Na de Tweede Grote Europese Oorlog (die de Europeanen de Tweede Wereldoorlog noemen) komt in Suriname de nationalistische beweging op, voornamelijk in de Afro-Surinaamse gemeenschap. Hieruit is de PNR voortgekomen. In de jaren zestig en zeventig komen linkse partijen op: Volkspartij, PALU, Marxistisch-Leninistisch Centrum Suriname e.d.. Zij brengen een anti-imperialistische en socialistische bewustwording op gang.

In hun begintijd waren deze partijen klein. De PNR is er wel in geslaagd om deel te nemen aan een regering die de onafhankelijkheid tot stand bracht. Maar de coup van 25 februari 1980 heeft een historische omwenteling gebracht. Aanvankelijk ging het om een coup zonder een duidelijk ideologische oriëntatie. Er waren socialistische en nationalistische elementen in de leiding van de toenmalige Nationale Militaire Raad. Tussen 1980 en 1987 was er een zwalkend beleid tussen links en rechts. Bij de verkiezingen van 1987 werd de NDP opgericht, maar zij verloor dramatisch. De pro-koloniale politiek kwam met een overweldigende meerderheid binnen. In de decennia daarna is er NDP erin geslaagd om een beweging op te bouwen met veel anti-koloniale krachten en daarmee de verkiezingen ook te winnen. Die beweging is gebaseerd op een anti-koloniaal bewustzijn met wortels in verschillende historische bewegingen, van nationalisten tot en met marxisten.

De mensen die in de loop er jaren gevormd zijn met een anti-koloniaal bewustzijn geven dat door aan jongeren. Bovendien is zelfeducatie via internet voor veel jongeren een belangrijke bron van informatie. De komende jaren zal deze bewust groep alleen maar groeien.

De vierde verklaring voor de historische verandering is het beleid van de pro-koloniale stroming. In 1975 kwamen ze aan de macht met een “kado” van NF 3,5 miljard “ontwikkelingshulp”. Maar de besteding werd bepaald door de Nederlanders in de Commissie Ontwikkelingssamenwerking Nederland Suriname (CONS). In 1982 was er een voorstel om uit deze gelden een brug over de Suriname rivier te bouwen. Nederland wees dat voorstel af. De NDP heeft later die brug gebouwd en daarmee oost Suriname helemaal ontsloten. Eddy Jharap, de oprichter van Staatsolie, vertelt hoe de mentaliteit van de oude politiek was voor 1980: “Ideeën voor projecten die niet direct in het belang van buitenlandse bedrijven waren, werden van tafel geveegd. Toen ik bij de GMD kwam in 1970 was drs. R. Cambridge diensthoofd, maar het onderzoeksprogramma werd geleid door dr. W. Bosma, een Nederlander. Bosma was wel gedreven, maar hij voerde een beleid van Nederland uit. Daar werd bepaald welke projecten goedgekeurd werden en fondsen kregen. Bosma rapporteerde aan de heer W. Snijders de oude koloniale directeur van het Ministerie van Opbouw. Snijders leek meer te vertellen te hebben over de operationele zaken dan de Minister van Opbouw, de heer Dr. F. Essed.

Snijders zag toe dat de projecten pasten in het Nederlandse beleid. Aardolie mocht je niet doen. Dat werd niet gefinancierd. Het beleid was er niet op gericht om de hulpbronnen in eigen beheer te ontwikkelen. Wij mochten slechts globale studies doen en eventuele vondsten vervolgens aanbieden aan buitenlandse bedrijven voor nadere evaluatie en productie.” (Hira, S.: Eddy Jharap. Vertrouwen in Eigen Kunnen. Een biografisch interview over de ontwikkeling van Staatsolie Maatschappij Suriname NV. Amrit. Den Haag 2007, p. 212).

Corruptie heb je bij de NDP en de oude politiek. De corruptie van de oude politiek ging gepaard met een beleid dat gericht was op de bevordering van de belangen van buitenlandse bedrijven. De corruptie bij de NDP heeft niet verhinderd dat Staatsolie van de grond is gekomen en de infrastructuur van het land sterk is verbeterd: het wegennet, de bruggen, water en elektriciteit in het binnenland e.d. Die praktische verbeteringen in het dagelijks leven van de mensen heeft geleid tot de versterking van de basis van de anti-koloniale stroming.

2. De krachtsverhoudingen nu

Wat betekent deze analyse voor de perspectieven van de verkiezingen van 2020. De NDP heeft nu 26 zetels. De partij heeft Suriname door een diepe economische crisis moeten loodsen. Voor ieder partij in elk land heeft dit negatieve gevolgen voor haar electoraat. De ontevredenheid richt zich op de zittende regering. Het is dan de vraag hoe diep het anti-koloniaal bewustzijn is doorgedrongen bij het electoraat om nog vertrouwen te houden in de NDP.

In Venezuela zijn de anti-koloniale krachten in 1999 middels verkiezingen aan de macht gekomen. Sindsdien zijn er 25 verkiezingen geweest: voor de president, het parlement, de deelstaten, de gemeenten en referenda over grondwetswijzigingen. De anti-koloniale krachten hebben 23 verkiezingen gewonnen, ook in de laatste jaren toen de economische crisis en de Amerikaanse boycot Venezuela hard trof. Maar het nationalistische en anti-imperialistisch bewust is daar heel hoog. De organisatiegraad van de massa-organisaties (boeren, jongeren, studenten, vrouwen, wijkorganisaties) en de Bolivariaanse partij is ook enorm hoog. En ondanks de crisis heeft dat geleid tot electorale winst voor de Chavistas.

Een terugval van de NDP van 26 naar zeg 13 zetels is heel onwaarschijnlijk vanwege de factoren die ik hierboven beschreven heb. Als we kijken naar de opiniepeilingen van IDOS en NIKOS, dan zie ik in de cijfers een bevestiging hiervan.

Ze voorspellen een teruggang van de NDP met meer dan de helft in Paramaribo (tabel 5). Maar het percentage zwevende kiezers is heel hoog. Ze zijn goed voor 6-7 zetels in Paramaribo. In de opiniepeiling van IDOS geeft driekwart (77%) van de respondenten aan dat de economische situatie in Suriname slechter is dan een jaar geleden. Nog eens 84% geeft aan dat ze ontevreden tot heel ontevreden is over de huidige economische situatie. Hoe komt het dat dat zich niet vertaald in een duidelijke keuze tegen de NDP en het aantal zwevende kiezers nul is. Als alle zwevende kiezers door de NDP overtuigd kunnen worden van hun goede bedoelingen dan zou haar zetelaantal zelf stijgen van 9 naar 10-11. Dat is niet waarschijnlijk. Waarschijnlijker is dat de zwevende kiezers over de verschillende partijen worden verdeeld en dat de NDP in Paramaribo op basis van de huidige peiling van 9 zetels teruggaat naar 6-7.

Tabel 5: Opiniepeiling IDOS/NIKOS in Paramaribo

Maar Paramaribo heeft slechts éénderde van alle zetels (zie tabel 6).

Tabel 6: zetelverdeling DNA naar district en partij

De vraag is of en hoe de situatie in de districten zal afwijken van die van Paramaribo. De NDP is geworteld in alle districten. Ze kan in Paramaribo 2-3 zetels verliezen en misschien in de districten nog enkele. In het binnenland is er veel gedaan aan water- en electriciteitsvoorzieningen. Misschien kan ze die zetels behouden.

Mijn inschatting is dat een mogelijk verlies van de NDP in de orde kan zijn van 0-6. Veel zal afhangen van hoe de campagne in de komende maanden wordt gevoerd. Een dramatische terugdraaien van de historische trend acht ik heel klein, maar een verlies van tussen 0-6 zetels is heel goed mogelijk. Maar nogmaals, dit hangt af van de campagne. Het is mogelijk dat de kracht van de NDP in combinatie met de zwakte van de oppositie toch nog voor een verrassing zorgt en ze niet verliest, maar wint.

De kracht van de NDP ligt in twee zaken: haar sterke organisatie en haar ideologische basis. Net als in Venezuela is goede communicatie en mensen constant uitleggen wat er gebeurt en hoe dat te begrijpen van cruciaal belang. Die zaken kunnen een basis zijn voor het opvangen van de effecten van de crisis op het electoraat.

De zwakte van de NDP in het management van het openbaar bestuur: veel wisselingen in de ministers en andere belangrijke posten, problemen met korruptie, trage besluitvorming en slechts communicatie. Die zwakte moeten ze de komende maanden zien te overwinnen met hun kracht.

Een andere zwakte van de NDP is het probleem van kadervorming. Een massa-partij als de NDP die fundamentele veranderingen wil aanbrengen in de samenleving moet geworteld zijn in alle belangrijke sectoren van de samenleving: de vakbeweging, de studentenbeweging, de professionals, de landbouwers etc. Als de VES spreekt zou je een batterij progressieve economen moeten hebben die in staat zijn om een antwoord te formuleren op de onzin die de VES uitkraamt. Als de pro-koloniale juristen alles recht praten wat krom is, zou je anti-koloniale juristen moeten hebben die met publicaties en discussie een repliek kunnen formuleren. Studenten op de universiteit zouden de voorhoede moeten zijn in de anti-koloniale beweging en de hervorming van de structuren van het hoger onderwijs moeten leiden. Dit alles is er niet en dat is een zwakte van een anti-koloniale partij als de NDP.

De partij leunt sterk op het charismatisch leiderschap van Bouterse. Dat is een kracht en een zwakte. Als die leiding wegvalt en niet goed functioneert, dan is er een groot probleem. In Venezuela heeft Hugo Chavez dit voorzien en gezorgd voor een goede overgang naar nieuw leiderschap. Hetzelfde is in Cuba gebeurd.

De kracht van de oppositie zit eigenlijk maar in één ding: de manipulatie van de onderbuikgevoelens van ontevredenheid over de economische crisis. Er is geen visie op hoe de samenleving in te richten (economisch, sociaal, cultureel, politiek) om nieuwe uitdagingen aan te gaan.

De zwakte van de oppositie zit in haar organisatie en haar ideologie. De oppositie bestaat uit een conglomeraat van allerlei partijen die niet op één lijn zitten. Hun organisatorische zwakte bleek op 17 februari. Als alle partijen hun achterban hadden georganiseerd dan hadden ze niet vierduizend, maar 15.000 op straat moeten brengen. Nu was het nota bene georganiseerd door een individu die geen leider is van één van de partijen. De vertaling van de demonstratie naar organisatorisch versterking van de partijen is er niet.

De massabijeenkomsten van de NDP leiden tot versterking van de organisatorische structuren van de partij. Dat is het emotionele en politieke effect van zulke bijeenkomsten.

Van alle partijen heeft de VHP de sterkste organisatie. Maar haar zwakte is etniciteit. Ze is onlangs begonnen met een beleid om in andere etnische groepen een basis te ontwikkelen, maar dat gebeurt niet in een paar jaren. Hiervoor is een culturele omslag nodig die lang kan duren.

Ik voorzie dat de historische trend die we de afgelopen decennia gezien hebben van de neergang van de pro-koloniale beweging en de opgang van de anti-koloniale beweging niet gestopt zal worden. Maar de komende maanden kunnen voor een verrassing zorgen. Soms kan een schandaal vlak voor de verkiezingen een enorme impact hebben op de verkiezingsuitslag.

3. Hoe verder na de verkiezingen?

Hoe gaat het verder na de verkiezingen? Laten we drie scenario’s op een rijtje zitten.

  1. De NDP behoudt haar meerderheid in het parlement. Nadat iedereen bekomen is van het feesten en de oppositie haar wonden heeft gelukt, blijft de vraag: hoe overkom je de diepe verdeeldheid in de Surinaamse samenleving van de afgelopen decennia. Hoe voorkom je dat de polarisatie blijft bestaan en een hinderpaal blijft in de vreedzame ontwikkeling van het land. Dat kan alleen door een handreiking te doen naar de oppositie en een proces van dialoog en verzoening op gang te brengen.
  2. De NDP beperkt haar verlies tussen 0-6 zetels. Ze moet dan een coalitie vormen met andere partijen. Veel hangt af van hoe de afzonderlijke partijen van de oppositie het doen.
  3. De NDP verliest meer dan 6 zetels. Dan is de kans dat de oppositie een regering vormt heel groot. En dan zal ook voor hen de vraag blijven: wil je een samenleving besturen door de diepe verdeeldheid te laten voortmodderen en de kans lopen dat je de rekening vijf jaar later gepresenteerd krijgt, of ben je een in staat om een historische stap te zetten en toch een proces van dialoog en verzoening op gang te brengen.

 

Voor de twee grootste partijen – de NDP en de VHP – zijn deze verkiezingen erop of eronder. Als de NDP niet in de regering komt, dan moet de partij zich voorbereiden op een rol in de oppositie en zich de vraag stellen: wat voor oppositiepartij wil je zijn?

Als de VHP niet in de regering komt, dan zullen in de VHP stemmen opgaan die het leiderschap van Santokhi ter discussie zullen stellen. Want vijf jaar oppositie zal voor de VHP-ondernemers een grote klap zijn. Zij zullen de partij mogelijk verlaten en hun steun geven aan wie in de regering zit.

De komende maanden zijn beslissend voor welke van deze scenario’s actueel worden.